• No results found

De begrippen ‘delictgevaarlijkheid’ en ‘behandelbaarheid’

In document 226 Onderzoek en beleid (pagina 41-44)

3.1.1 Het concept delictgevaarlijkheid

In diverse artikelen wordt erop gewezen dat het begrip ‘gevaarlijkheid’ weinig eenduidig is. Zo is Van Marle (1992) van mening dat gevaarlijkheid of gevaarlijk gedrag per definitie een multitheoretische en multidisciplinaire

aanpak nodig heeft. Bij het voorspellen van de gevaarlijkheid dient volgens hem bovendien onderscheid gemaakt te worden tussen het voorspellen van gevaarlijk gedrag in de nabije toekomst en dat op de langere termijn. Mason (1999) wijst erop dat het concept ‘gevaar’ veel verschillende opvattingen oproept, zowel tussen personen binnen dezelfde professie, als tussen verschillende disciplines. Gevaarlijkheid impliceert volgens hem het aanwe-zig zijn van kwaliteiten of kenmerken binnen het individu, die in

wisselwerking met omgevingsfactoren kunnen leiden tot een zichtbare uiting, zoals geweld, maar ook tot meer subtiele vormen van letseltoebren-ging, zoals vergiftiging of stalking. Van Ginneken (1993) gaat in op het gevaarscriterium zoals dat omschreven is in het Wetboek van Strafrecht.6 Hij constateert dat het begrip ‘gevaar’ vragen oproept, bijvoorbeeld ten aanzien van de te verwachten schade, de kans dat het ‘onheil’ zich voordoet en de termijn waarop men het ‘onheil’ verwacht.

In overeenstemming hiermee gaan Douglas en Ogloff (2003) in op het risico dat iemand gewelddadig gedrag zal vertonen. Zij merken op dat er binnen het veld van risicotaxatie tot voor kort verrassend weinig aandacht was voor het begrip ‘risico’ op zich. Dit werd vooral in verband gebracht met de waarschijnlijkheid dat iemand gewelddadig gedrag zou vertonen. Douglas en Ogloff wijzen echter op uitspraken van verschillende onderzoekers dat ‘risico’ meer omvat dan alleen het aspect ‘waarschijnlijkheid’. Zij noemen in dit verband Mulvey en Lidz (1995), die vijf aspecten aan het begrip ‘risico’ onderscheiden, namelijk de aard van het risico, de waarschijnlijkheid dat het zich voor zal doen, de frequentie van het vóórkomen ervan, de ernst van het risico en de dreiging (de onmiddellijkheid/de latentietijd) ervan. Ook het concept ‘geweld’ omvat volgens Douglas en Ogloff meerdere facetten, zoals de frequentie waarmee het zich voordoet, de dreiging dat het zich voor zal doen, en de mate van ernst ervan (licht letsel versus ernstig letsel). Daarbij kan geweld zich richten tegen een bekende of een onbekende, en kan de reden voor het geweld liggen op het instrumentele of het vijandelijke vlak. Bovenstaande opvattingen maken duidelijk dat het concept ‘delictgevaarlijk’ niet eendimensionaal is. Het uiteenrafelen van de verschillende aspecten en facetten zoals hier beschreven, biedt echter wel aanknopingspunten met het oog op operationalisering van het begrip.

3.1.2 Het concept behandelbaarheid

Het begrip ‘delictgevaarlijkheid’ kan in relatie worden gebracht met behan-delbaarheid.

Tervoort (2003) formuleert het aldus: ‘Indien gevaarlijk gedrag een uiting is van een stoornis of ziekte, komt deze in aanmerking voor behandeling.’

6 Artikel 37a, Wetboek van Strafrecht vermeldt dat ‘de rechter kan gelasten dat degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden geplaatst voor een termijn van een jaar, doch alleen indien hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen’.

Wanneer er sprake is van delictrecidivevermindering met behulp van behandeling, spelen er volgens hem vier kernelementen een rol: de ziekte, de persoon van de betrokkene, diens (micro- en macro-)omgeving en de behandelaar. Of een forensisch psychiatrische patiënt behandelbaar is, hangt af van de beïnvloedbaarheid van de factoren die delinquent gedrag bepalen, zoals een problematische ontwikkelingsgeschiedenis, biologische factoren, een problematische sociale situatie, een gebrek aan vaardigheden. Tervoort definieert het begrip behandelbaarheid als ‘de mogelijkheid dat de behandeling een bepaalde mate van succes zal opleveren onder invloed van nader te benoemen factoren of dimensies’. Deze factoren of dimensies betreffen onder andere de omschrijving van de ziekte in diagnostische groepen (ter mogelijke inschatting van de behandelbaarheid), en het vermogen en de bereidheid tot samenwerking van de patiënt. Of een patiënt tot samenwerking in staat is en bereid is, hangt volgens Tervoort onder andere af van de mate waarin de stoornis de diverse functies al dan niet beperkt; daarnaast speelt het vermogen van de patiënt om zich te hechten een rol, evenals zijn intelligentieniveau en daarmee samenhangend, zijn reflecterend vermogen. Ziekte-inzicht en lijdensdruk ten slotte, kunnen de bereidheid tot samenwerking positief beïnvloeden.

Ook de deskundigheid en de bereidheid tot samenwerking van de behande-laar beschouwt Tervoort als belangrijke factoren voor het welslagen van de behandeling, evenals de stand van zaken met betrekking tot het vakgebied. Deze laatste factor bepaalt de grens aan de behandelmogelijkheden en is tijdgebonden. Het zorgaanbod dient verder van een voldoende kwaliteit en kwantiteit te zijn om de patiënt de beste kans op behandeling te bieden. Daarbij moet de setting waarin de behandeling plaatsvindt transparant zijn, het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn voor de patiënt of de behandeling primair bedoeld is ter beveiliging van de maatschappij (zoals in de TBS-klinieken het geval is) of dat de zorg voor de patiënt centraal staat (zoals in de GGz het geval is).

Tervoort wijst tot slot op het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde maatschappelijke condities, zoals bijvoorbeeld specifieke waarden en normen.

Ook Van Marle (2001) en Roede et al. (2002) zijn van mening dat (on)behan-delbaarheid niet op zichzelf staat en dat persoonsgebonden, relationele, sociaal-economische of maatschappelijke factoren van invloed zijn op de behandelbaarheid. Zo zouden volgens Van Marle morele en praktische opvattingen in de samenleving een rol kunnen spelen en zou een steunende omgeving kunnen bijdragen tot het verminderen of opheffen van de symptomen die leiden tot de delictgevaarlijkheid. Zowel Tervoort, Van Marle als Roede et al. benadrukken voorts dat een uitspraak over behandelbaar-heid slechts een beperkte geldigbehandelbaar-heidsduur heeft. Factoren en condities kunnen in de loop der tijd veranderen en daarmee kan ook de mate van behandelbaarheid veranderen.

(on)behandelbaarheid zitten. Weerstand tegen behandeling kan een gevolg zijn van de geestelijke gesteldheid van de patiënt, maar kan ook gegrond zijn op een rationele beslissing van betrokkene. Een behandeling moet boven-dien geschikt zijn voor de specifieke patiënt, een gegeven dat ook door Serin en Preston (2001) wordt benadrukt. Zij wijzen er in een artikel over de behan-deling van geweldsdelinquenten op dat de heterogeniteit van deze groep een belangrijk gegeven is. Volgens hen hebben slechts weinig instellingen de middelen om te voorzien in een veelvoud van behandelprogramma’s voor de verschillende typen van geweldsdelinquenten en is het van belang dat de voorgeschreven behandelprogramma’s meer aangepast worden aan de behandelbehoeften van de verschillende geweldsdelinquenten.

3.2 Blijvende delictgevaarlijkheid en onbehandelbaarheid in de

In document 226 Onderzoek en beleid (pagina 41-44)