• No results found

3. Resultaten

3.4 De mediërende rol van behoeftebevrediging en frustratie

Voor het uitvoeren van de mediatieanalyse wordt gebruik gemaakt van de procedure van Baron en Kenny (1986). Hiermee wordt nagegaan of de relatie tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele verklaard wordt door een mediator. Hiervoor worden vier stappen uitgevoerd. Deze stappen worden toegelicht met behulp van figuur 3. In stap één wordt het verband tussen de onafhankelijke variabele (d.i. het antecedent) en de afhankelijke variabele (d.i. de stijl van lesgeven) nagegaan. Dit wordt afgebeeld als het c- pad. In stap twee wordt het verband tussen de onafhankelijke variabele (d.i. het antecedent) en de mediërende variabele (d.i. behoefte ervaring) nagegaan. Dit is het a-pad Vervolgens worden stap drie en stap vier op eenzelfde moment uitgevoerd. Bij stap drie wordt het verband tussen de mediërende variabele en de afhankelijke variabele onderzocht, na controle voor de onafhankelijke variabele. Dit wordt afgebeeld als het b-pad. In stap vier wordt het verband tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele nagegaan, na controle van de mediërende variabele. Dit wordt afgebeeld als het c’-pad. Deze laatste stap wordt enkel uitgevoerd als het c-pad, het a-pad en het b-pad significante resultaten opleveren. Indien het significante effect van stap één verdwijnt bij het uitvoeren van stap vier, wordt gesproken van een volledig mediatie-effect. Indien het significante effect nog steeds aanwezig maar gereduceerd is, wordt er gesproken van een gedeeltelijk of partieel effect.

Figuur 3: Model mediatieanalyse (Baron en Kenny, 1986).

Zoals aangegeven bij de onderzoeksvragen wordt nagegaan of, indien er een significante relatie bestaat tussen een antecedent en de stijl van lesgeven, deze relatie wordt gemedieerd door de behoeftebevrediging en -frustratie. In wat volgt wordt de mediërend rol van behoeftebevrediging en behoeftefrustratie nagegaan met behulp van regressieanalyses. Deze mediërende rol wordt enkel nagegaan bij de relatie tussen burn-out en een behoefteondersteunende stijl en bij de relatie tussen depressie en een behoeftondersteunende stijl van lesgeven. Eerdere analyses toonden namelijk aan dat enkel bij deze relaties voldaan is aan de voorwaarden om een mediatieanalyse te mogen uitvoeren. Deze drie voorwaarden werden eerder besproken.

Burn-out en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven.

Mediator behoeftebevrediging. Alvorens een mediatieanalyse te kunnen uitvoeren moet er,

zoals hierboven vermeld, aan drie voorwaarden voldaan zijn. Eerdere analyse toonde een significant negatieve relatie aan tussen burn-out en behoeftebevrediging (β=-.52, p<.01) en tussen burn-out en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=-.26, p<.05). Tussen behoeftebevrediging en behoefteondersteunende stijl van lesgeven werd een significant positieve relatie gevonden (β =.35, p<.01). Bij het uitvoeren van stap drie en vier blijkt er geen significante relatie meer tussen burn-out en de behoefteondersteunende stijl van lesgeven indien er gecontroleerd wordt voor de behoeftebevrediging (β =-.11, p=.43). Behoeftebevrediging blijft, na controle voor burn-out, een significante voorspeller voor een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=.29, p<.05). De onafhankelijke variabele burn- out heeft geen toegevoegde waarde voor het voorspellen van een behoefteondersteunende stijl van lesgeven. Er is een volledige mediatie van behoeftebevrediging.

Mediator behoeftefrustratie. Eerdere analyse toonde aan dat er voldaan is aan de eerste

drie voorwaarden om een mediatieanalyse te mogen uitvoeren. Er is een significante relatie tussen burn-out en behoeftefrustratie (β=.61, p<.01) en tussen burn-out en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven(β=-.26, p<.05). Tussen behoeftefrustratie en

behoefteondersteunende stijl van lesgeven werd een significant negatieve relatie gevonden (β=-.41, p<.01).

Bij het uitvoeren van stap drie en vier blijkt er geen significante relatie meer tussen burn-out en de behoefteondersteunende stijl van lesgeven indien er gecontroleerd wordt voor de behoeftefrustratie (β =-.03, p=.86). Behoeftefrustratie blijft, na controle voor burn-out, een significante voorspeller voor een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=-.39, p<.05). De onafhankelijke variabele burn-out heeft geen toegevoegde waarde voor het voorspellen van een behoefteondersteunende stijl van lesgeven. Er is een volledige mediatie van behoeftefrustratie.

Depressieve gevoelens en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven.

Mediator behoeftebevrediging. Eerdere analyse toonde aan dat er voldaan is aan de

eerste drie voorwaarden om een mediatieanalyse te mogen uitvoeren. Belangrijk hierbij is dat de relatie tussen depressieve gevoelens en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven randsignificant was. In dit onderzoek werd er voor gekozen om hierop toch een mediatieanalyse uit te voeren. Er is een significant negatieve relatie tussen depressie en behoeftebevrediging (β=-.42, p<.01) en een randsignificant negatieve relatie tussen depressieve gevoelens en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=-.21, p=.10). Tussen behoeftebevrediging en behoefteondersteunende stijl van lesgeven werd een significant positieve relatie gevonden (β=.35, p<.01).

Bij het uitvoeren van stap drie en vier blijkt er geen (rand)significante relatie meer tussen depressie en de behoefteondersteunende stijl van lesgeven indien er gecontroleerd wordt voor de behoeftebevrediging (β=-.09, p=0.51). Behoeftebevrediging blijft, na controle voor depressie, significant gerelateerd met een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=.32, p<.05). De onafhankelijke variabele depressie heeft geen toegevoegde waarde in het voorspellen van een behoefteondersteunende stijl van lesgeven. Er is een volledige mediatie van behoeftebevrediging.

Mediator behoeftefrustratie. Eerdere analyses toonden aan dat er voldaan is aan de eerste

drie voorwaarden om een mediatieanalyse te mogen uitvoeren. Er is een significant relatie tussen depressie en behoeftefrustratie (β=.47, p<.01) en een randsignificant negatieve relatie tussen depressieve gevoelens en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=- .21, p=.10). Tussen behoeftefrustratie en een behoefteondersteunende stijl van lesgeven werd een significant negatieve relatie gevonden (β=-.41, p<.01).

Bij het uitvoeren van stap drie en vier blijkt er geen (rand)significante relatie meer tussen depressie en de behoefteondersteunende stijl van lesgeven indien er gecontroleerd wordt voor de behoeftefrustratie (β=-.04, p=.79). Behoeftefrustratie blijft, na controle voor depressieve gevoelens, een significante voorspeller voor een behoefteondersteunende stijl van lesgeven (β=-.40, p<.01). De onafhankelijke variabele depressie heeft geen toegevoegde waarde in het voorspellen van een behoefteondersteunende stijl van lesgeven. Er is een volledige mediatie van behoeftefrustratie.