• No results found

De negentiende-eeuwse nachtwakerstaat lijkt

In document Allemaal even decentraal graag! (pagina 59-63)

histo-risch gezien een aberratie, een

afwijking van een eeuwenoude

bestuurlijke praktijk

Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving

60

lidmaten nu ook doop- en geboorteleden onderscheiden werden. De kerke-lijkheid van de afgelopen twee eeuwen, aanmerkelijk groter dan ten tijde van de Republiek, heeft een politieke oorzaak: de kerk was een belangrijke instelling van maatschappelijke zorg geworden. De Armenwet van 1854, door minister G.C.J. van Reenen (Binnenlandse Zaken) tot stand gebracht, bepaalde dat ondersteuning der armen primair ‘aan de kerkelijke en bij-zondere instellingen van liefdadigheid’ werd overgelaten. ‘Geen burgerlijk bestuur mag onderstand verlenen aan armen dan na zich voor zoover mo-gelijk, te hebben verzekerd, dat zij dien niet van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid kunnen erlangen, en dan slechts bij vol-strekte onvermijdelijkheid.’16

Deze wet werd in 1912 door minister Theo Heemskerk (Binnenlandse Za-ken) weliswaar gemoderniseerd, maar de principes ervan bleven geldig tot de katholieke ministers Marga Klompé (Maatschappelijk Werk) en Gerard Veldkamp (Sociale Zaken) de Algemene Bijstandswet tot stand brachten, die in 1965 in werking trad. Daarbij stelden ze dat het ‘verlenen van bij-stand een overheidstaak is’ en dat de overheid een ‘bijbij-standsplicht’ heeft.17

In de praktijk was de bijdrage van de kerken, ook door het verschijnen van vele andere regelingen, sinds het begin van de eeuw al veel kleiner gewor-den. In zijn Bart Tromp-lezing merkte Jan Bank enkele jaren geleden op dat deze ‘secularisatie van de armenzorg – gepropageerd en gewild door con-fessionele partijen’ indirect de ‘concon-fessionele invloed op de sociale zorg ingeperkt’ heeft en zo bijgedragen heeft aan een algemene secularisatie.18

De oude lijn

Maar verder kan men toch eerder zeggen dat door de sterke invloed van confessionele politieke partijen op de vormgeving van het socialezeker-heidsstelsel in de twintigste eeuw in feite de lijn van de oude stedelijke politiek weer opgenomen werd, nu echter op landelijk niveau. Dat hield in dat de overheid wel de regie voerde en, net als ooit bij de gilden het geval was, verplichtingen oplegde, maar tevens bij de uitvoering vaak zo veel mogelijk overliet aan maatschappelijke actoren, organisaties van werkge-vers en werknemers en andere instanties. Minder dan in veel andere mo-derne landen nam de staat in Nederland alles zelf in handen.

De maatschappijwetenschapper Marcel Hoogenboom heeft daarbij ge-opperd dat er meer dan alleen een confessionele visie op soevereiniteit in eigen kring en subsidiariteit speelde, namelijk ook een strijd van de oude standenmaatschappij tegen een nieuwere ordening. Toen de katholieke partij na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918/22 aan kracht won, verschoof de balans naar een iets grotere rol voor de overheid. De

Jan Dirk Snel

Samenwerken in zorg – een kleine geschiedenis

61

scheidslijn lag soms vooral tussen gevestigde protestanten (liberaal, an-tirevolutionair of christelijk-historisch) enerzijds en zich emanciperende katholieken en sociaaldemocraten anderzijds.19

Het gaat daarbij om accenten. De moderne verzorgingsstaat voert veel meer taken uit dan stedelijke overheden vroeger konden, maar dat komt vooral door de welvaart, die vanaf de industriële revolutie mogelijk werd en na de Tweede Wereldoorlog tot een nieuwe, voordien ongekende omvang leidde. Maar de fundamentele uitgangspunten van de hedendaagse staat, die zouden stadsbestuurders uit de zestiende eeuw zo begrepen hebben. Ook bij de drie decentralisaties blijft de nationale overheid de middelen verschaffen en de eisen stellen, zoals in vroeger eeuwen de landvoogden in Brussel en daarna de gewestelijke Staten de onderlinge afstemming verzorgden.

Dat de zeven afbeeldingen op de polyptiek van de Meester van Alkmaar ons nog steeds, of misschien eerder weer, zo vertrouwd voorkomen en dat we ze niet meer primair in de derde wereld situeren, zoals tijdens Aantjes’ rede in 1975 misschien nog het geval was, maar als beelden uit onze stra-ten herkennen, met bedelaars, met voedselbanken, met vluchtelingen die wanhopig naar onderdak zoeken, dat zouden die zestiende-eeuwse magis-traten dan waarschijnlijk weer niet begrepen hebben. Hun program van goed afgestemde zorg blijft actueel, wellicht ook in een tijd waarin door de decentralisaties de kans op verschillen toeneemt. Zal een natie, die één grote communicatiegemeenschap vormt, het ontstaan van lokale verschil-len accepteren? De zestiende-eeuwse magistraten en de achttiende-eeuwse patriotten, die ieder op hun manier naar grotere uniformering streefden, zouden waarschijnlijk enigszins bezorgd toegekeken hebben.20

Noten

1 Gijs van der Ham, De geschiedenis van

Nederland in 100 voorwerpen.

Amster-dam: De Bezige Bij/Rijksmuseum, 2013, pp. 43-47.

2 F. van der Meer, Uit het Oude Europa.

Twintig herinneringen. Amsterdam/

Brussel: Elsevier, 1957, p. 161.

3 W. Aantjes, ‘cda tussen wenselijkheid en werkelijkheid’, in: C. Bremmer en M.N.G. Kool (red.), Van Woudschoten tot

Hoogeveen. Documentatie over de grond-slagdiscussie in het cda. ’s-Gravenhage:

Stichting Kader- en Vormingswerk arp, 1976, pp. 42-50.

4 Entoen.nu. De Canon van Nederland. Rap-port van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. Deel B. Den Haag: Ministerie van ocw, 2006, pp. 72-73.

5 Willemien Schenkeveld, Het

Kinderwet-je van Van Houten. Sociale wetgeving in de negentiende eeuw. Hilversum:

Verlo-ren, 2003, pp. 78 en 79.

6 Joost Rosendaal (red.), Staatsregeling

voor het Bataafsche Volk 1798. Nijmegen:

Vantilt, 2005.

7 Maarten Prak, Republikeinse veelheid,

democratisch enkelvoud. Sociale verande-ring in het Revolutietijdtak, ’s-Hertogen-bosch 1770-1820. Nijmegen: sun, 1999.

8 Joke Spaans, Armenzorg in Friesland

1500-1800. Publieke zorg en particuliere liefdadigheid in zes Friese steden: Leeu-warden, Bolsward, Franeker, Sneek, Dok-kum en Harlingen. Hilversum: Verloren,

1997, p. 15. Overigens betoogt Anita Boele in haar recente werk Leden van

één lichaam. Denkbeelden over armen, armenzorg en liefdadigheid in de

Noorde-Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving

62

lijke Nederlanden 1300-1650 (Hilversum:

Verloren, 2013) dat veel uit de zestiende eeuw bekende ontwikkelingen in feite al eerder, tijdens de late middeleeuwen, waren ingezet.

9 Spaans 1997, pp. 367-390.

10 Tineke van den Klinkenberg en Hetti Willemse, Cordaan Rond. Sinds 1683

zorggeschiedenis schrijven. Amsterdam:

Cordaan, 2013. 11 Spaans 1997, p. 374.

12 Paul Abels, Nieuw en ongezien. Kerk en

samenleving in de classis Delft en Delf-land 1572-1621. 2. De nieuwe samenleving.

Delft: Eburon, 1994, p. 247.

13 Hilde van Wijngaarden, Zorg voor de

kost. Armenzorg, arbeid en onderlinge hulp in Zwolle, 1650-1700. Amsterdam:

Prometheus/Bert Bakker, 2000, p. 259. 14 Ingrid van der Vlis, Leven in armoede.

Delftse bedeelden in de zeventiende eeuw.

Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker, 2001, p. 356.

15 Sandra Bos, ‘Uyt liefde tot malcander.’

Onderlinge hulpverlening binnen de Noord-Nederlandse gilden in internatio-naal perspectief (1570-1820). Amsterdam:

Stichting beheer iisg, 1998, pp. 327-348. 16 Mirjam Hertogh, ‘Geene wet, maar de

Heer!’ De confessionele ordening van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel (1870-1975). Tilburg: Commissie

Onder-zoek Sociale Zekerheid, 1998, pp. 5-8. 17 Hertogh 1998, pp. 338-343.

18 Jan Bank, ‘Secularisatie. Een winst- en verliesrekening.’ Vierde Bart Tromp-lezing. Amsterdam, 4 november 1911. Zie http://www.barttrompstichting.nl/ publicaties/publicaties_item/t/secula-risatie_een_winst_en_verliesrekening_ bart_tromplezing_van_jan_bank 19 Marcel Hoogenboom, Standenstrijd en

zekerheid. Een geschiedenis van oude orde en sociale zorg in Nederland.

Am-sterdam: Boom, 2004, pp. 263-279. 20 Voor hun commentaar dank ik Paul

Abels, Robin de Bruin en Rob Hart-mans. Noten

63

Met ingang van volgend jaar krijgen gemeenten de verantwoordelijk-heid voor een enorme uitbreiding van taken in het sociale domein: jeugd-hulp, maatschappelijke ondersteuning en participatie op de arbeidsmarkt worden nieuwe taken van gemeenten. Nieuwe colleges van burgemeester en wethouders staan de komende maanden aan het roer om hun gemeen-ten veilig die nieuwe haven binnen te loodsen. De gemeenteraden moegemeen-ten zich opmaken voor een forse uitbreiding van hun kaderstellende en con-trolerende taken. Gemeenten gaan integraal hun burgers ondersteunen om in de eerste plaats op eigen kracht te participeren in de lokale samenle-ving, en dat alles voor veel minder geld! Het is kortom een decentralisatie-operatie van ongekende omvang in bestuurlijk Nederland.

Alleen de decentralisatie Jeugd kent een onafhankelijke Transitiecom-missie Stelselherziening Jeugd (tsj), die in opdracht van rijk, provincies

Leren we van ‘in het verleden

In document Allemaal even decentraal graag! (pagina 59-63)