• No results found

Hoofdstuk 3: De geschiedschrijving en literatuur van Hindostanen in Suriname

3.2 De geschiedenis van de Surinaamse literatuur

In de Afro-Caribische cultuur zijn twee kenmerken altijd van grote invloed geweest: uitbuiting en strijd. De uitbuiting door gekoloniseerde en/of inheemse bevolking van de kolonisator en de strijd naar zowel vrijheid, als onafhankelijk van deze kolonisator. Zoals eerder besproken in hoofdstuk twee, is het post-kolonialistisch perspectief binnen de Surinaamse literatuur van sterke invloed op zowel de beschreven en betreffende romans, als de geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Dit laatste wordt in een kort overzicht hieronder weergegeven. Welke andere kenmerken en kenmerken zijn typerend voor de Surinaamse literatuur in de periode 1900-1975? Zijn deze kenmerken allen terug te vinden in de romans binnen dit onderzoek? Deze passage schets hiermee een korte, doch grondige basis voor de literaire setting waarbinnen de romans geschreven zijn.

In deze paragraaf wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van de publicaties van de literatuurwetenschapper Michiel van Kempen. Hij heeft een overzicht van alle literatuur van Suriname weten te bundelen en uit zijn werk zal dit onderzoek relevante informatie putten. Michiel van Kempen (1957) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Nijmegen en werd vervolgens in 1983 leraar Nederlands in Suriname. Vanaf deze periode raakt hij geïnteresseerd in de diversiteit van de Surinaamse cultuur en literatuur. In zijn publicatie Een

geschiedenis van Surinaamse literatuur uit 2003, geeft hij in twee dikke delen een overzicht

van de Surinaamse literatuur, toneel, dans en dichtkunst. Dit onderzoek zal zich vooral richten op het tweede deel van zijn werk, over de literaire geschiedenis van Suriname in de periode van 1957 tot 2000.75 Van Kempen heeft gekozen om de literaire geschiedenis van Suriname

op te delen in twee periodes. Zo stelt hij dat de dichtbundel Trotji van de dichter Trefossa in 1957 het startsein geeft voor veel literaire activiteiten van de nationalistische generatie en hun kritiek.

De geschiedschrijving van cultureel Suriname laten we voor dit onderzoek beginnen eind in de jaren 60. Uiteraard vloeien de sociaal-culturele ontwikkelingen voort uit de status van de politieke situatie in Suriname. De culturele oriëntatie en organisatie verandert dan ook sterk mee begin jaren 60. In 1957 was Suriname een land waar de stadsgrens van Paramaribo een scheidslijn was tussen het traditionele leven van de districten en stedelijke leven, die veel in contact stond met het buitenland (en moederland Nederland). In een hoog tempo ontstonden er in de hoofdstad culturele voorzieningen en onderwijsfaciliteiten. Zo kwamen er in deze periode ook andere culturele gebouwencomplexen en organisaties van de grond, de grootste waren de Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) en het Culturele Centrum

Suriname (CCS). Deze instituten bezaten bibliotheken, leeszalen, onderwijsruimtes en

theaterzalen. Ook werd er veel buitenlandse literatuur onderling gedeeld. Zo richtte de Sticusa in 1958 de stichting Volkslectuur op, die lezers zou helpen naar zelfontwikkeling. Daarnaast stichtte zij samen met de Surinaamse regering in 1961 een taalbureau dat moest fungeren als documentatie, studie-en researchcentrum.76 De boven-en middelklasse van Suriname kwam

daarmee cultureel gezien goed aan hun trekken.77 Ook andere etnische groepen probeerden in

deze periode de dominante overheersende Surinaamse literaire cultuur van de Creolen te doorbreken. Al bleven de Creoolse organisaties zoals ‘Wie Eegie Sanie’ de culturele koers en verhoudingen met het buitenland bepalen. De politieke verhoudingen tussen en naar verschillende groeperingen, vooral onder jongeren en studenten, werden versterkt in deze periode door literaire debattenen bijeenkomsten, die sociaal-culturele frustraties en tegenstellingen benadrukten en ondersteunden. Al snel ontstonden hier meervoudige nationalistische geschriften. In Suriname ontstonden dus verschillende vormen van politieke en culturele strijd in de jaren 60. Door de dominante cultuur van Creolen die zich zowel

75 Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur: Deel II 1957-2000 (Paramaribo 2003), 3.

76 Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur: Deel II de geschreven literatuur van 1957-2000, 675.

cultureel, als politiek aan het verzetten waren tegen de Nederlandse cultuur en politieke inmenging, ontstonden nationalistische geschriften en uitingen. Daarnaast was er ook het interne verzet tegen de Creoolse cultuur van andere etnische groepen in Suriname. Zo was er de Hindostaanse Hindustani Nauyuwak Sabha, die een tegenhanger werd van de Creoolse

Wie Eegie Sanie. De studentengroep Barhantie (vooruitgang) zette echter wel zoden aan de

dijk. Deze groep van jonge Hindostanen waren voor het behoud van hun eigen cultuur, binnen de Surinaamse cultuur. Door propaganda van geschriften van onder andere J.H Adhin in zijn

Eenheid en verscheidenheid, werd Barhantie als snel populair. Barhantie constateerde dat het

hun culturele erfgoed zich in een ernstige crisis bevond. Zo besloten zij er alles aan te doen om met name de jeugd weer bewust te maken van hun Indiase en Hindostaanse achtergrond. Ze organiseerden bijeenkomsten en lezingen over de status van de Hindostaanse sociaaleconomische en historisch-culturele positie. Ook werd in 1967, in samenwerking met kleinere instanties, de 98ste geboortedag van Mahatma Gandhi herdacht. Als gevolg hiervan

werd het Hindoe cultureel centrum geopend. Dit centrum zorgde voor meer aandacht voor verschillende kunstvormen, als dichtkunst, muziek en dans binnen de scholen en de algehele Hindostaanse gemeenschap.78

Voor de beginnend Surinaamse schrijver was er vanaf de bundel van Trefossa: Trotji uit 1957 het grote voorbeeld van de nieuwe Surinaamse literatuur. Deze bundel zorgde ervoor dat de historische ontwikkelingsgang die de beschaving en kunst hebben meegemaakt werden benoemd. Er werden nieuwe benamingen gegeven aan de werkelijkheid via de poëzie. In deze periode was de overzeese migrantenliteratuur dan ook erg populair. Veel bekende Surinaamse auteurs verbleven tot aan de onafhankelijkheid in Nederland. Zo konden zij hun werken uiteindelijk in beiden landen laten publiceren. Een scala aan migrantenthema’s en -motieven deed hierdoor zijn intrede in de Surinaamse letteren. Veel dichters transformeerden de orale cultuur gecombineerd met Europees georiënteerde vorming tot een nieuw middel van communicatie: de geschreven Surinaamse literatuur. Zo zorgden zij ervoor dat talen, gedachtes en gevoelens konden emanciperen en op deze manier de Surinaamse samenleving konden bereiken. Kenmerken van deze nieuwe cultuur zijn: zelfrespect, trots, eigen identiteit en autonomie. De schrijvers van het einde van de jaren 50 en begin jaren 60 bevochten vanaf nu autonomie op een eeuwenlang van buitenaf opgelegde normenstelsel. Hun schrijfstijl werd dan ook als postkoloniaal en postmodern beschouwd. Zo braken zij met de oude schrijfstijl en vormden zij met fragmenten van bestaande en met nieuw gecreëerde elementen het begin van

78 Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur: Deel II de geschreven literatuur van 1957-2000, 668.

hun eigen literaire traditie. In het tijdvak 1957-1975 maakte de schriftelijke literaire communicatie een bloei mee en verspreidde zich in een rap tempo via verschillende media. Dichters droegen hun werken voor bij tal van bijeenkomsten, werken werden besproken in de avonden van literair geïnteresseerden en op de radio. Het bespreken van literaire werken vond in de loop van de jaren 60 niet enkel meer op scholen, besloten kringen of radio plaats, maar had zijn intrede gevonden bij de geschreven media, zoals kranten en literaire tijdschriften. Het boekhandelswezen breidde zich enorm uit. Dit betekende echter niet dat het orale element volledig verdwenen was. Het volkstoneel, dans en muziek zou in deze periode ook een bloei meemaken, maar de letteren waren dominant geworden en hebben in deze periode een stevige stempel weten te drukken binnen de Surinaamse cultuur.79

Hoofdstuk 4: De literaire verbeelding van Hindostaanse vrouwen in