• No results found

De grote opgaven voor het leefomgevingsbeleid

In document Balans van de Leefomgeving 2012 (pagina 34-37)

Klimaatverandering en aantasting van biodiversiteit: twee hardnekkige maar urgente opgaven

Het IPCC geeft aan dat de aarde in 2100 tussen de 1,1 en 6,4˚C zou kunnen opwarmen ten opzichte van 1990 (IPCC 2007a). Vooral ontwikkelingslanden zijn kwetsbaar voor deze klimaatverandering. Er bestaat wereldwijd politieke consensus dat de temperatuur- stijging beperkt moet blijven tot 2˚C (UNFCCC 2009). Veel studies geven aan dat dit ook technisch mogelijk en economisch betaalbaar is. Desondanks is de klimaatopgave amper te overschatten. Het tweegradendoel kan worden bereikt als een groot aantal landen afspraken maakt over de reductie van de broeikasgasemissies, namelijk een halvering van de mondiale emissies tussen 1990 en 2050 (zie figuur 13). Voor rijke landen zoals Nederland – die nu een relatief hoge uitstoot van broeikasgassen hebben – betekent dit een reductie van 80 tot 95 procent (IPCC 2007b). In 2005 hebben industrielanden in het Kyoto-protocol afspraken gemaakt over een gezamenlijke emissiereductie van 4 procent tussen 1990 en 2008-2012. Dit doel wordt waarschijnlijk gehaald. De afspraken die vervolgens voor de periode tot 2020 zijn gemaakt, betekenen op hun best dat slechts de helft wordt gerealiseerd van de reducties die nodig zijn om het tweegradendoel te kunnen halen.

De mondiale biodiversiteit is de afgelopen 40 jaar met ongeveer een kwart gedaald; het grootste verlies vindt plaats in de tropen (zie figuur 13). Toekomstige bevolkingsgroei en inkomensgroei vergen ruimte voor wonen, werken en voedselproductie en zetten daarmee de biodiversiteit blijvend onder druk. Landen in de gematigde gebieden hebben door handel en consumptie een ecologische voetafdruk in de tropische gebieden en dragen zo bij aan de grote biodiversiteitsafname daar.

Aantasting van de biodiversiteit is schadelijk voor de (toekomstige) visvangst en houtoogst, voor het regulerend vermogen van het klimaat en de waterkringlopen en voor het herstelvermogen van bodems en watersystemen. Met name in ontwikkelings- landen leidt het verlies van biodiversiteit vrijwel direct tot een verlies van bestaans- middelen, zoals schoon drinkwater en vruchtbare grond. In 2002 is afgesproken dat de achteruitgang van de mondiale biodiversiteit in 2010 zal zijn geremd en dat de achteruitgang in Europa zal zijn gestopt. Beide doelen zijn niet gehaald. In 2010 is mondiaal besloten deze doelen door te schuiven naar 2020, en is gedeeltelijk herstel van de biodiversiteit aan de afspraken toegevoegd.

De beperkte voortgang in de aanpak van deze problemen duidt op een grote inertie in de maatschappelijke systemen. Dat verhoogt de urgentie om deze problemen nu aan te pakken.

Schaarse grondstoffen opnieuw op de agenda

Door de explosieve toename van de vraag naar grondstoffen zijn de prijzen van grondstoffen de laatste jaren sterk gestegen (zie figuur 14). Daarmee is in één klap de prijsdaling gedurende de twintigste eeuw tenietgedaan. Door hoge en volatiele prijzen is grondstoffenschaarste opnieuw op de politieke agenda gekomen. De zorgen over

schaarste worden verder aangewakkerd door groeiende afhankelijkheden. Europa moet veel grondstoffen importeren. Er is maar een beperkt aantal aanbieders en die

gebruiken hun monopoliemacht voor economisch of politiek gewin. De geopolitieke situatie is sterk veranderd. Europa en andere rijke landen (OECD) bepalen niet langer de regels van het spel. Opkomende economieën halen Europa in, creëren hun eigen kaders en stellen nieuwe normen op. Dit voedt de zorgen over de toekomstige voorzienings- zekerheid.

De zorgen over schaarste zullen de komende decennia blijven opspelen. Een groeiende wereldbevolking en een stijgende welvaart doen de vraag naar grondstoffen verder toenemen. De winning van grondstoffen wordt steeds duurder en de marktmacht van aanbieders neemt toe. Geopolitieke risico’s zullen niet spoedig verdwijnen. Op langere termijn is een toereikend aanbod van bepaalde grondstoffen dan ook geen

vanzelfsprekendheid. Figuur 13 2000 2050 2100 0 20 40 60 80 100

Gt CO2-eq. per jaar

pb l.n l Referentiescenario 450 ppm CO2-eq. Doel: 50% reductie in 2050 ten opzichte van 1990

Mondiale emissie van broeikasgassen

Klimaatverandering en aantasting van biodiversiteit

1970 1980 1990 2000 2010 0 50 100 150 Index (1970 = 100) pb l.n l Gematigde gebieden Tropische gebieden Gemiddeld

Mondiale soorten op land

Bron: PBL (2011a) (links) en WWF (2012)

Het 2ºC-doel is weliswaar geaccepteerd, maar de emissietrends wijken nog sterk af van dit doel. Om het 2ºC-doel met 50 procent zekerheid te halen, is op lange termijn een broeikasgasconcentratie nodig van 400 à 450 ppm CO2-eq. Dit betekent een halvering van de mondiale emissies van broeikasgassen ten opzichte van 1990, met een

piek in circa 2020. De mondiale biodiversiteit is sinds 1970 met ongeveer een kwart afgenomen. In tropische gebieden was de afname in die periode bijna twee keer zo groot.

Klimaatverandering, behoud van biodiversiteit en schaarse grondstoffen stellen beleid voor dilemma

Het beleid staat voor de opgave om naast de schaarste problematiek ook andere problemen aan te pakken die te maken hebben met het gebruik van grondstoffen. Klimaatverandering, aantasting van de biodiversiteit maar ook luchtverontreiniging zijn een direct gevolg van grondstoffen. Veel milieuproblemen komen voort uit een overvloed aan grondstoffen, niet uit schaarste. Grondstoffen zijn in dit opzicht eigenlijk te goedkoop omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met de milieukosten. De overheid staat hiermee voor een dilemma. Vanuit milieuoogpunt zou men vervuilende grondstoffen duurder willen maken, vanuit het oogpunt van schaarste zouden ze juist goedkoper moeten zijn. Een hogere resource efficiency lijkt de oplossing voor de schaarste aan grondstoffen én de milieudruk die met het gebruik gepaard gaat. Een zuiniger gebruik kan ervoor zorgen dat we langer kunnen doen met beperkte voorraden én lager gebruik leidt ook tot minder vervuiling. Een absolute ontkoppeling tussen economische groei en grondstofgebruik is echter niet vanzelfsprekend. Efficiëntieverbetering komt neer op het verhogen van de productiviteit van een resource. Dit kan ook tot meer groei leiden en niet noodzakelijkerwijs tot minder vraag naar die resource: het rebound effect.

Figuur 14 1994 1998 2002 2006 2010 2014 0 200 400 600 800 Index (1995 = 100) pb l.n l Energie Metalen Voedsel

Mondiale prijzen energie, voedsel en metalen

Bron: IMF

In document Balans van de Leefomgeving 2012 (pagina 34-37)