• No results found

De macht der gewoonte

In document Pion of pionier (pagina 119-130)

Zelden veranderde er in Rotterdam zoveel in zo korte tijd als in de laatste decennia van de negentiende eeuw.227 Zowel in

eco nomisch als in demografi sch en ruimtelijk opzicht maakte de stad een ongekende groei door. De toename van de economi- sche activiteit, de sterke groei van de bevolking, de intensive- ring van het grondgebruik en de enorme uitbreiding van het stedelijk grondgebied drukten hun stempel op de omvang van de gemeentelijke werkzaamheden. De behoefte aan uitbreiding van de stedelijke infrastructuur was groot en de noodzaak om hiervoor een oplossing te vinden drong zich vrijwel dagelijks aan het gemeentebestuur op.228 Van drie gemeentebedrijven is

de stichting terug te voeren op deze factoren: de Gemeentelijke Drinkwaterleiding, de Handels inrichtingen op Feijenoord en de Gemeente Gasfabriek op Feijenoord. De bedrijven waren nieuw, maar de werkzaamheden waaraan zij hun ontstaan danken werden vaak al eeuwen door de gemeente verricht. De verbindingsroute van Rotterdam met de Noordzee slinger- de zich vóór 1870 nog moeizaam tussen de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden en bereikte ongeveer honderd kilometer van de haven eindelijk de zee. Door het graven van een nieuwe wa- terweg tussen Rotterdam en Hoek van Holland, naar een plan van P. Caland (1858), werd de afstand aanmerkelijk bekort.229

De industriali satie van het Ruhrgebied droeg in belangrijke mate bij tot de opleving van de havenactiviteit (blz. 120). Deze kwam on der meer tot uiting in de omvorming van Rotterdam

Fig. 28. Ingeklaarde zeeschepen in de havens van Hamburg, Antwerpen, Amsterdam en Rotterdam tussen 1855 en 1900 in registerton (getekend aan de hand van Van IJsselsteyn, De haven van Rotterdam, (1908), 170).

             

(AMBURG !NTWERPEN !MSTERDAM

2OTTERDAM X

Fig. 29. Geboortenoverschot en vestigingsoverschot in Rotterdam tussen 1850 en 1900 (bron: Van Dijk, Rotterdam 1810-1880, 441-443; Gemeenteverslag 1899, bijlage E).             GEBOORTENOVERSCHOT VESTIGINGSOVERSCHOT            y -IGRANTEN X GEBOORTEN STERFTE VESTIGING VERTREK

Fig. 30. Annexaties door Rotterdam van 1870-1895. Delen van de gemeenten IJsselmonde (Feijenoord = F), Katendrecht (K) en Charlois (C) werden in 1870 geannexeerd. Delfshaven werd in 1886 bij de gemeente Rotterdam gevoegd. De gemeente Kralingen, de rest van Charlois (hetgeen van Katendrecht restte was in 1873 bij de gemeente Charlois gevoegd), een deel van IJsselmonde en een stukje Overschie (O) behoorden vanaf 1895 bij Rotterdam (Bron: Nieuwenhuis, Poort tot Poort, tegenover blz. 20 en 32).

/ C F Delfshaven (1886) + # & #HARLOIS  )*SSELMONDE  +RALINGEN  2OTTERDAM

van een havenstad met eigenhandel in luxe goederen tot een transito haven voor de overslag van massagoed.230

In de laatste drie decennia van de negentiende eeuw groeide de Rotterdamse bevolking zeer explosief (blz. 121). In 1870 had Rotterdam nog zo'n 120 000 inwoners, terwijl dertig jaar later bijna 320 000 mensen zich Rotterdammer konden noemen. Die toename was in een verhouding van 1:1:0,6 toe te schrijven aan geboorten overschot, vestigingsoverschot en annexaties. Het geboortenoverschot groeide voornamelijk als gevolg van het dalende sterftecijfer. In 1870 was dat nog 32 promille, dertig jaar later was dat afgenomen tot bijna de helft, 17 promille. Het aantal geboorten veranderde minder extreem en schommelde tussen 42 en 35 promille. De migranten waren aanvankelijk vooral afkomstig uit de kleine steden in Zuid-Holland. De aan- trekkingskracht van de haven als werkgever speelde hierin een belangrijke rol. Vanaf het midden van de jaren zeventig nam de toevloed van buiten de provincie sterk toe. De langdu- rige land bouwcrisis verdreef veel boeren van het platteland, een groot aantal Zeeuwen en Brabanders koos Rotterdam als nieuwe woonplaats. Ook de vele annexaties leverden een bij- drage aan de explosieve bevolkingsgroei.231

Zowel door de economische groei als door de bevolkingstoe- name was de stedelijke jas al snel te klein en moest Rotterdam omzien naar mogelijkheden om grond van de buurgemeen- ten te verwerven (blz. 122 en 124). In 1870 werd de zuidelijke Maasoever gean nexeerd (Katendrecht, een deel van Charlois en een deel van IJsselmonde: Feijenoord). Delfshaven werd in 1886 bij Rotterdam gevoegd en vanaf 1895 hoorden ook Kralingen, de rest van Charlois, en delen van IJssel monde en Overschie bij Rotterdam. Ruimtelijk gezien was de gemeente daardoor in 1895 al bijna achtmaal zo groot als 25 jaar eerder. Demografi sche, economische en ruimtelijke factoren hadden een belangrijke invloed op het gemeentelijke takenpakket. In een aantal gevallen leidde dat tot de oprichting van gemeente- bedrijven, namelijk de Gemeente lijke Drinkwater leiding, de Gemeentelijke Handels inrichtingen op Feijenoord en de Ge -

Fig. 31. De bouwactiviteit in Rotterdam tussen 1858 en 1896. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide Rotterdam sterk. Dat kwam onder meer tot uiting in de toename van de bouw productie in de stad. Alleen al op het terrein van drainage, riolering, afvalverwijdering en verlichting bracht dat een fl inke verzwaring van de gemeentetaak met zich mee (bron: Gemeenteverslag 1897, 171-174. Ibidem 1888, 111). oppervlakte nieuwbouw nieuwe gebouwen nieuwe woningen                 oppervlakte x 1000 m2 woningen en gebouwen x 1000

meen te Gasfabriek op Feijenoord. Welke waren de hoofd- producten van deze gemeentebedrijven en welke bijproducten werden daaraan toegevoegd? In alle drie de gevallen betrof het hoofdproduct een van oudsher gemeentelijke activiteit en vormde de uitbreiding van die activiteit de directe aanleiding voor de oprichting van het gemeentebedrijf. In onderstaand schema is aangegeven om welke activiteiten het gaat en welke factoren tot de uitbreiding ervan hebben bijgedragen.

Tabel 5. De invloed van economische, demografi sche en ruimtelijke factoren op de uitbreiding van drie van oudsher gemeentelijke activiteiten.

De sterk groeiende stedelijke bevolking produceerde grotere hoeveel heden afval en zorgde daarmee voor een toenemende vervuiling van grachten, sloten en riolen. Door de ruimtelijke uitbreiding van de stad nam ook de omvang van het netwerk van riolen sterk toe. Om het stedelijk afvalwater intensiever te kunnen wegspoelen bevorderde het gemeente bestuur de stich- ting van een particulier waterleidingbedrijf. Het ging er daarbij vanuit dat de particuliere exploitant in ruil voor de gemeente- lijke vergunning om een waterleidingnet aan te leggen bereid was het gemeentelijke spoelwater gratis of tegen zeer lage prijs te leveren. Jarenlang overleg met potentiële particuliere exploi- tanten leidde tot niets. Met grote tegenzin zag het gemeentebe- stuur zich daarop genoodzaakt de aanleg en de exploitatie van het bedrijf zelf ter hand te nemen. De stichting van het water- leidingbedrijf opende het perspectief ook particuliere afnemers te voorzien van water. Spoelwater was het hoofdproduct van het bedrijf. De verkoop van drinkwater aan particuliere afne- mers was in eerste instantie slechts bedoeld als bijproduct.

economische bevolkings- ruimtelijke uitbreiding v. van oudsher groei groei groei gemeentelijke activiteiten

x x spoelwater voor riolen

x laad- en losplaatsen

Naar aanleiding van de sterke economische groei werd een be roep gedaan op de Rotterdamse stedelijke overheid om de ha ven capaciteit sterk uit te breiden. Hoewel het gemeentebe- stuur om fi nanciële redenen lang talmde, raakte het tenslotte over tuigd van de noodzaak om een sterke uitbreiding van het ha venareaal te realiseren en daarmee tegemoet te komen aan de wensen van het Rotterdamse bedrijfsleven. De Rotterdamsche Handels vereeni ging (RHV) werd bereid gevonden het fi nan- ciële risico van de haven uitbreiding te dragen. Na de voltooiing van de werken op Feijenoord was deze onder neming evenwel gedwongen te liquideren en kon de gemeente de RHV-investe- ringen voor een appel en een ei overnemen en onderbrengen in een nieuw bedrijf: de Gemeentelijke Handels in rich ting en op Feijenoord. De exploitatie van de RHV-havens en -kaden was het hoofdproduct van het nieuwe bedrijf.

De aanleg en exploitatie van havens door de RHV vormde een uitzonderlijk intermezzo. Nooit eerder was aan een parti- culiere ondernemer zoveel ruimte gegeven op een terrein dat vanouds slechts door het stadsbestuur werd betreden. Het ge meentebestuur was destijds zo toeschietelijk omdat het daar mee het grote fi nanciële beslag op de gemeentebegro- ting wilde beperken. Het RHV-intermezzo had echter ook een schaduw zijde. Toen de particuliere onderneming de ge- meentelijke zeg genschap over de nieuwe havens ter discus- sie stelde, ervoer het stadsbestuur dat als een onaanvaardbare aantasting van de ste delijke hegemonie. De fi nanciële proble- men waarin de RHV be landde, werden aangegrepen om een terugkeer naar de oude vertrouwde gemeentelijke exploitatie mogelijk te maken. Gezien de ervaringen met particuliere ex- ploitatie van de stede lijke havens was een herhaling van het experiment daarna na genoeg uitgesloten.

De overname van de handelsinrichtingen op Feijenoord be trof niet alleen de exploitatie van havens en kaden - het hoofd product - maar ook een bijproduct: de verhuur van opslag ruimte. Deze nieuwe activiteit werd eveneens onderge- bracht bij de Gemeentelijke Handels in rich ting en, maar werd met aarze ling ter hand genomen. De gemeente voelde er na-

melijk niets voor om in concurrentie te treden met de plaat- selijke eigenaars van pakhuizen en perkte het werkterrein van de Handels in rich ting en daarom uitdrukkelijk in. Voor de exploita tie van havens kon nog worden volstaan met de aan- stelling van een haven meester. Doordat daar nu ook de ver- huur van op slagruimte bijkwam achtte het stadsbestuur een zelfstandiger organisatie meer geschikt. Bij de exploitatie van opslagruimte had de gemeente zich beperkingen opgelegd om de particuliere eigenaars van pakhuizen niet voor de voeten te lopen. Niettemin betekende de verhuur van opslagruimte een belang rijke uitbreiding van de gemeentelijke activiteit.

De stedelijke openbare verlichting nam vooral toe onder in vloed van de groei van de bevolking en de toenemende econo mische activiteit. Bevolkings groei en economische groei hadden een intensiever gebruik van de stedelijke ruimte tot gevolg en een uitbreiding van het stedelijk oppervlak. De an- nexatie van buurgemeenten voorzag in die behoefte. Door de aanleg van woonwijken, handels- en bedrijfsterreinen groeide het be bouwde oppervlak sterk. De gemeentelijke werkzaam- heden op het terrein van de openbare verlichting groeiden mee. Op de noordelijke Maasoever viel de uitbreiding van de straatverlich ting onder het contract dat de gemeente had af- gesloten met de Imperial Continental Gas Association. Op de zuidelijke Maas oever was nog geen gasfabriek. De ruimtelijke groei had daar andere consequenties.

Tegenover de Rotterdamsche Handels vereeni ging, pro ject- ont wikkelaar van de zuidelijke Maasoever, had de gemeente zich verplicht om de openbare weg te verlichten. De gemeente re kende de openbare verlichting overigens hoe dan ook tot haar taak en de overeenkomst met de RHV was dus niet meer dan een bevestiging van de bestaande situatie. Het zag er naar uit dat op Feijenoord de eerste tijd niet veel meer te verlichten zou zijn dan de openbare weg. Dit, en het fi nanciële succes van ge- meentelijke gasfabrieken in andere steden overtuigde het stads- bestuur, dat Rotterdam goedkoper uit zou zijn als de productie van gas op Feijenoord door de gemeente zelf werd opgepakt.

Fig. 32. De afzet van gemeentegas op de zuidelijke Maasoever tussen 1881 en 1910 (bron: Verslag van het Gemeente Gasbedrijf, Archief Gasbedrijf, inv.nr. 380-408).

Fig. 33. De afzet van gemeentegas op de noordelijke Maasoever tussen 1884 en 1910 (bron: Verslag van het Gemeente Gasbedrijf, Archief Gasbedrijf, inv.nr. 383-408). 1880 1890 1900 1910 0 25 50 75 100% = gemeentelijke afname = particuliere afname 1880 1890 1900 1910 0 25 50 75 100 % = gemeentelijke afname = particuliere afname

In 1879 leverde de Gemeente Gasfabriek op Feijenoord de eer- ste kubieke meters gas. De openbare verlichting van straten en wegen vormde het hoofdproduct van deze eerste gemeen- telijke gasfabriek. Met de stichting van de fabriek beoogde het stads bestuur vooral de kosten voor de openbare verlichting laag te houden. Het bestuur was er niet op uit de potentiële winstge vendheid van het gasbedrijf uit te buiten. Daarvoor wa ren domweg te weinig gasverbruikers op Feijenoord. De afzet cijfers tonen aan dat het particuliere verbruik aanvan- kelijk in derdaad vrij klein was (blz. 128). Een vergelijking met de afzet van de gasfabriek op de noordelijke Maasoever bevestigt het uitzon derlijke karak ter van de gasfabriek van Rotterdam-Zuid. Pas na verloop van een aantal jaren steeg de afzet aan particulieren sterk.

Onder invloed van de economische, de demografi sche en de ruimtelijke groei zagen drie nieuwe gemeentebedrijven het licht: de Gemeentelijke Drinkwaterleiding, de Handels in- rich ting en op Feijenoord en de gasfabriek op Feijenoord. De hoofdproducten van deze bedrijven werden al langer door het gemeenteapparaat geproduceerd en het is dus niet juist om te spreken van nieuwe activiteiten. Door de oprichting van deze bedrijven kwam ook een aantal bijproduc ten in beeld, het betrof hier drie nieuwe activiteiten. Het water leiding bedrijf werd benut om ingezetenen, die zich dat konden veroorloven, te voorzien van drinkwater. Op die wijze hoopte men twee vliegen in één klap te vangen. Het luxe extraatje maakte de stad een stuk aantrekke lijker voor welgestelde be woners én de dure investering kon intensiever worden benut. Met de stich- ting van een gasfabriek op Feijenoord bleef de ge meente, voor zover het de openbare verlichting betrof, op be kend gebied. Door het gas ook aan particulieren te verkopen betrad zij een volkomen nieuw terrein. De stichting van de Gemeentelijke Handels in rich ting en op Feijenoord bracht de ex ploitatie van de RHV-laad- en losplaatsen terug onder gemeen telijke hoede, maar de verhuur van de opslagruimte van de RHV behoorde voortaan óók tot de gemeentelijke zorg.

In document Pion of pionier (pagina 119-130)