• No results found

De betrouwbaarheid en validiteit van de constructen

In dit onderzoek wordt onderzocht of er interactie plaatsvindt tussen enerzijds decentralisatie en entrepreneurial leiderschap en anderzijds innovation performance. De drie hoofdmaatstaven in dit onderzoek zijn daarom decentralisatie, entrepreneurial leiderschap en innovatie performance. Zoals eerder in de hypothese ontwikkeling genoemd zijn de vragen in de vragenlijst omtrent entrepreneurial leiderschap te onderscheiden in vanuit individuele, maar ook Business Unit perspectief. Zo geldt dit ook voor innovation performance waarbij een onderscheid in wordt gemaakt tussen explorative en exploitative. Hierin is explorative gefocust op geheel nieuwe markten, technologie, producten en diensten. Explotative innovation is gericht op de verbetering van binnen bestaande markten, technologie, producten en diensten. Deze hoofdmaatstaven zijn als constructen verwerkt in dit onderzoek. In tabel 1 worden de constructen als hoofdvariabelen weergegeven met de Cronbach’s Alpha’s.

Tabel 3: Hoofdvariabelen 0 10 20 30 40 50 60 <20 20-50 51-100 101-250 251-500 501-1000 >1000 Aa nt al re sp on de nt en Aantal FTE's

Aantal FTE in BU

Dit onderzoek richt zich vooral op innovatie performance en is daarmee de afhankelijke variabele. De verbanden waarmee deze variabele wordt onderzocht zijn de onafhankelijke variabelen decentralisatie en entrepreneurial leiderschap. De betrouwbaarheid van de constructen zijn getest middels de Cronbach’s Alpha’s. Uit de analyse blijkt dat de Cronbach’s Alpha’s allemaal hoog genoeg (boven de 0.6) zijn om de betrouwbaarheid van de constructen te waarborgen. Sommige waarden liggen zelfs tegen de 0.8 aan wat zeer goed is. Tevens is gekeken of er items zijn die uit het construct gehaald kunnen worden om de Cronbach’s Alpha te verhogen. Na beoordeling blijkt dat de Cronbach’s Alpha niet significant hoger wordt. Items verwijderen uit de constructen is daarom niet nodig.

De hoofdvariabelen worden middels een factor analyse getest hoe hoog de kwaliteiten van de maatstaven zijn. In hoeverre hebben de items in een construct een zelfde soort onderliggend concept. In appendix A zijn de resultaten te zien van de factor analyse.

Decentralisatie laadt op twee factoren. De vijf vragen kunnen eventueel onderscheiden worden in twee soorten vragen, maar hebben voldoende te maken met een zelfde onderliggend concept. Uit de Cronbach’s Alpha blijkt ook dat de betrouwbaarheid van het construct voldoende is. Het huidige construct hoeft niet aangepast te worden.

Strategie is duidelijk te onderscheiden in de verschillende typen strategieën volgens Porter. Zo laadt de differentiatiestrategie op één factor. Hetzelfde is te zien bij de focusstrategie die ook op één factor laadt. De lagekostenstrategie laadt op 3 factoren. Hier is wel in te vinden waarom. Drie vragen hebben zeer duidelijk kenmerken van een lagekostenstrategie, maar de andere drie vragen omtrent hebben te maken met kwaliteitscontrole. Dit is ook een kenmerk van een lagekostenstrategie, maar zou ook een onderdeel kunnen zijn van de andere twee strategieën. Gezien de uitkomst van de Cronbach’s Alpha niet wijst op items die verwijderd kunnen worden om de betrouwbaarheid van het construct te verhogen, worden alle items behouden in het huidige construct.

Entrepreneurial leiderschap laadt zowel vanuit individueel perspectief en Business Unit niveau minder. De concepten laden op zes verschillende factoren. Dit is vrij logisch gezien entrepreneurial leiderschap verschillende kenmerken hebben, namelijk onder andere risico- nemend, innovatief, duidelijke visie (Fernald et al.,2005). Al deze kenmerken komen terug in de vragenlijst onder dezelfde construct, maar kan inderdaad eventueel nog in drie factoren opgesplitst worden. Gezien de vragen toch samenhang hebben en de betrouwbaarheid van de construct voldoende is (alpha 0.62), is voor dit onderzoek besloten geen items te verwijderen.

In lijn met Jansen et al. (2006) is innovatie te onderscheiden in exploratief en exploitatief. Vragen omtrent exploitatieve innovatie laden volledig op één factor. Exploratieve innovatie laadt op drie factoren. Ook hier is geen noodzaak om items te verwijderen. Het construct exploratieve innovatie bevat zes vragen waarvan deels bestaat uit het toetreden van een nieuwe markt of distributiekanaal en deels uit het richten op nieuwe producten of diensten. Beide varianten behoren tot exploratieve innovatie. Deze bewering wordt versterkt door de Cronbach’s Alpha van 0.67 wat een prima waarde is.

Het verband tussen de afhankelijke en onafhankelijk variabelen kan mogelijk beïnvloed worden door verschillende factoren. Deze factoren worden als controle variabelen aangemerkt in dit onderzoek. Deze factoren kunnen bijvoorbeeld de leeftijd zijn, hoelang iemand op een positie zit, hoelang iemand werkzaam is in dezelfde Business Unit en in welke industrie het bedrijf zich bevindt. Men zal verwachten dat wanneer iemand langer op zijn positie zit of werkzaam is binnen dezelfde Business Unit, men beter de organisatie en markt kent waardoor meer risicovolle beslissingen durven te nemen. Tevens zal dit kunnen leiden tot meer innovatie gezien de ruime kennis die is opgebouwd voor wat kan slagen en falen. Dit is in lijn met het resultaat van deze analyse. In figuur 8 is zichtbaar naar mate iemand langer in dienst is in dezelfde Business Unit, de mate van innovatie ook meer van ‘gemiddeld’ naar ‘bovengemiddeld’ gaat. Uit de analyse in welke mate iemand op dezelfde positie zit ten opzichte van de mate van innovatie is geen trend uit te halen. In figuur 9 zijn de uitkomsten van de analyse weergegeven. Mogelijk kan dit beïnvloed worden door het willen behouden van veiligheid op de huidige positie. Voor enige conclusies dient hiervoor nader onderzoek verricht te worden.

Figuur 8: De mate van innovatie versus dienstjaren in dezelfde Business Unit

Figuur 9: De mate van innovatie versus dienstjaren in dezelfde positie

Iemand die een hogere leeftijd heeft, heeft meer werk- en levenservaring en dus een betere inzicht in de praktijk. Educatie van iemand kan een indicatie zijn hoe intellectueel iemand is. In dit onderzoek is deze factor niet meegenomen als control variabel gezien er te veel beperkingen in zit. Iemand die een lage educatie heeft gevolgd betekent niet dat iemand niet goed is in de praktijk. Iemand die hoog geschoold is betekent ook niet dat iemand alle theorie goed kan toepassen in de praktijk. De strategie van een onderneming is ook van belang. Een onderneming die innovatie als strategie heeft, zal zich meer bezig houden met innovatie.

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 0-5 6-10 11-15 16-20 >20

Average innovation performance More innovation performance

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 0-5 6-10 11-15 16-20 >20

Uit dit onderzoek blijkt dat de verdeling van de beslissingsbevoegdheden gemiddeld gelijk is tussen de respondent en zijn/haar leidinggevende. Innovatie performance scoort op zowel exploratieve als exploitatieve vlakte gemiddeld. Focus op het verbeteren binnen de bestaande markten, technologie, producten en diensten doet het iets beter dan het geheel ontwikkelen van iets nieuws. Entrepreneurial leiders op individueel niveau bevatten meer eigenschappen van een entrepreneur dan de het functioneren op Business Unit niveau. De strategieën van een onderneming worden verder in dit hoofdstuk nader besproken.

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

DECENTR 160 1 5 3,14 ,837 EXPLORINNOVPERF 158 1 5 2,81 ,775 EXPLOIINNOVPERF 158 1 5 3,36 ,729 ENTRLEADER_IND 160 1,57 4,86 3,5329 ,57847 ENTRLEADER_BU 157 1,00 4,17 2,9654 ,50833 STRAT_FOCUS 160 1,00 4,83 2,8158 ,86553 STRAT_LOW 160 2,17 5,00 3,7892 ,53042 STRAT_DIFF 160 1,00 5,00 2,9675 ,79310 Valid N (listwise) 151

Tabel 4: beschrijvende statistieken hoofdvariabelen