• No results found

De begrafenisvergoeding

Art. 365. Als een personeelslid overlijdt, wordt aan de persoon of personen vermeld in artikel 367, een begrafenisvergoeding toegekend die overeenstemt met het geïndexeerde maandsalaris van het personeelslid, eventueel verhoogd met de haard- en standplaatstoelage of met om het even welke

RPR Gemeente en OCMW Koekelare – versie 27 mei 2020 - 125/128

andere salaristoeslag. Het geïndexeerde maandsalaris wordt omgezet in een maandsalaris voor voltijdse prestaties als het overleden personeelslid deeltijds werkte.

De begrafenisvergoeding mag niet meer bedragen dan een twaalfde van het bedrag, vastgesteld met toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid, van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

De vergoeding wordt in voorkomend geval verminderd met het bedrag van een vergoeding die krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen wordt toegekend.

Art. 366. De begrafenisvergoeding wordt betaald aan de persoon of de personen die kosten voor de begrafenis hebben gedragen.

RPR Gemeente en OCMW Koekelare – versie 27 mei 2020 - 126/128 TITEL IX. TUCHT

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Art. 367. Het statutair personeel en de op proef benoemde personeelsleden ressorteren inzake tucht onder het Decreet Lokaal Bestuur en het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire personeel van het lokaal bestuur en tot vaststelling van de werking, de samenstelling en de vergoeding van de leden van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken.

Art. 368. De aanstellende overheid is bevoegd voor het uitspreken van tuchtstraffen, hierna genoemd tuchtoverheid.

Art. 369. Tuchtschorsing plaatst het personeelslid in de administratieve stand non-activiteit.

Gedurende de perioden van tuchtschorsing kan het personeelslid de aanspraken op bevordering of op bevordering niet doen gelden.

Hoofdstuk II. Tuchtvergrijpen en tuchtstraffen

Art. 370.

§1. De tuchtstraffen vermeld in §2 kunnen opgelegd worden wegens:

1° tekortkomingen aan de beroepsplichten;

2° handelingen die de waardigheid van het ambt in gedrang brengen;

3° inbreuken op de rechtspositieregeling.

§2. De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd:

1° de blaam;

2° de inhouding van salaris mag zes maanden wedde niet overschrijden en niet meer dan 20% van het jaarlijks brutosalaris bedragen;

3° de schorsing met een maximumduur van zes maanden;

4° het ontslag van ambtswege;

5° de afzetting.

Hoofdstuk III. Tuchtprocedure

Art. 371. Voor de tuchtprocedure worden de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur en het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire personeel van het lokaal bestuur en tot vaststelling van de werking, de samenstelling en de vergoeding van de leden van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken, nageleefd.

Hoofdstuk IV. Beroepsprocedure

Art. 372. Het personeelslid heeft het recht beroep aan te tekenen in een tuchtprocedure overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Lokaal Bestuur en het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 tot vaststelling van de tuchtprocedure voor het statutaire personeel van

RPR Gemeente en OCMW Koekelare – versie 27 mei 2020 - 127/128

het lokaal bestuur en tot vaststelling van de werking, de samenstelling en de vergoeding van de leden van de Beroepscommissie voor Tuchtzaken.

TITEL X. SLOTBEPALINGEN

Hoofdstuk I. Overgangsbepalingen

Afdeling I. Geldelijke waarborgen

Art. 373. Het personeelslid in dienst dat na 1 januari 1994 op grond van de vorige rechtspositieregeling zijn vroegere salarisschaal, al dan niet aangevuld met een bepaalde toelage of bijslag, heeft behouden, behoudt die salarisschaal en die toelage of bijslag, zolang die regeling gunstiger is dan de salarisschaal die het met toepassing van deze rechtspositieregeling zou hebben.

Art. 374. Het personeelslid in dienst dat op datum van de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling op grond van de vorige rechtspositieregeling, een salarisschaal en een functionele loopbaan had die niet opgenomen zijn in artikel 111 BVR, behoudt die salarisschaal en functionele loopbaan zolang het aangesteld is in de graad waarmee die salarisschaal en die functionele loopbaan in de vorige rechtspositieregeling verbonden waren.

Art. 375. In toepassing van de artikelen 90 - 96 wordt voor de indienstzijnde personeelsleden nagegaan of zij bij in diensttreding aanspraak konden maken op de toekenning van deze anciënniteiten.

Indien dit leidt tot een hogere anciënniteit overeenkomstig de toepassing van de artikelen 90 - 96 wordt voor de indienstzijnde personeelsleden het salaris opnieuw vastgesteld met ingang van 1 januari 2009.

Art. 376. Het personeelslid in dienst dat op grond van de vorige rechtspositieregeling een andere toelage of vergoeding geniet dan deze vermeld in titel VIII, behoudt die toelage of vergoeding ten persoonlijken titel.

Afdeling II. Overgangsbepalingen over diverse lopende procedures en lopende periodes

Art. 377. Procedures van aanwerving, bevordering of interne personeelsmobiliteit die opgestart zijn voor de datum van inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling, worden afgewerkt in overeenstemming met de regels die van toepassing waren op het ogenblik dat ze werden opgestart.

Art. 378. De procedureregels die van toepassing waren bij de start van de evaluatieperiode die doorloopt na de datum van inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling, blijven van toepassing op die lopende evaluatieperiode, met uitzondering van bestaande plaatselijke regels over het interne beroep tegen de ongunstige evaluatie bij het college van burgemeester en schepen resp. het vast bureau.

RPR Gemeente en OCMW Koekelare – versie 27 mei 2020 - 128/128

De positieve en negatieve gevolgen van de evaluatie vastgesteld met toepassing van artikel 48 BVR gelden pas vanaf de eerstvolgende evaluatieperiode.

Art. 379. De verloven en afwezigheden die al toegekend waren, op het ogenblik van het kracht worden van de gewijzigde regeling, blijven toegekend voor de toegestane duur en volgens de regels die geldig waren op het ogenblik van de toekenning. Aanvragen tot verlenging of vernieuwing van een verlof of afwezigheid worden beschouwd als een nieuwe aanvraag en worden behandeld in overeenstemming met de nieuwe reglementaire bepalingen.

Hoofdstuk II. Opheffingsbepalingen en inwerkingtredingsbepalingen.

Afdeling I. Opheffingsbepalingen

Art. 380. Alle raadsbeslissingen die genomen zijn en die in strijd zijn met deze rechtspositieregeling, worden met ingang van deze rechtspositieregeling opgeheven.

Afdeling II. Inwerkingtredingsbepalingen

Art. 381. Deze rechtspositieregeling treedt in werking conform artikel 288 van het Decreet Lokaal Bestuur.

Art. 382. In aanvulling en in overeenstemming met deze rechtspositieregeling zijn de personeelsleden ertoe gehouden de bepalingen uit het arbeidsreglement en de deontologische code na te leven.