• No results found

De beoordeling van de gezochte confrontatie

Hoe wordt een beroep op noodweer(exces) bij een gezochte confrontatie in de rechtspraak beoordeeld en is deze manier wenselijk in het kader van de rechtsordehandhaving?

5.1. De gezochte confrontatie en de grondslag van rechtsordehandhaving

Indien de gedraging van de verdachte – naar de kern bezien – niet als verdedigend, maar als aanvallend moet worden beschouwd, is er geen sprake van een noodweersituatie. Dit is het geval indien de gedraging bijvoorbeeld gericht is op een confrontatie of deelname aan een gevecht.168 De gedraging van verdachte dient dus van verdedigende aard te zijn.

We hebben in het overzichtsarrest van de Hoge Raad tevens gezien dat voor het aannemen van culpa in causa, de correctie achteraf, sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid en dat het bewust en/of bewapend opzoeken van de confrontatie niet meer voldoende is.169 Deze toets ziet op de gedragingen van verdachte die aan de aanranding zijn voorafgegaan. Er is sprake van een bijzondere omstandigheid indien verdachte de aanval heeft uitgelokt door provocatie en hij aldus uit was op een confrontatie, of wanneer hij willens en wetens de confrontatie heeft opgezocht en een gewelddadige reactie van het slachtoffer heeft uitgelokt.170

Gelet op bovenstaande kan men zich afvragen hoeveel ruimte er nog is voor culpa in causa bij een gezochte confrontatie, indien al is vastgesteld dat er sprake is van een noodweersituatie en dus van een – naar de kern bezien – verdedigende gedraging van de verdachte. Er is dan immers al vastgesteld dat de gedraging niet gericht was op een confrontatie of deelname aan een gevecht.

Aangezien de noodweerbevoegdheid mede gegrond is op het handhaven van de rechtsorde, zou men zich daarnaast ook kunnen afvragen in hoeverre iemand die rechtsorde nog verdedigt indien hij zelf de confrontatie opzoekt.

Eerder bleek in hoofdstuk 3 nog dat de grondslag van rechtsordehandhaving van essentieel belang is voor het noodweerrecht; een beroep op noodweer kan enkel slagen als de rechtsorde bij het optreden van de verdediger is gebaat.

168 HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.3, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Overzichtsarrest

noodweer(exces)).

169 HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.7.1, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Overzichtsarrest

noodweer(exces)).

170 HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.7.1, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Overzichtsarrest

Hoe de gezochte confrontatie na de komst van het overzichtsarrest wordt beoordeeld, zal geïllustreerd worden aan de hand van onderstaande jurisprudentie.

5.2. Jurisprudentie

5.2.1. Uitnodiging tot confrontatie

In de avond van 31 december 2010 heeft er een aanvaring plaatsgevonden tussen een verdachte en het latere slachtoffer, waarbij het slachtoffer is geslagen. De verdachte is vervolgens met twee andere jongens weggereden. Het slachtoffer heeft de verdachte later die avond gebeld en hem uitgedaagd om het uit te komen vechten. Toen zij even later op de afgesproken plek arriveerden en uit de auto stapten, is het slachtoffer naar hen toegerend en heeft hij de verdachte geslagen. Toen het slachtoffer even later naar zijn vrienden rende om hen te helpen, zag hij de verdachte opnieuw bij de auto staan. Hij is toen naar de verdachte teruggekeerd. Het slachtoffer sloeg verdachte op zijn hoofd, waardoor de verdachte door zijn benen zakte. Op dat moment stak de verdachte een het mes in het been van het slachtoffer.171

Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van noodweer omdat ‘verdachte zich, ondanks het

feit dat hij wist dat er gevochten zou gaan worden – slachtoffer had hem daartoe immers uitgedaagd – met anderen en bewapend met een mes heeft begeven naar de afgesproken plek. Daardoor heeft verdachte de confrontatie en de kans op escalatie bewust opgezocht, terwijl hij er ook voor had kunnen kiezen dit niet te doen.’172

De Hoge Raad casseert en verwijst naar het overzichtsarrest waarin onder andere is bepaald dat de enkele omstandigheid dat een verdachte zich willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten viel, onvoldoende is voor het aannemen van culpa in causa.173 Het oordeel van het Hof dat de verdachte de confrontatie bewust heeft opgezocht terwijl hij er ook voor had kunnen kiezen dit niet te doen, is niet voldoende om aan te nemen dat er sprake is van eigen schuld en daarmee ontoereikend gemotiveerd.174

Uit de conclusie van Advocaat-Generaal Vellinga blijkt wellicht de gedachtegang van de Hoge Raad. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden van het Hof volgt dat, hoewel de verdachte zich naar het slachtoffer heeft begeven, het slachtoffer degene is die begonnen is met vechten, zich van de verdachte heeft verwijderd, opnieuw naar de verdachte is toegegaan en hem

171 HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:864, r.o. 2.3, NJ 2016/461, m.nt. N. Rozemond. 172 HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:864, r.o. 2.3, NJ 2016/461, m.nt. N. Rozemond.

173 HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:864, r.o. 3.2, NJ 2016/461, m.nt. N. Rozemond: HR 22 maart 2016,

ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.7.1, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Overzichtsarrest noodweer(exces)).

opnieuw heeft geslagen. Pas toen de verdachte door dat geweld door zijn knieën zakte, heeft hij het slachtoffer neergestoken.175 Deze passiviteit van de verdachte ten tijde van de aanranding wijst erop dat er geenszins sprake was van uitlokking door provocatie die de aanvaarding van het noodweer beroep in de weg kan staan.

5.2.2. Schietpartij Zoetermeer

Bij een partycentrum in Zoetermeer is ‘s nachts een ruzie ontstaan waarbij de verdachte en het latere slachtoffer betrokken zijn. Het slachtoffer was die avond zeer boos en agressief en liep bovendien met een vuurwapen te zwaaien. De verdachte is na de ruzie naar zijn auto gelopen en heeft daar zijn eigen pistool gepakt. Hierna is hij teruggegaan naar de plaats van de eerdere confrontatie en heeft hij bij de auto van een hem bekend meisje gestaan. Het slachtoffer is vervolgens met zijn vuurwapen op de verdachte afgelopen. Vervolgens hebben zowel het slachtoffer als de verdachte op elkaar geschoten, waarbij het slachtoffer dodelijk is geraakt.176 De verdachte werd vervolgd en deed een beroep op noodweer. Het Hof oordeelde dat het onttrekkingsvereiste in deze zaak aan de verdachte kan worden tegengeworpen. Het weggaan en een nieuwe confrontatie voorkomen kon naar ’s Hofs oordeel in de gegeven omstandigheden van de verdachte worden gevergd. Aangezien de verdachte niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om weg te gaan, kon hij geen beroep doen op noodweer.177

De Hoge Raad verwierp het tegen dat oordeel gerichte cassatieberoep met de overweging dat het oordeel van het Hof niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en niet onbegrijpelijk is.178

Opmerkelijk aan deze zaak is dat culpa in causa niet wordt genoemd. In zijn conclusie stelt Advocaat-Generaal Vegter hieromtrent: ‘Er is verschil tussen een gedraging gericht op

confrontatie (in het kader van culpa in causa) en - zoals in het onderhavige geval - de plicht om zich zo te gedragen dat een confrontatie wordt voorkomen (in het kader van het onttrekkingsvereiste).’179 Aangezien het oordeel van het Hof nou eenmaal niet inhoudt dat de verdachte de confrontatie heeft opgezocht of een aanval van het slachtoffer heeft uitgelokt, behoeven de klachten van de steller volgens hem hieromtrent geen nadere bespreking.180

175 HR 13 maart 2016, ECLI:NL:PHR:2016:358, par. 16 (concl. A-G W.H. Vellinga). 176 HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:701, r.o. 2.4, NJ 2017/232, m.nt. N. Rozemond. 177 HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:701, r.o. 2.4, NJ 2017/232, m.nt. N. Rozemond. 178 HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:701, r.o. 2.6, NJ 2017/232, m.nt. N. Rozemond. 179 HR 7 maart 2017, ECLI:NL:PHR:2017:271, par. 12 (concl. A-G P.C. Vegter). 180 HR 7 maart 2017, ECLI:NL:PHR:2017:271, par. 12 (concl. A-G P.C. Vegter).

5.2.3. Kapotte autoruit

In de avond van 14 december 2014 hoorde de verdachte dat het alarm van zijn auto afging. Toen hij ging kijken, zag hij dat de ruit van de auto was ingeslagen. De verdachte pakte vervolgens een plank en ging op zoek naar de dader. Op een gegeven moment hoorde de verdachte ergens in de straat een deur dichtslaan en zag hij dat er een man (aangever) vanuit een woning op hem af kwam lopen. Toen bleek dat de aangever degene was die de ruit had ingeslagen, ontstond er een woordenwisseling en een worsteling. Volgens de verdachte werd hij door de aangever aangevallen en kreeg hij vuistslagen in het gezicht, waarop hij de aangever met de plank sloeg.181

Volgens het Hof was er in deze zaak geen sprake van noodweer. Hiertoe werd overwogen dat de verdachte degene was die de confrontatie met de aangever heeft opgezocht: ‘Verdachte is

immers gewapend met een plank op zoek gegaan naar de dader (aangever) en heeft zich aldus willens en wetens in een conflictsituatie gebracht. Dat aangever ook de daadwerkelijke dader was van het inslaan van de autoruit was verdachte op dat moment nog niet bekend. Dat aangever verdachte als eerste met zijn vuisten zou hebben geslagen acht het Hof niet aannemelijk geworden, nu verdachte gewapend met een plank tegenover hem stond.’182

De Hoge Raad herhaalt enkele passages uit het overzichtsarrest en is van oordeel dat het Hof zijn oordeel niet toereikend heeft gemotiveerd. Het Hof heeft in het midden gelaten of er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar van een aanranding, aangezien niet aannemelijk is geworden dat de aangever als eerste zou hebben geslagen. Daarnaast is het oordeel dat het gewapend met een plank op zoek gaan naar de dader van de vernieling van een autoruit een bijzondere omstandigheid is die in de weg staat aan het slagen van een beroep op noodweer niet zonder meer begrijpelijk.183

5.2.4. Recente lagere rechtspraak

Ruzie op de weg

Een andere opmerkelijke zaak deed zich voor in IJmuiden. De verdachte reed in zijn auto achter de aangever. De aangever vertoonde opmerkelijk rijgedrag, waarop de verdachte zijn auto tot stilstand bracht voor de auto van de aangever. Toen de verdachte vloekend en tierend op de aangever afliep, draaide de aangever zijn autoraam open. Toen de verdachte zijn hoofd richting

181 HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3117, r.o. 2.3.2, NJ 2018/217, m.nt. H.D. Wolswijk. 182 HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3117, r.o. 2.3.2, NJ 2018/217, m.nt. H.D. Wolswijk. 183 HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3117, r.o. 2.5 , NJ 2018/217, m.nt. H.D. Wolswijk.

de opening van het raam bewoog, kreeg hij een klap van de aangever. De verdachte heeft vervolgens de aangever tegen zijn hoofd gestompt.184

Het Hof oordeelde in deze zaak dat de aangever degene is die een beroep op noodweer toekomt, doordat de verdachte willens en wetens de confrontatie met de aangever heeft gezocht en de klap van de aangever heeft uitgelokt. De verdachte was immers degene die op de aangever is afgekomen, waarbij hij zijn hoofd zeer dicht bij de aangever heeft gebracht. Gelet op het feit dat de aangever een gehandicapte man van 75 jaar oud is, zich in een kwetsbare positie achter het stuur bevond, daardoor geen kant op kon en het gedrag van de verdachte als onmiddellijk dreigend heeft ervaren, mocht hij zich naar het oordeel van het Hof onder deze omstandigheden verdedigen. Aangezien de aangever zich op noodweer kan beroepen, staat een dergelijk beroep voor de verdachte niet meer open. 185

Poging doodslag met ijzeren buis

In februari 2018 deed zich bij de rechtbank Noord-Holland een zaak voor waarbij de verdachte ’s nachts in conflict is geraakt met de aangever. De feiten liggen als volgt: de verdachte was onderweg naar huis na tevergeefs aan te hebben gebeld bij het huis van zijn ex-partner. Ondertussen werd hij gebeld door de aangever. De aangever zei ‘Als je niet bij mij komt, kom

ik bij jou en schiet ik je voor je kop. Kom hierheen in de hal bij [ex-partner] en bij de kinderen.’186 De verdachte pakte een stalen buis, trok een kogelvrij vest aan en begaf zich naar

het huis van zijn ex-partner. Bij aankomst zag hij dat de aangever op hem af kwam lopen, waarbij de aangever een vuurwapen trok en dit richtte op het hart van de verdachte. Toen de verdachte het wapen probeerde af te pakken ontstond er een worsteling. De verdachte heeft de aangever vervolgens ontwapend. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte hierbij met de ijzeren buis in de hals van de aangever heeft gestoken dan wel geslagen.187

De rechtbank honoreert het beroep op noodweer van de verdachte en is van oordeel dat er geen sprake is van culpa in causa. Hierbij volgt de rechtbank de standaard uitleg van de Hoge Raad uit het overzichtsarrest. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich bewust in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten viel, of dat de verdachte zich in verband met een mogelijke aanval van het slachtoffer als

184 Hof Amsterdam 20 maart 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:760, onder kopje ‘Bespreking van noodweer(exces)

verweer.

185 Hof Amsterdam 20 maart 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:760, onder kopje ‘Bespreking van noodweer(exces)

verweer.

186 Rb. Noord-Holland 27 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1560, r.o. 5.3. 187 Rb. Noord-Holland 27 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1560, r.o. 3.3 en 5.3.

voorzorgsmaatregel van een (illegaal) wapen had voorzien, is volgens de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van een bijzondere omstandigheid die in de weg kan staan aan het slagen van een beroep op noodweer.188

Vechtpartij Dapperstraat

Op 9 mei 2018 oordeelde de rechtbank over een vechtpartij tussen twee partijen in de Dapperstraat in Amsterdam. De verdachte en de aangever zouden elkaar ontmoeten om een conflict uit te praten. Met de verdachte waren drie medeverdachten meegekomen. Direct na aankomst ontstond een vechtpartij. Hierbij heeft de verdachte de aangever met een mes onder meer in diens gezicht geslagen.189

De rechtbank begint het oordeel met de opmerking dat het opsporingsonderzoek voorbij is gegaan aan de gerede mogelijkheid dat de aangever zich, wetende dat hij een ontmoeting met de verdachte zou hebben, had verzekerd van de steun van een aantal met stokken bewapende vrienden.190 Gelet op de getuigenverklaringen moet ervan uit worden gegaan dat de aangever en zijn medestanders mogelijk de eerste klappen hebben uitgedeeld, althans de verdachte met stokken gewapend hebben staan opwachten.191

Het beroep op noodweer(exces) wordt echter niet gehonoreerd. De omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte, teneinde de confrontatie met de aangever aan te gaan, gewapend zijn uitgestapt en rechtstreeks, onmiddellijk en zonder aarzeling in de richting van de aangever zijn gelopen, is hiervoor leidend. Zo oordeelt de rechtbank: ‘Reeds deze agressieve

manier waarop verdachte en zijn medeverdachte de confrontatie zijn aangegaan staat een succesvol beroep op noodweer(-exces) in de weg (culpa in causa).192 Na dit oordeel stelt de

rechtbank vast dat de verdachte de aangever bovendien niet ter noodzakelijke verdediging tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding met het mes heeft toegetakeld. De verdachte had de aangever met het mes verwond na hem eerst rennend te achtervolgen, omdat de aangever hem eerst had geslagen. Volgens de rechtbank is het strafbare feit dan ook niet verricht in een noodweersituatie, waardoor het beroep op noodweer(exces) niet slaagt.193

188 Rb. Noord-Holland 27 februari 2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:1560, r.o. 5.3. 189 Rb. Amsterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3230, r.o. 3.3.

190 Rb. Amsterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3230, r.o. 5.3. 191 Rb. Amsterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3230, r.o. 5.3. 192 Rb. Amsterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3230, r.o. 5.3. 193 Rb. Amsterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:3230, r.o. 5.3.

5.3. De Zoetermeerse zaak en het onttrekkingsvereiste

Zowel Jansen als Rozemond & Ter Haar pleiten voor een ruimer bereik van culpa in causa. Rozemond & Ter Haar wijzen hieromtrent op de grote categorie gedragingen die niet voldoen aan het criterium ‘uitlokking door provocatie’, maar die wel kunnen maken dat de verdediger niet de geschikte persoon was om de rechtsorde te verdedigen.194 In hun bijdrage geven

Rozemond & Ter Haar een overzicht van factoren die tot een fatale vorm van culpa in causa kunnen leiden, zoals zichzelf illegaal bewapenen, het in gevaar brengen van onschuldige omstanders en het actief zijn in een crimineel milieu.195 Volgens Jansen wordt de gezochte confrontatie in de Zoetermeerse zaak beoordeeld aan de hand van een ruime uitleg van het onttrekkingsvereiste in plaats van het strengere culpa in causa. Indien een rechter oordeelt dat verdachte zich had moeten onttrekken aan de situatie, kan hij de verhoogde eisen van culpa in causa volgens Jansen omzeilen.196 Hij pleit er om die reden voor om alle aan de aanranding voorafgaande handelingen van de verdachte te beoordelen in de sleutel van culpa in causa. Wanneer al die voorafgaande handelingen vervolgens worden getoetst aan de factoren van Rozemond & Ter Haar, kan de grondslag van rechtsordehandhaving beter worden beoordeeld en worden de noodweervoorwaarden op een inzichtelijke manier van elkaar onderscheiden.197 Jansen wijst er aan de hand van de Zoetermeerse zaak op dat de Hoge Raad minder vergaande gedragingen dan uitlokking (zoals het vooraf bewapenen) ‘tamelijk categorisch’ buiten het bereik van culpa in causa houdt.198

Advocaat-Generaal Vegter stelt zich in zijn conclusie bij de Zoetermeerse zaak op het standpunt dat het onttrekkingsvereiste niet alleen betrekking heeft op een conflict dat nog gaande is. Hij meent dat, juist omdat het eerdere conflict is beëindigd, door weg te gaan voorkomen kan worden dat de ‘vlam opnieuw in de pan slaat’.199 De wijze waarop het onttrekkingsvereiste in

het overzichtsarrest is geformuleerd impliceert mijns inziens echter anders. Er is immers voldaan aan het onttrekkingsvereiste indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken.200 Rozemond merkt hierover terecht op dat de Hoge Raad het onttrekkingsvereiste hiermee aan de aanranding verbindt, wat dus

194 Rozemond & Ter Haar, TPWS 2017/2, p. 7.

195 Zie voor het volledige overzicht van factoren: Rozemond & Ter Haar, TPWS 2017/2, p. 13. 196 Jansen, DD 2017/63, p. 673.

197 Jansen, DD 2017/63, p. 680. 198 Jansen, DD 2017/63, p. 676.

199 HR 7 maart 2017, ECLI:NL:PHR:2017:271, par. 11 (concl. A-G P.C. Vegter).

200 HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, r.o. 3.5.2, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Overzichtsarrest

beperkter lijkt te zijn dan het voorkomen van een nieuw conflict.201 Door te oordelen dat de toepassing van het onttrekkingsvereiste door het Hof in dit geval niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en niet onbegrijpelijk is, lijkt de Hoge Raad het standpunt van Vegter te volgen.

Het feit dat deze zaak aan de hand van het onttrekkingsvereiste is beoordeeld, is mijns inziens niet onbegrijpelijk. De specifieke omstandigheden van het geval, zoals vastgesteld door het Hof, zijn hierbij van belang. De verdachte wist, voorafgaand aan de fatale confrontatie, dat het slachtoffer zeer agressief was, een vuurwapen bij zich had en het die avond op verdachte had gemunt. Daarnaast is van belang dat verdachte na de eerste confrontatie naar zijn auto is gelopen om zijn eigen vuurwapen te halen.202 De zeer korte tijdspanne tussen de twee conflicten en het feit dat verdachte enkel de plaats van het eerdere conflict heeft verlaten om zijn eigen wapen te halen, maken naar mijn mening dat het onttrekkingsvereiste in dit geval aan verdachte kan worden tegengeworpen. Daarbij komt dat verdachte wist, gelet op de toestand van het slachtoffer, dat de situatie zou escaleren.

Dat er in deze zaak sprake is van een ernstige schending van de rechtsorde is duidelijk. De schietpartij vond plaats op een openbare plek, waardoor de vele omstanders in gevaar waren. Mede door het gedrag van verdachte werden onschuldige burgers geconfronteerd met ernstig geweld. Daarnaast kan niet worden gezegd dat het handelen van verdachte gericht was op het neutraliseren van een inbreuk op de wet. Gelet op de omstandigheden van het geval zoals