• No results found

De Bondsrepubliek als opkomende Zivilmacht in West-Europa

Turkije zou vanaf september 1980 weer tot de topprioriteit van het West-Duitse

buitenlandbeleid behoren. Na jaren van politieke onzekerheid in Turkije waarin regeringen elkaar rap afwisselden en waarin politiek en religieus geweld steeds verder escaleerde, vond de staatsgreep plaats waar het Westen al vreesde. In de nacht van 11 op 12 september greep het leger de macht na een, voor de nieuwe machthebbers, succesvolle coup.98 Het eerste bericht dat de nieuwe junta naar buiten bracht, was dat de strijdkrachten de macht hadden overgenomen omdat de instituties van de staat niet meer functioneerden. In de proclamatie verwees de nieuwe machthebber naar de plicht die het leger had om de Turkse republiek te beschermen en verdedigen, iets wat voorgaande leiders klaarblijkelijk niet wisten te

waarborgen. Tegelijkertijd werd het kabinet afgezet, het parlement ontboden en werden politieke partijen voorlopig verboden. Alle partijleiders, waaronder voormalig premiers Demirel en Ecevit, werden gearresteerd. De noodtoestand werd voor het hele land uitgeroepen en niemand mocht het land nog verlaten. Een van de leidende generaals van de staatsgreep, generaal Kenan Evren, werd per 14 september het nieuwe staatshoofd. De coupplegers zagen dit moment als de kans om extreme veranderingen door te voeren in het politieke bestel voordat de democratie echt hersteld zou worden en de burgers de macht zouden krijgen. Het politieke systeem diende, volgens de generaals, gezuiverd te worden. Niet alleen de nationale leiders, maar ook de burgemeesters en gemeenteraadsleden moesten het veld ruimen. Alle macht kwam in handen van de militairen. Die ontwikkeling was ook in het parlement te zien, waar het kabinet alleen nog maar bestond uit officieren.99

Direct op 13 september waren alle lidstaten van de NAVO paraat om de coup en de politieke situatie te analyseren. Vanaf dat moment lag de prioriteit van de NAVO weer bij Turkije. Schmidt en Genscher wilden, net als hun Europese collega’s, echter pas met Turkse vertegenwoordigers spreken wanneer de relatieve rust in het land zou zijn teruggekeerd. Er vonden dan ook lange tijd geen persoonlijke ontmoetingen plaats tussen West-Duitse en Turkse afgevaardigden. De NAVO-lidstaten werden zich ervan bewust dat de pogingen om het land niet te laten afglijden, danig waren mislukt. Het bedrag dat bedoeld was om de NAVO-flank te versterken, belandde zo in handen van een militaire dictatuur. De

bondgenoten waren erop gespitst dat Turkije zo spoedig mogelijk naar een democratie diende

98 ‘Gesandter Pfeffer, Brüssel (NATO), an Auswärtiges Amt’, Akten zur Auswärtigen Politik 1980, 1387. 99 Zürcher, Turkije. Een moderne geschiedenis, 329.

41

terug te keren. Daarnaast stonden de gevolgen voor het NAVO-dubbelbesluit met betrekking tot de langeafstandsraketten in Europa hoog op de agenda. Voor de meeste lidstaten

veranderde de ‘val’ van Turkije echter niets aan de opinie over de plaatsing van de raketten. De consensus die uit de vergadering kwam, was dat alles in het werk moest worden gesteld om Turkije zo spoedig mogelijk naar een democratie terug te laten keren. Op die manier kon de eenheid binnen de westerse alliantie worden gewaarborgd. Pas dan zouden westerse afgevaardigden weer met Turkije willen onderhandelen.100

Spanningen tussen West-Europa en Turkije

Voor de relatief goede betrekkingen tussen de Bondsrepubliek en Turkije was de staatsgreep van september 1980 funest. Nog steeds zou de Bondsrepubliek een leidende rol op zich nemen in de verhoudingen tussen West-Europa en Turkije, maar meer op afstand en op een zeer kritische manier. Tegelijkertijd zouden andere landen de positie van de belangrijkste Turkse handelspartner overnemen. Hoewel het land al geruime tijd probeerde definitief aansluiting te vinden bij het Westen, was de coup van 1980 zeker niet het eerste voorbeeld van gespannen verhoudingen tussen de westerse wereld en Turkije. Zo was twee decennia eerder het proces voor een mogelijke toetreding tot de Europese Gemeenschappen in gang gezet, maar kende deze procedure vele belemmeringen. Al in 1959 poogde Turkije lid te worden van de EG, maar de onderhandelingen hierover werden een jaar later gestaakt. Reden hiervoor was een militaire staatsgreep.101

Sinds 1960 heeft het land vijf keer te maken gehad met een staatsgreep vanuit het leger, waarbij de ene meer succesvol bleek dan de andere. De regering waarmee de Europese Gemeenschappen in 1959 verschillende afspraken hadden gemaakt, werd in 1960

omvergeworpen en beschuldigd van grondwetschending. Deze ontwikkelingen vertraagden het toetredingsproces aanzienlijk. Uiteindelijk kon in 1964 het associatieverdrag in werking treden. Vanaf dat moment kreeg Turkije zeventien jaar de gelegenheid om zich op

economisch en politiek vlak gereed te maken om volwaardig lid van de EG te worden. Hoewel het lidmaatschap veel lastiger te bereiken was dan verwacht, groeiden de twee partijen economisch gezien steeds verder naar elkaar toe. Zo namen de landen van de EG, de Bondsrepubliek voorop, langere tijd de plaats in van de VS als belangrijkste Turkse

handelspartners. De leden van de EG zagen het verdrag als een beloning voor de Turkse

100 ‘Gesandter Pfeffer an Auswärtiges Amt’, Akten zur Auswärtigen Politik 1980, 1387-1391. 101 Zürcher, Turkije. Een moderne geschiedenis, 320.

42

verdediging van het ‘vrije westen’. In die zin lag er in feite een directe verbintenis tussen het Turkse lidmaatschap van de NAVO en de EG.102

Zoals benoemd, kende de goede verhouding tussen Turkije en de EG ook vele pijnpunten. Enkele voorbeelden hiervan waren het Cyprusconflict, de ontkenning van de Armeense genocide, de opiumproductie en de schending van mensenrechten. Behalve de opiumproductie zijn deze problemen nog steeds redenen voor de Europese Unie om Turkije niet toe te laten. Vooral de steeds explicietere ontkenning van de Armeense genocide na de coup van 1980, was onacceptabel voor Europa. Generaal Evren voerde een rechts-

nationalistisch beleid waarbij een eigen visie op de geschiedenis leidend werd. Deze gang van zaken bemoeilijkte het geplande definitieve lidmaatschap ten zeerste.103 Gelijktijdig met de coup was er echter een andere, voor Turkije, pijnlijke gebeurtenis. Des te gevoeliger lag het dat de pogingen van aartsrivaal Griekenland om tot de EG toe te treden wel waren gelukt en per 1 januari 1981 officieel bekrachtigd zouden worden. Daarnaast was Griekenland

teruggekeerd in de NAVO en kreeg zo dus nog meer mogelijkheden om zich definitief bij het Westen te voegen. Turkije, als trouw NAVO-lid, voelde zich daardoor in de steek gelaten. Europa dwong Turkije als het ware tussen Oost en West in te blijven zwemmen. Het lidmaatschap van zowel de NAVO als de EG, was blijkbaar toch niet voor elk land weggelegd.

Het uitblijven van het EG-lidmaatschap had grotendeels te maken met de maatregelen die generaal Evren had genomen. Zoals reeds is beschreven, zorgde hij voor een zeer

autocratisch klimaat waarbij partijen werden verboden en politici werden gevangengenomen. Alle macht kwam in handen van de officieren die verantwoordelijk waren voor de coup. Voor de leden van de NAVO was het zaak om te zorgen dat Turkije niet verder zou afdrijven en zo spoedig mogelijk zou terugkeren naar een democratisch systeem. Op de al eerder beschreven NAVO-top die naar aanleiding van de staatsgreep werd gehouden was dit het belangrijkste onderwerp. In de maanden die daarop volgden, zouden er geen bilaterale gesprekken tussen de Bondsrepubliek en Turkije plaatsvinden. In januari 1981 deed ambassadeur Dirk Oncken voor de eerste keer verslag vanuit Ankara. Hij ging hierbij in op de politieke en economische situatie en schatte in hoe de terugkeer naar een democratie kon verlopen.104 Vergelijkbaar met de andere NAVO-leden, wilde de Bondsrepubliek pas weer in gesprek gaan met de Turkse

102 Ibidem.

103 Ibidem, 320-321.

104 ‘Botschafter Oncken, Ankara, an das Auswärtige Amt’, Akten zur Auswärtigen Politik der Bundesrepublik

43

regering wanneer de democratie daadwerkelijk zou zijn hersteld. Toch heeft de NAVO het niet zo ver laten komen, maar het zou nog wel tot november 1981 duren voordat er weer diplomatieke onderhandelingen werden gevoerd tussen vicekanselier Hans-Dietrich Genscher en president Evren.105 Behalve de terugkeer naar een democratie waren daarnaast de

schending van mensenrechten en de economische samenwerking belangrijke aandachtspunten in de onderhandelingen. Zoals de Bondsrepubliek leiding had genomen in het hulpprogramma in 1979, was het opnieuw het eerste West-Europese land dat afzonderlijk onderhandelde met het Turkse regime. Een goed voorbeeld van de assertieve vorm van diplomatie die Genscher propageerde.

West-Duitse steun continueert in 1981

Ondertussen namen de Turkse schulden aan het buitenland alleen maar toe. Daarbovenop werden de door vicepremier Turgut Özal toegezegde terugbetalingen aan het buitenland gehalveerd.106 De economische situatie in Turkije was zeer zwak en verergerde ieder jaar. Al

in de jaren 1974 en 1975 bevond de Turkse economische zich in penibele staat. Daarbij zette de Turkse bevolkingsgroei constant door. Volgens voormalig premier Bülent Ecevit was deze groei met een miljoen Turken per jaar. Een dergelijke groei zorgde vervolgens voor een toename van het aantal werklozen en voor meer frustratie en onzekerheid, zeker in tijden van een financiële crisis. Ecevit stelde dat deze zaken de democratie in het land allemaal hebben belast.107 Daarom was de Bondsregering aanvankelijk van plan de financiële samenwerking met de Turkse regering te continueren. Het internationale hulpprogramma zou net als in 1979 worden geleid door de regering-Schmidt. Dit ondanks de sobere begroting en grote

werkloosheid waar de Bondsrepubliek mee te maken had. Bovendien groeide het aantal protesten tegen de acties van het Turkse regime. Zowel in de Bondsrepubliek als in Nederland traden migranten van Turkse afkomst in hongerstaking tegen folteringen door de junta.

Daarnaast was er vanuit het christelijk kerkgenootschap een sterk protest tegen de

vervolgingen waarmee Turkse christenen in eigen land te maken hadden.108 Schmidt kreeg ook vanuit de linkervleugel van zijn eigen partij veel kritiek op de blijvende steun aan de Turkse dictatuur. Bovendien was de achterban van de partij tegen de wapenleveringen aan

105 ‘Gespräch des Bundesministers Genscher mit Präsident Evren in Ankara’, Akten zur Auswärtigen Politik der

Bundesrepublik Deutschland 1981, 1694-1702.

106 ‘Banken. Tiefste Stufe’, Der Spiegel, 26-1-1981, 62.

107 Mareike Spiess-Hohnholz, ‘Was vorbei ist, ist vorbei’, Der Spiegel, 16-3-1981, 171. 108 ‘Turkei hilfe. Kollektiver Mief’, Der Spiegel, 2-2-1981, 46.

44

landen zoals Israël en Saoedi-Arabië. Daarbij was onder de West-Duitse bevolking de populariteit van de bondskanselier toen al tanende, voornamelijk vanwege het eerder

beschreven NAVO-dubbelbesluit, de aanhoudende woningnood en de devaluering van de D- mark.109

De economische samenwerking van de Bondsrepubliek met Turkije riep op tot veel verzet en leidde tot massale protesten. Het militaire regime van Evren had wel een relatieve politieke stabiliteit opgeleverd met een tanend aantal terroristische aanslagen. Terrorisme van verscheidene linkse, rechtse, Koerdische en Armeense groeperingen vond nauwelijks nog plaats. Daartegenover stond dat tienduizenden politieke tegenstanders waren opgesloten in gevangenissen en daar naar alle waarschijnlijkheid op uiteenlopende manieren gemarteld werden.110 Overigens stond de Bondsregering in deze kwestie onder druk van de nieuwe Amerikaanse regering. President Ronald Reagan verwachtte dat de Bondsrepubliek Turkije militair en financieel zou blijven ondersteunen. De relatie tussen de nieuwe Amerikaanse president en bondskanselier Schmidt was echter vanaf het begin gespannen. Schmidt was met diens voorganger Carter al geen beste vrienden, maar de eisen van Reagan zorgden voor nog meer argwaan. Het beleid van de nieuwe president was grotendeels gericht op herstel van de Amerikaanse economie, zonder een duidelijk buitenlandbeleid. Bij een staatsbezoek aan de VS kwam Schmidt erachter dat op het westers speelveld slechts ruimte was voor één ster. De andere spelers hadden hierbij een bijrol. Reagans ‘America first’ riep dan ook veel afkeer op bij zijn bondgenoten.111

Inzake de ontwikkelingssamenwerking was nog meer onduidelijkheid ontstaan door de ambivalente houding van de VS. Door te bezuinigen op ontwikkelingshulp wilde Washington in derdewereldlanden meer geliefd worden en tegelijkertijd meer invloed krijgen. Een zeer tegenstrijdig en onbegrijpelijk idee. Wat het Midden-Oosten betrof, moesten de VS, de Bondsrepubliek, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een soort taakverdeling maken. Bonn zou opnieuw een sleutelrol moeten spelen omtrent het hulpprogramma voor Turkije.112 Om te onderzoeken of die financiële steun moest worden voortgezet of dat de regering moest

zwichten voor het protest in eigen land, trok een West-Duitse delegatie in maart 1981 naar Turkije teneinde de situatie van naderbij te onderzoeken. Ambassadeur Oncken had in zijn

109 Wolfram Hanrieder, Germany, America, Europe. Forty years of German foreign policy (New Haven 1989)

358.

110 ‘Kollektiver Mief’, Der Spiegel, 2-2-1981, 46. 111 Winkler, Der lange Weg nach Westen, 372.

45

bericht namelijk gesteld dat het wel mee viel met de schending der mensenrechten en dat de junta niet schuldig was aan systematische martelingen van politieke gevangenen.113 De delegatie bezocht echter een gevangenis waar de leefsituatie voor de gedetineerden bijzonder schrijnend bleek te zijn. Toch kwam ze tot de conclusie dat de ambassadeur gelijk had, maar met de kanttekening dat de mensenrechten dikwijls werden geschonden. Zodoende werd op grond van deze analyse de economische samenwerking voortgezet.114

De continuering van het hulpprogramma had als doel om Turkije zo snel mogelijk naar een democratie te laten terugkeren. Volgend op de West-Duitse delegatie, bezocht een afvaardiging van verschillende West-Europese landen Turkije. Generaal Evren verklaarde tijdens deze ontmoeting dat Turkije onderdeel van een vrij en democratisch Europa was en zeker ook wilde blijven. Hiermee benadrukte hij tevens als doel te hebben om naar een democratie terug te keren. De Europese Raad wilde echter concrete maatregelen zien van de junta. Zo diende er actie ondernomen te worden tegen degenen die deelnamen aan de

folteringen en zouden gevangenen die niet actief hadden geparticipeerd in terreur, moeten worden vrijgelaten. Bovendien zouden de restricties op Turkse media moeten worden opgeheven.115 Het beleid dat de West-Duitse regering voerde ten aanzien van Turkije zou in de loop van 1981 drastisch veranderen. Twee maanden na de bezoeken waren de vereiste maatregelen klaarblijkelijk nog niet gerealiseerd. De West-Duitse steun werd verminderd van 295 miljoen dollar in 1980 naar 200 miljoen in 1981, terwijl Oostenrijk, Zweden en

Zwitserland elke financiële hulp weigerden te verlenen.116 In het openbaar werd de afname toegeschreven aan de West-Duitse economische problemen, maar in werkelijkheid had deze vooral te maken met de terugslag in de democratie van Turkije. Op de vergadering met zeventien westerse landen, waar bovenstaande landen de financiële steun aanpasten, werd tegelijkertijd bekend gemaakt dat de Amerikaanse hulp aan Turkije juist intensiveerde. Van 295 miljoen dollar in 1980 naar 350 miljoen in 1981. Voornamelijk vanwege deze toename was de keldering van de totale hulp nog gering: van ruim een miljard dollar in 1980 naar 940 miljoen in 1981.117 De door Reagan gecreëerde kloof tussen de VS en de Bondsrepubliek, en West-Europa in het algemeen, werd zo eens te meer duidelijk.

113 ‘Kollektiver Mief’, Der Spiegel, 2-2-1981, 48.

114 ‘Türkei. Freundlicher Mission’, Der Spiegel, 16-3-1981, 156.

115 Marvine Howe, ‘Turkey’s junta lobbies to stay in European ‘club’’, The New York Times, 9-3-1981, A9. 116 Paul Lewis, ‘U.S. will step up aid’, The New York Times, 8-5-1981, A2.

46 Breuk tussen West-Europa en Turkije

De meest voorname reden voor de afname van steun, was het schenden van de

mensenrechten. Voor de westerse wereld werden met de opsluiting van ex-premier Ecevit de mensenrechtenschendingen overduidelijk zichtbaar. Als gevolg van deze internering besloot de Bondsrepubliek namelijk de financiële samenwerking met Turkije te blokkeren en de afgesproken steun van 460 miljoen D-Mark niet te verlenen.118 Nadat het bedrijven van politiek voor Ecevit verboden was, had de prowesterse sociaaldemocraat zijn oude beroep opgepakt: de journalistiek. In het tijdschrift Arayiş (‘Op zoek’) werden de toenemende problemen in de wereld zo uitvoerig mogelijk geanalyseerd. De focus lag hierbij op de ontwikkelingslanden en in het bijzonder op Turkije. Aan de hand van hun

sociaaldemocratisch gedachtegoed probeerden de auteurs binnen de opgelegde marges voor meningsuiting, toch oplossingen voor de problemen te vinden. Voor Ecevit was elke vorm van politiek bedrijven verboden door het militaire regime. Zo kon hij zijn mening niet

publiekelijk uiten. De ex-premier probeerde daarom zo min mogelijk vanuit politiek oogpunt te schrijven. Toch zou Ecevit door kritiek op de junta voor vier maanden gevangenisstraf worden veroordeeld. Niet alleen was dit schending van de vrijheid van meningsuiting, deze straf toonde tevens aan dat persvrijheid voor links-progressieve media simpelweg niet bestond. Bovendien zou deze schending gevolgen hebben voor de economische banden met Europa. Zo stelde de Bondsdag dat een NAVO-bondgenootschap niet betekende dat Bonn elke actie van Ankara kritiekloos kon accepteren en dat er financiële sancties moesten worden getroffen.119

Turkije voelde zich door die afname van West-Europese steun geïsoleerd. Deze isolatie was ten dele te wijten aan de economische recessie die veel landen had geraakt. Om opnieuw niet te veel afhankelijk te zijn van slechts de Amerikaanse financiële hulpmiddelen, richtte Turkije zich evenzo op het Midden-Oosten. Het land was zich er terdege van bewust dat het afhankelijk was van buitenlandse financiële steun, maar wilde deze dependentie wel spreiden. Een bijkomend voordeel was dat de VS en het Midden-Oosten, in tegenstelling tot West-Europa, Turkije niet erg op de vingers tikten wat betreft de mensenrechtenkwesties. President Reagan had vanaf het begin duidelijk gemaakt dat strategische belangen boven de mensenrechten stonden. Zijn regering had ‘grondwetsexperts’ naar Turkije gestuurd om het regime bij te staan een nieuwe grondwet op te stellen. Daarbij namen ze de grondwetsteksten

118 Spiess-Hohnholz, ‘Was vorbei ist, ist vorbei’, Der Spiegel, 16-3-1981, 163. 119 ‘Türkei. Mit dem Messer’, Der Spiegel, 9-11-1981, 23.

47

van Taiwan en Zuid-Korea als voorbeelden; twee landen die indertijd niet bekend stonden om een strikte naleving van de mensenrechten. Daarbovenop had in augustus 1981 de

Amerikaanse Defensieminister Caspar Weinberger de ontwikkelingen in Turkije geprezen. Kortom, twee regio’s die qua financiële samenwerking een stuk interessanter waren voor de militaire junta. Daarentegen was Genscher tijdens zijn bezoek aan Ankara zichtbaar niet onder de indruk van de toenmalige situatie van het land.120

Gedurende de ontmoeting tussen de West-Duitse minister van Buitenlandse Zaken en de Turkse president Evren was de beëindigde financiële samenwerking een van de vele agendapunten. De president trachtte alle kritiek op zijn beleid te pareren door de schuld bij andere partijen te leggen of zich in te dekken door over het belang van het Turkse volk te spreken. Zo achtte hij het verbod op politieke partijen noodzakelijk, omdat deze anders enkel onderling zouden strijden in plaats van samenwerken. Volgens hem zou onder Ecevit de terreur zijn begonnen, terwijl de situatie onder Demirel niet verbeterde. Dat Ecevit opnieuw was opgesloten, zou niet Evrens wens zijn geweest. Hij beweerde dat onafhankelijke rechters tot deze straf waren gekomen. In werkelijkheid controleerde het leger, en dus Evren zelf, de rechtspraak. Vanwege die politieke chaos was het, volgens de president, noodzakelijk het heft in eigen hand te nemen en niet te wachten tot het buitenland zou ingrijpen. Zijn strijd tegen terreur, in zijn ogen was het voornamelijk links-extremistische terreur, zou niet hebben geleid tot systematische martelingen. Hoewel hij enkele weken eerder in Der Spiegel zichzelf nog had ingedekt dat folteringen ‘gebruikelijk’ waren in Turkije, ontkende hij deze bewering in