• No results found

1. Theoretisch kader rond burgerschap

1.3. De link tussen burgerschap en burgerschapseducatie

burgerschap besproken. Vervolgens heb ik in 1.2. burgerschapseducatie de verschillende elementen - kennis, vaardigheden en attitudes – van burgerschap behandeld. De pedagogen Alan Sears en Andrew Hughes stellen echter dat de modellen rond burgerschap: “ […] pay little attention to the citizenship –

citizenship education connection…”143 Als aanvulling hebben Sears en Hughes daarom een typologie ontwikkeld die uit vier verschillende types van burgerschap (tabel 1) en burgerschapseducatie (tabel 2) bestaat. Elk type van burgerschap komt overeen met een bepaald type van burgerschapseducatie en

142 Heater, Citizenship: the civic ideal in world history, politics and education, 321.

143 Alan Sears en Andrew Hughes, “Citizenship education and current educational reform,” in Canadian journal of education, 21 nr. 2 (1996), 126.

36 illustreert daarmee een bepaalde visie op wat goed burgerschap moet inhouden en welke kennis, vaardigheden en waarden daarvoor van belang zijn.

De auteurs vermelden daarbij dat de types niet moeten worden gezien als het totaal van alle mogelijke vormen van burgerschapseducatie maar wel als ideaaltypes waarmee benaderingen in de praktijk kunnen worden vergeleken.144 De vier types van burgerschap en burgerschapseducatie moeten dus gezien worden

als Weberiaanse ideaaltypes.145 De vier types die Hughes en Sears hebben ontwikkeld worden gerangschikt

naargelang de (actieve) rol die aan de burger wordt toegeschreven en de voorwaarden die nodig zijn om die participatie mogelijk te maken. Hun typologie evolueert van een eerder elitair concept van burgerschap (type A) naar een vorm van burgerschap waar de burger een zeer actieve rol opneemt (type D). Hun typologie is zeer nuttig voor mijn analyse omwille van de duidelijke koppeling tussen burgerschap en burgerschapseducatie.

Sears en Hughes geven geen naam aan hun types van burgerschap en burgerschapseducatie, maar gebruiken enkel een letter (A, B, C of D). De auteurs verduidelijken echter niet waarom ze deze types geen naam geven. Ik ben van mening dat het mogelijk is om hun types van burgerschap te koppelen aan verschillende aspecten van burgerschapsbenaderingen uit hoofdstuk 1.1. Ideaaltypes van burgerschap. Zo is type A een combinatie van zowel republikeinse als nationalistische communautaire elementen. Republikeins omdat de burgers bepaalde politieke verplichtingen hebben ten opzichte van de gemeenschap. Ze moeten de wet gehoorzamen, op de hoogte zijn van de politiek en gaan stemmen. De politieke verplichtingen blijven wel beperkt tot deze aspecten. Type A is nationalistisch omdat de burgers trouw moeten zijn aan de natiestaat en haar instellingen. Dit is een typisch voorbeeld van een communautaire vorm van burgerschap waar het draait om de gemeenschappelijke cultuur van de gemeenschap. Vanuit die communautaire benadering is het ook evident dat jongeren beschikken over een gemeenschappelijk referentiekader (canon) van de geschiedenis en tradities van de gemeenschap/land.

De focus die type A heeft op het gemeenschappelijke goed van de culturele gemeenschap wordt in type B verschoven naar het belang van de politieke gemeenschap (republicanisme). Type B vertoont daarmee veel gelijkenissen met een klassiek idee van burgerschap in een liberale democratie. Burgers staan ten dienste van de politieke gemeenschap en nemen deel aan het politieke proces van de gemeenschap. Burgers krijgen hierdoor ook meer verplichtingen dan in type A. Ze horen zich te informeren over publieke aangelegenheden en actief deel te nemen aan deze maatschappelijke aangelegenheden om op die manier hun samenleving mee te hervormen. Vanuit de burgerschapsvorming is het daarom belangrijk dat jongeren kennis en inzicht hebben over de democratische politieke instellingen van de gemeenschap. Ze moeten ook de vaardigheden en attitudes meekrijgen die hen toelaten om politiek te participeren.

Type C heeft opnieuw veel weg van een democratische benadering van burgerschap die te vinden is in type B. Het verschil is dat de actieve participatie van de burger hoger ligt en dat men ook verder kijkt dan het lokale of nationale niveau van burgerschap in type B. In type C ligt de focus op een vorm van burgerschap die de nationale belangen gedeeltelijk overstijgt. Burgers horen een gevoel van verantwoordelijkheid en

144 Sears en Hughes, “Citizenship education,” 126.

145 Voor het gebruik van het Weberiaanse concept van ideaaltypes zie: Tore Lindbekk, “The Weberian ideal-

37 toewijding te hebben ten opzichte van een bredere transnationale gemeenschap. Type C vertoont daarom volgens mij veel gelijkenissen met een transnationale vorm van burgerschap, al blijft de link met de nationale identiteit bestaan. Burgers horen zich te informeren over mondiale maatschappelijke vraagstukken en moeten bereid zijn om acties te ondernemen om deze problematieken op te lossen. Burgers worden dan ook de kennis, vaardigheden en attitudes aangeleerd die noodzakelijk zijn om transnationale problematieken zoals de klimaatverandering en ongelijkheid aan te pakken.

Type D is tenslotte de meest verregaande vorm van participatief burgerschap. Deze visie vertrekt vanuit het idee dat personen individueel het best weten wat hun interesses zijn en daarom ook best hun eigen politieke inbreng geven. De burgerschapsidentiteit is grotendeels losgekoppeld van de natie en hangt meer vast aan het idee van het mens zijn. Iedere mens heeft bepaalde rechten en vrijheden. Type D associeer ik daarom met een vorm van wereldburgerschap. Het komt neer op een meervoudige vorm van burgerschap waarvoor de feministische en multiculturele theorieën pleiten. De theorieën zijn zich bewust van het feit dat burgerschap relatief is en meerdere vormen kent. Wereldburgers horen toegewijd te zijn aan een vrije en open debatcultuur waar alle meningen worden gehoord en waar macht relatief gelijk is verdeeld. Daarvoor moeten burgers ook op de hoogte zijn van de maatschappelijke instellingen en structuren om te weten hoe deze sommige mensen en/of groepen bevoordelen en andere discrimineren. Burgers hebben de verantwoordelijkheid om deze (structurele) ongelijkheden te bestrijden.