• No results found

De .Bisschoppelijke .Adviescommissie .Inzake .Lectuurvoorziening .(Bacil)

Het al dan niet vermeende zedelijk verval na de oorlog was een bron van zorg voor de hele samenleving. Deze ongerustheid werd niet alleen door het episcopaat, maar ook door de landelijke pers en de confessionele partijen gedeeld. De KVP hield zich niet afzijdig en ging zelfs zover de euvelen die bij de uitleenbibliotheken de kop op staken, in het verkiezingsmanifest van de partij op te nemen. Een ethisch reveil, gebaseerd op strenge normen, was dringend geboden.216 Om inzicht te krijgen in wat er mis was op het gebied van huwelijk, gezin en seksualiteit hield de landelijke leiding van de Katholieke Actie in 1946 de enquête ‘Wat mankeert Nederland?’. Een van de conclusies van het rapport was dat ongecontroleerde lectuurspreiding door zogenaamde ‘wilde winkelbibliotheekjes’ als de belangrijkste oorzaak werd gezien voor het morele verval. Toezicht op sport, film en lectuur in het bijzonder zou een positieve invloed hebben op een verantwoord leefgedrag. Samenwerking van alle organisaties op het gebied van de lectuurvoorziening was dan wel noodzakelijk, waarbij nadrukkelijk werd gewezen naar het bibliotheekwezen.217 Op 4 februari 1948 werd voor dit doel door het LCKA een studiecommissie in het leven ge-roepen, die bestond uit vertegenwoordigers van de RKOLB, de Sint-Vincentiusvereniging, de parochiebibliotheken en De Linie, het weekblad van de jezuïeten. Idil was niet in de commissie vertegenwoordigd. De bevindingen van de verschillende beraadslagingen

werden in juni 1948 neergelegd in het rapport-Ten Doesschate. Alle ondertekenaars van dit rapport waren overigens ex-leden van de Keuringsraad van Sint-Vincentius. Uit dit verslag kwam naar voren dat de RKOLB alleen de belangen van de eigen aangesloten bibliotheken behartigde, dat de subsidievoorwaarden door de verschillende gemeenten divers werden geïnterpreteerd en dat de volks- en plattelandsbibliotheken slecht waren georganiseerd. De speciaal voor de volksbibliotheken samengestelde reizende tentoonstel-lingen van de Sint-Vincentiusbibliotheken bereikten maar moeizaam het platteland.218

De eerste stap die de studiecommissie na het gereedkomen van dit verslag ondernam, was zich te verzekeren van voldoende steun van het episcopaat. De commissie drong in een gesprek aan op positieve actie, hetgeen op 16 juni 1948 resulteerde in de oprichting van een Bisschoppelijke Adviescommissie Inzake Lectuurvoorziening, kortweg en al dan niet ironisch ‘Bacil’ genoemd. Het episcopaat benoemde de journalist Herman Divendal (1914-1991) tot voorzitter, volgens Jan Jacobs ‘de best geïnformeerde katholieke leek van de twintigste eeuw in Nederland’.219 Hij was aanvankelijk voorbestemd om priester te worden en doorliep een opleiding aan het kleinseminarie Hageveld, gevolgd door twee jaar filosofie aan het grootseminarie in Warmond. Sinds 1937 verzorgde hij de publiciteit voor Actie “voor God”. Secretaris van Bacil werd de strijdbare priester-bibliothecaris A. de Wilt s.j. (1899-1960) en J. van der Ham, die de Keuringsraad in Bacil vertegenwoor-digde, werd penningmeester.

Tot verbazing van Verbiest werden Idil en ‘Sint Jan’ niet bij de voorbereidingen van de oprichting betrokken. Hoe kun je een katholieke vereniging voor lectuurverspreiding oprichten en de literatuurbeoordeling buiten spel zetten?, vroeg hij zich verwonderd af. Een belangrijk punt voor Bacil was echter overdreven intellectualisme waarvan de volksbibliotheken Idil wel eens betichtten, te voorkomen. Ook van staatsinmenging bij het toekennen van subsidies aan bibliotheken wilde men zich verre houden. Natuurlijk was subsidie welkom, maar niet als dat ten koste ging van het levensbeschouwelijke karakter van de bibliotheek. Bacil wilde per se niet dat de katholieke bibliotheek te boek kwam te staan als een semi-overheidsinstelling.

Bacil kreeg van het episcopaat de opdracht een landelijk samenwerkingsplan voor katholieke bibliotheken op te stellen en bracht nog hetzelfde jaar een rapport uit. Daar-in adviseerde Bacil alle katholieke openbare bibliotheken, van plattelands- tot school-bibliotheek, samen te brengen onder één koepel.220 Het doel van Bacil was een ‘ideële’ organiserende vereniging te zijn die het hele veld van verkoop, keuring, voorlichting en uitleen van lectuur beheerde, waarvoor een eigen periodiek Mens en Boek (1948-1972) in het leven werd geroepen. De koepel noemde zich de Katholieke Centrale Vereniging voor Lectuurvoorziening (KCVL). Als uitvloeisel daarvan werden in de periode 1948-1952 in alle provincies ‘reële’ afdelingen opgericht ter ondersteuning van het veldwerk in de bibliotheken.221 De provincie Overijssel beet de spits af. Een groot succes zijn de afdelingen in de provincies overigens niet geworden. Zij richtten zich voornamelijk op de plattelandsbibliotheken en ondervonden veel tegenwerking van de veel professio-neler opererende openbare bibliotheken, gecentreerd rond de RKOLB. In Brabant kwam de KCVL nauwelijks van de grond. Weliswaar werd in 1951 een bestuur gevormd onder voorzitterschap van de directeur gemeentewerken te Tilburg, ir. A. van Velzen, maar dat had weinig invloed. Het feit dat Brabant twee bisdommen telde en er sprake was van grote regionale en culturele verschillen tussen Oost- en West-Brabant was daar waar-schijnlijk de oorzaak van. Bovendien was in Brabant de RKOLB sterk vertegenwoordigd door de landelijke voorzitter Van der Putt uit Eindhoven.

De samenwerking tussen KCVL, RKOLB, Idil en ‘Sint Jan’ was zeer problematisch. KCVL pretendeerde de koepelorganisatie te zijn voor de katholieke lectuurvoorziening, maar

141

218 . .KDC, .Archief Idil, .inv .nr . .510 .Rapport .der .Bisschoppelijke .Adviescommissie .Inzake .Lectuurvoorziening, .16-4-1949, .1-2 . 219 . .Jacobs, .‘Herman .Divendal’, .30 . .

220 . .‘Mededelingen .van .de .Katholieke .Actie .in .Nederland’ .(1948) . 221 . .Tonnaer, .Catholici non legunt, .24 .

222 . .Tonnaer, .Catholici non legunt, .25 .

223 . .KDC, .Archief ‘Sint Jan’, .inv .nr . .172 .Brief .van .Divendal .aan .het .bestuur .van .‘Sint .Jan’, .10-5-1948 . 224 . .KDC, .Archief Idil, .inv .nr . .510 .Rapport .der .Bisschoppelijke .Adviescommissie .Inzake .Lectuurvoorziening, .13 . 225 . .KDC, .Archief LCKA, .inv .nr . .155 .Brief .Verbiest .aan .Diepenbrock, .30-3-1951; .Brief .Verbiest .aan .Diepenbrock, .25-6-1952 . 226 . .Tonnaer, .Catolici non legunt, .31 .

227 . .KDC, .Archief Idil, .inv .nr . .12; .Archief ‘Sint Jan’, .inv .nr . .379 .Idil-rapport .7-1-1953 . 228 . .KDC, .Archief KCVL, .inv .nr . .1 .Bijvoegsel .Nederlandse Staatscourant .

kon deze doelstelling nooit waarmaken. In feite was en bleef het een organisatie van volks-bibliotheken. De RKOLB werd verweten te elitair te zijn waardoor het doel, voorlichting en emancipatie van de katholieken, beperkt werd tot de bovenlaag.222 Het kwam nogal eens voor dat kardinaal De Jong als intermediair moest optreden bij een verschil van mening tussen Bacil en de RKOLB. Uiteindelijk leidde dat tot het vertrek van voorzitter Van der Putt en secretaris S. Robitsch uit het bestuur van de RKOLB. Op macroniveau konden de organisaties moeilijk door één deur, maar op microniveau was de samenwerking tussen de leden van RKOLB en de volksbibliotheken minder gecompliceerd.

Achteraf gezien lijkt het vreemd dat Idil en ‘Sint Jan’ niet bij de oprichting van Bacil waren betrokken. ‘Sint Jan’ protesteerde daartegen en werd op 10 mei 1948 per brief ge-rustgesteld. Het was geenszins de bedoeling geweest de vereniging voor boekverkopers en uitgevers buiten spel te zetten, maar eerst diende een aantal organisatorische kwes-ties te worden opgelost.223 Hiermee is de vraag waarom Idil werd gepasseerd nog niet beantwoord. Mogelijk had de afstandelijke houding van Bacil te maken met het feit dat penningmeester Van der Ham en Verbiest niet samen door een deur konden en dat wat betrof de overname van de Keuringsraad van de Sint-Vincentiusvereniging de strijdbijl door Idil nog niet definitief was begraven. Wat ook de reden moge zijn, vast staat dat Bacil druk uitoefende op Idil om eerst maar eens een stichting te worden en pogingen in het werk te stellen om de goedkeuring van het episcopaat daarvoor te bewerkstel-ligen.224 Toen dat in 1949 inderdaad het geval was, moest Verbiest blijven bedelen om in de commissie zitting te kunnen nemen. Hij vond dat een gedelegeerde van Idil in het KCVL-bestuur zeker op zijn plaats was. Maar men liet Idil ‘rustig vijf jaar verkom-meren in idealisme’, aldus een verbolgen Verbiest.225 Kortom, ‘de samenwerking tussen de verschillende katholieke lectuurorganisaties was nihil’, aldus Clemon Tonnaer in

Catholici non legunt.226

Bij de goedkeuring van de statuten van KCVL in 1952 bestond het dagelijks bestuur uit de heren E. Mélis (Amsterdam), J. van Velsen (Haarlem), J. van der Ham (’s-Gravenhage), S. Janssen (Venlo) en J. Mentink (Deventer), hoofdzakelijk leden van de oude Keurings-raad van de Sint-Vincentiusvereniging. De beoogd voorzitter Herman Divendal werd adviseur. Het bestuur vergaderde tussen de vijf en tien keer per jaar. De KCVL werkte aanvankelijk met lekenvrijwilligers, maar in 1953 kwam er een professionele directeur in de persoon van mr. J. Rademaker (1923).

Zij die het boek maakten en zij die voorlichting en leiding gaven als het gedistribueerd werd, te weten schrijvers, Sint Jan, Idil en de RKOLB stonden bij de KCVL buiten spel. ‘De kleine bibliotheekjes spelen niet slechts de eerste, maar practisch de enige viool,’ aldus Verbiest in zijn Idil-rapport van januari 1953.227 Omdat er veel onduidelijkheid bestond over de positie van de KCVL werden de statuten pas op 15 maart 1955 bisschoppelijk goedgekeurd en op 8 november vermeld in de Nederlandse Staatscourant.228 Uiteindelijk

zou de KCVL in 1963 met de RKOLB fuseren tot het Katholiek Bibliotheek Centrum (KBC). Met het oog op het onderzoeksmodel van Rees en Dorleijn, met name wat betreft de institutionele benadering van de literaire veldtheorie, was er in de tweede helft van de

jaren veertig sprake van ernstige miscommunicatie. Er waren te veel actoren in het veld, die elkaar beconcurreerden. De strijd om de macht in het veld vond zijn hoogtepunt in de controverse van Idil, ‘Sint Jan’ en de RKOLB met de Keuringsraad voor volksbiblio-theken, die ook doorwerkte in de verstandhouding met de KCVL en Bacil. De beslissing van Idil om voortaan als stichting door het leven te gaan was een stap in de goede rich-ting. Zo hoopte Idil de weg vrij te maken voor een betere samenwerking in de toekomst.