• No results found

De civiele procedure naar delicttype

Civiele schadevergoedingszaken

8 Civiel procederen

8.6 De civiele procedure naar delicttype

Nu de kenmerken van de procespartijen en de procedures in kaart zijn gebracht, wordt in deze paragraaf het civiel schadeverhaal nader beschouwd door in te zoo-men op de kenmerken van de slachtoffers. Er wordt vooral gekeken naar offers van vermogensdelicten (343 slachtoffers) en geweldsdelicten (50 slacht-offers). Het aantal civiele procedures dat in verband staat met een andersoortig delict (7 slachtoffers) is te klein voor een uitgebreide analyse.

8.6.1 Gevorderde bedragen

In figuur 17 staan de gevorderde bedragen in de civiele procedure voor de twee onderscheiden delicttypen. De zaken waarbij gevorderd is de schadebedrag nader op te laten maken bij staat zijn buiten beschouwing gelaten (22 geweldszaken en 8 vermogenszaken). Uit figuur 9 blijkt dat slachtoffers in een civiele procedure wegens een vermogensdelict meestal tussen € 300 en € 71.000 vorderen en tussen € 2.500 en € 50.000 bij een geweldsdelict. In zaken waarin er minder dan € 5.000 werd ge-vorderd, is de schade naar beneden bijgesteld tijdens de procedure of is er, naast het geldbedrag, nog een andere vordering ingediend (zoals afgifte van een goed). De spreiding in het gevorderde bedrag is ongeveer gelijk: in de helft van de proce-dures wordt door slachtoffers van geweldsdelicten tussen € 9.000 en € 35.700 ge-vorderd en door slachtoffers van een vermogensdelict tussen € 7.700 en € 33.300 .189 De mediaan ligt bij zaken in verband met een geweldsdelict (€ 17.000) onge-veer € 3.600 hoger dan bij civiele procedures voortkomend uit een vermogensdelict (€ 13.400).

Figuur 17 Gevorderd bedrag door slachtoffers van een vermogensdelict (335 slachtoffers) en geweldsdelict (29 slachtoffers)a

a Zaken met een schadevergoeding nader op te maken bij staat zijn buiten beschouwing gelaten (8 vermogenszaken en 22 geweldszaken)

De doorlooptijden voor zaken omtrent vermogensdelicten liggen meestal tussen 0 en 26 maanden (zie figuur 18). Voor zaken die aanhangig zijn gemaakt vanwege een geweldsdelict ligt de doorlooptijd tussen 1 en 28 maanden. De helft van de slachtoffers van vermogensdelicten krijgt in de civiele procedure te maken met een doorlooptijd van tussen 1 en 11 maanden en de helft van slachtoffers van gewelds-delicten tussen 7 en 18 maanden. De mediaan ligt bij procedures voor vermogens-delicten op 6 maanden en bij rechtszaken in verband met geweldsvermogens-delicten op 11 maanden. Civiele schadeverhaalzaken in verband met geweldsdelicten duren dus

189Gevorderde bedragen hoger dan € 50.000 kunnen bij geweldsdelicten als uitzonderlijk worden beschouwd; voor vermogenszaken ligt deze grens op het bedrag van € 72.000.

uitschieters max

min

max min

over het algemeen ongeveer 5 maanden langer voordat het tot een eindvonnis komt dan bij zaken als gevolg van vermogensdelicten.

Figuur 18 Doorlooptijd voor slachtoffers van vermogensdelicten (343 slachtoffers) en geweldsdelicten (50 slachtoffers)

Nu de gevorderde bedragen en de doorlooptijden zijn beschreven, worden in de volgende paragrafen per delictcategorie de kenmerken van de slachtoffers en de procedures verder uitgediept.

8.6.2 Slachtoffers van vermogensdelicten

De meeste procedures voor schadeverhaal zijn aanhangig gemaakt door slachtoffers van een vermogensdelict (343 slachtoffers). Deze slachtoffers zijn vaak rechtsperso-nen (85%), maar ook natuurlijke persorechtsperso-nen (15%) hebben vanwege een vermogens-delict geprobeerd schade vergoed te krijgen via een civiele procedure. In de meeste gevallen was de gedaagde, al voordat het vermogensdelict had plaatsgevonden, een bekende van het slachtoffer (91%). De relatie tussen eiser en gedaagde is bij ver-mogensschade in de meeste gevallen een relatie tussen leverancier en afnemer (54%; 184 slachtoffers). In minder zaken ging het om de relatie tussen werkgever en werknemer (14%; 48 slachtoffers), of om een relatie in de context van een andersoortig contract (13%; 46 slachtoffers). Voor de overige slachtoffers was de relatie anderszins, onbekend of niet uit het dossier te achterhalen (in totaal 19%; 65 slachtoffers).

Voor de drie eerst genoemde relatietypes is in figuur 19190 weergegeven welke be-dragen worden gevorderd.191 Hieruit blijkt dat in zaken tussen leveranciers en af-nemers een minder hoog bedrag wordt gevorderd dan bij zaken tussen werkgevers en werknemers, en bij slachtoffers die procederen in het kader van een contractuele relatie anderszins. De spreiding in het gevorderd bedrag is behoorlijk kleiner bij leveranciers en afnemers dan bij de andere twee relatietypen. Zowel zaken tussen leveranciers en afnemers, werkgevers en werknemers, en andere contractuele relaties, kenden een paar zaken die, vergeleken met de hoogte van de gevorder- de bedragen in de meeste andere zaken, als uitzonderlijk hoog kunnen worden be-schouwd.

Voor het verhalen van schade ten gevolge van een vermogensdelict werd in de onderzochte populatie vaker een bodemprocedure aangespannen (86%) dan een kortgeding procedure (14%). In 35% van de onderzochte zaken voor vermogens-delicten liet de gedaagde verstek gaan.

190Gelet op de beschikbare ruimte in deze boxplot en de volgende figuren worden niet apart de teksten minimum, maximum en uitschieter vermeld.

191 In acht zaken werd gevorderd de schade nader bij staat op te laten maken. Deze zaken zijn bij de analyse van de hoogte van het gevorderde bedrag buiten beschouwing gelaten.

uitschieters max

max min

Figuur 19 Gevorderd bedrag (x 1000) door slachtoffers van een

vermogensdelict naar het type relatie tussen eiser en gedaagde

Ook de doorlooptijden verschillen naar het type relatie tussen eiser en gedaagde (figuur 20). De mediaan geeft aan dat leveranciers en afnemers de minste tijd zien verstrijken tussen het aanhangig maken van de zaak en de afdoening; voor slacht-offers die een andersoortig contract hebben met de gedaagde en voor zaken tussen werkgevers en werknemers duurt de procedure langer. De tijd die verstrijkt voor een individueel slachtoffer loopt het meest uiteen voor slachtoffers die de gedaagde kennen in contractueel verband. Doorlooptijden van meer dan 29 maanden zijn uit-zonderlijk bij een contractuele relatie, terwijl dit bij werkgever-werknemer relaties meer dan 24 maanden is en bij leverancier - afnemer meer dan 19 maanden. Figuur 20 Doorlooptijd voor slachtoffer van een vermogensdelict naar het

type relatie tussen eiser en gedaagde

8.6.3 Slachtoffers van geweldsdelicten

Een deel van de procedures voor schadeverhaal is aanhangig gemaakt door slacht-offers van een geweldsdelict (50 slachtslacht-offers). Deze slachtslacht-offers zijn allen natuur-lijke personen (100%). In de meeste gevallen is voor schadeverhaal ten gevolge van een geweldsdelict een bodemprocedure aangespannen (86%) en in een aantal gevallen een kortgeding procedure (14%). In dit type civiele schadeverhaalzaken is de gedaagde vaak een onbekende van het slachtoffer voordat het delict plaatsvond (49%) of een relatie anderszins (39%; bekende, familie, partner, buren). In zaken waarin het om een voorheen onbekende gedaagde ging, wordt er over het algemeen een hoger bedrag gevorderd dan in relaties anderszins (figuur 21). Slachtoffers van een geweldsdelict die de gedaagde niet persoonlijk kenden, variëren meer in de hoogte van het gevorderd totaal bedrag dan slachtoffers voor wie de gedaagde een bekende is, zoals een buurman of een familielid. Gevorderde bedragen hoger dan € 25.000 zijn uitzonderlijk bij relaties in het privé-domein en bij een onbekende gedaagde zijn bedragen van meer dan € 50.000 uitzonderlijk. De relatie van het slachtoffer met de gedaagde is in de overige gevallen een contractuele relatie (4%; bijvoorbeeld in de context van een vereniging) of kon niet worden achterhaald met

het dossieronderzoek (8%). Verstek komt bij zaken over schade door geweldsdelic-ten slechts weinig voor (4%). In de meeste gevallen is de zaak contradictoir (96%). Figuur 21 Gevorderd bedrag door slachtoffers van een geweldsdelict naar

het type relatie tussen eiser en gedaagde

Noot: 21 zaken waarin gevorderd is het schadebedrag nader op te laten bij staat zijn buiten beschouwing gelaten.

Procedures voor geweldsdelicten die zijn gevoerd indien de gedaagde een onbeken-de was kenonbeken-den over het algemeen een iets minonbeken-der lange doorlooptijd dan in geval de gedaagde een bekende was van de eiser (in de zin van familielid en buren). Het verschil komt neer op ongeveer een halve maand (figuur 22).

Figuur 22 Doorlooptijden voor slachtoffer van een geweldsdelict naar het type relatie tussen eiser en gedaagde

8.6.4 Slachtoffers van overige delicten

Een klein deel van de onderzochte civiele procedures voor schadeverhaal wordt aanhangig gemaakt door slachtoffers van een ander delict dan een vermogens- of geweldsdelict (7 slachtoffers).192 Onder deze slachtoffers bevonden zich zes natuur-lijke personen en één rechtspersoon. In alle zaken was de gedaagde een onbekende van het slachtoffer. In 2010 is er één kortgeding zaak doorlopen voor schadeverhaal (ten gevolge van een verkeersdelict) en zes bodemprocedures (voor onder andere smaad, laster en joyriding). De zaken waren minder vaak verstekzaken (15%) dan contradictoire zaken (85%).

192De statistieken in deze paragraaf zijn gebaseerd op 7 zaken en moeten daarom voorzichtig worden geïnterpre-teerd. Hoewel exact kan worden weergegeven wat de kenmerken waren van deze overige zaken die zijn afge-daan in 2010, is het mogelijk dat andere jaren sterk afwijken van deze gegevens.