• No results found

- De dienstvrijstellingen

De werknemer krijgt dienstvrijstelling op de dag van de begrafenis van een bloed- of aanverwant in de tweede of de derde graad van de werknemer of de samenwonende partner.

Artikel 298

Het diensthoofd kan dienstvrijstelling verlenen voor de hoogstnodige tijd voor de begrafenis van een werknemer, een familielid van een werknemer of een lid van het bestuur.

Artikel 299

De werknemer krijgt dienstvrijstelling:

− als vrijwilliger van een brandweerkorps of korps voor burgerlijke bescherming, voor dringende hulpverlening;

− als actieve vrijwilliger van het Rode Kruis of van het Vlaamse Kruis a rato van telkens maximaal vijf werkdagen per jaar.

Artikel 300

De werknemer krijgt – op voorwaarde dat de goede werking van de dienst daardoor niet in het gedrang komt – dienstvrijstelling om mensen met een handicap en zieken onbezoldigd te vergezellen en bij te staan tijdens vakantiereizen en verblijven in België of in het buitenland. Die reizen en verblijven moeten georganiseerd zijn door een openbare instelling of een door een privaatrechtelijke vereniging of instelling met als opdracht de zorg voor mensen met een handicap of zieken op zich te nemen en die daarvoor door de overheid worden gesubsidieerd. De duur van deze dienstvrijstelling bedraagt maximaal 5 werkdagen per kalenderjaar.

Artikel 301

De werknemer die als voorzitter, bijzitter of secretaris van een stembureau, een stemopnemingsbureau, of een hoofdstembureau optreedt bij de verkiezingen, heeft recht op dienstvrijstelling:

− de dag van de verkiezingen, als hij dan moest werken;

− als lid van een hoofdstembureau: de nodige tijd om de bij de kieswetgeving voorgeschreven vergaderingen van de hoofdbureaus bij te wonen.

− de eerstvolgende werkdag na de verkiezingen, (op voorwaarde dat afgezien wordt van het presentiegeld).

Artikel 302

De werknemer krijgt dienstvrijstelling voor het afstaan van:

-

beenmerg a rato van maximaal vier werkdagen per afname;

-

organen of weefsels voor de benodigde duur van de voorafgaande onderzoeken, de ziekenhuisopname en het herstel.

Artikel 303

De werknemer krijgt, maximaal tien keer per jaar, dienstvrijstelling op de dag waarop hij bloed, plasma of bloedplaatjes geeft. De dienstvrijstelling geldt voor de tijd die nodig is voor de gift, waarin inbegrepen de tijd die naargelang het geval nodig is voor de verplaatsing naar en van het dichtstbijzijnde afnamecentrum.

Deze dienstvrijstelling dient uiterlijk drie werkdagen vooraf te worden aangevraagd. De werknemer bezorgt een attest van de arts/organisatie waarop de afname (bloed, plasma of plaatjes), datum en uur vermeld worden.

Artikel 304

§ 1. De vrouwelijke ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden en/of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte van het kind.

In uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de gezondheidstoestand van het kind en voor zover één en ander blijkt uit een medisch getuigschrift, kan de totale duur tijdens welke de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op borstvoedingspauzes, met maximum twee maanden worden verlengd.

De borstvoedingspauze duurt een half uur. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag vier uur of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes. Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze opnemen in één keer of twee keer.

De duur van borstvoedingspauze(s) is bij de duur van de prestatie van de werkdag begrepen.

De vrouwelijke ambtenaar moet met het bestuur overeenkomen op welk(e) moment(en) van de dag zij de borstvoedingspauze(s) kan nemen. Bij ontstentenis van een akkoord vallen de borstvoedingspauzes onmiddellijk voor of na de bepaalde rusttijden.

De vrouwelijke ambtenaar die wenst de borstvoedingspauzes te genieten, brengt het bestuur twee maanden op voorhand hiervan op de hoogte, tenzij het bestuur op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und Familie) of door een medische getuigschrift.

Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan het bestuur elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan.]

§ 2. Door het hoofd van de dienst wordt in de volgende situaties dienstvrijstelling verleend voor de hoogstnodige tijd;

de dienst moet steeds verzekerd zijn:

− deelneming aan examens die het eigen bestuur organiseert

− voor het verschijnen voor de militieraad of herkeuringsraad, onder voorbehoud van attestering.

− bij oproep om als lid in een familieraad te zetelen, onder voorbehoud van attestering.

− bij verhoor toegestaan door het bestuur

− voor kennisneming van het tuchtdossier

− bij oproeping voor de administratieve gezondheidsdienst, de arbeidsgeneeskundige dienst, de controlegeneesheer optredend in opdracht van de werkgever of in opdracht van een verzekeringsinstantie.

Artikel 305

De werknemer krijgt voor de duur van medische onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen plaatshebben, geen dienstvrijstelling, maar mag hiervoor de dienst verlaten in afspraak met het diensthoofd en op voorwaarde dat de verlette uren worden ingehaald.

Artikel 306

Tijdens een dienstvrijstelling is een werknemer tijdens de diensturen afwezig, met behoud van alle rechten. De afwezigheid wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Artikel 307

§ 1. Een werknemer die vooraf aan zijn hiërarchische meerdere een persoonlijke en occasionele oproeping of doorlopende opdracht voorlegt die uitgaat van de voorzitter van een onderhandelings- of overlegcomité, krijgt van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd, dienstvrijstelling om deel te nemen aan de werkzaamheden van dat comité.

In de oproeping en opdracht bedoeld in vorig lid, wordt het onderhandelings- of overlegcomité vermeld aan de werkzaamheden waarvan de werknemer verzocht wordt deel te nemen.

§ 2. Een werknemer die vooraf aan zijn hiërarchische meerdere een persoonlijke oproeping of machtiging voorlegt die uitgaat van een verantwoordelijke leider, krijgt van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd, een vrijstelling van dienst voor het uitoefenen van de prerogatieven voorzien in de artikelen 16, 1ste, 2de, 3de lid en 17, 1ste, 2de en

3de lid van de wet van 19 december 1974 en latere wijzigingen tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Genoemde prerogatieven kunnen door de werknemer slechts worden uitgeoefend in het gebied van het sectorcomité of van het bijzonder comité waartoe het OCMW-bestuur behoort.

§ 3. Alle andere werknemers dan die bedoeld worden in paragraaf 2. van onderhavig artikel kunnen vermelde prerogatieven uitoefenen op voorwaarde dat zij vooraf een persoonlijke opdracht of machtiging voorleggen die uitgaat van een erkende vakbondsorganisatie.

§ 4. De Raad voor Maatschappelijk Welzijn kan, met inachtneming van de behoeften van de dienst, gedurende de daartoe benodigde tijd, aan de werknemers dienstvrijstelling verlenen om deel te nemen aan vergaderingen die de representatieve vakorganisaties in de lokalen van de werkgever beleggen.

Artikel 308

De secretaris kan andere dienstvrijstellingen geven.

De secretaris kan in individuele en specifieke gevallen dienstvrijstelling geven.