• No results found

3. Data en methodologie

3.2 Dataverzameling en bronnen

De dataset is verkregen uit meerdere bronnen, te weten de databases Boardex , Bankscope, maar daarnaast ook jaarverslagen. De Boardex-database bevat data over bestuurders en commissarissen, zoals de leeftijd, hun geslacht, de omvang van de raad

van commissarissen waarin zij zitting hebben, alsmede data over de achtergrond zoals financiële expertise, nevenfuncties en onafhankelijkheid. In de dataset waren in 2008 207 commissarissen, in 2007 205, in 2006 223 en in 2005 218 commissarissen.5 Om na te gaan of de betreffende commissaris in het verleden gelieerd was aan de bank via een functie in de raad van bestuur moesten jaarverslagen worden geraadpleegd. Omdat dit tijdrovend kan zijn is hier gekozen voor een dataset van alleen de Duitse en Franse banken in de top-250 van grootste banken in Europa gemeten naar de totale

boekwaarde van de activa die op de balans staan. Zo zijn twaalf banken geselecteerd. Dit zijn de Duitse banken Deutsche Bank, Commerzbank, Deutsche Postbank, Aaeral Bank, IKB Bank en DVB Bank, alsmede de Franse banken BNP Paribas, Credit Agricole, Société Générale, Natixis, CIC en Paris Orléans. Onder deze banken zijn enkele banken meer traditionele commercials banks terwijl andere – met name de grote Duitse banken - juist een relatief grote afdeling investment banking hebben. Van de twaalf banken is Deutsche bank de grootste met een balanstotaal van 2.005 miljard euro per eind 2012. De Franse BNP Paribas en Credit Agricole volgen met een balanstotaal van resp. 1899 miljard euro en 1838 miljard euro.; zie ook de tabel in appendix 2. Paris Orléans is verreweg de kleinste bank in de dataset met een balanstotaal van 9 miljard euro per eind 2012.

Ook voor enkele gegevens rond de financiële expertise van commissarissen moesten jaarverslagen worden geraadpleegd. Overigens waren niet voor alle banken de gezochte data gevonden in de jaarverslagen.

Uit de database Datastream zijn de data omtrent de beurskoersen, e.d. geëxtraheerd. De data zijn verzameld over de jaren 2005 tot en met 2008, te weten twee jaren vóór de financiële crisis (2005 en 2006), en de twee jaren tijdens de financiële crisis (2007 en 2008). Uit figuur 3.1 wordt duidelijk dat de positieve aandelenreturns voor de banken in 2005-2006 omsloegen in negatieve rendementen in 2007-2008, met name in 2008.

Figuur 3.1 De gemiddelde aandelenreturn* voor de zes Duitse banken resp. Franse banken vóór (2005 resp. 2006) en tijdens (2007 resp. 2008) de financiële crisis

5 In 2008 was van resp. 32 commissarissen de leeftijd niet bekend (bij Deutsche Postbank 11 van de 20), in 2007 30 (bij Deutsche Postbank 11 van de 20), in 2006 35 (bij Deutsche Postbank 10 van de 19), en in 2005 40 (bij Deutsche Postbank 13 van de 23).

-80% -60% -40% -20% 0% 20% 40% 60% 2005 2006 2007 2008 Jaar A a n d e le n re tu rn Duitse banken Franse banken

* De aandelenreturn van een bank in een zeker jaar is het procentuele verschil tussen de laatst vastgestelde aandelenkoers van die bank in dat jaar, en de laatst vastgestelde aandelenkoers in het voorgaande jaar. De dataset waarmee de analyses zullen worden uitgevoerd bevat 48 waarnemingen: 12 banken met voor elke bank data over 4 verschillende jaren. De 12 banken zijn

geselecteerd op basis van de volgende criteria6:

 Beschikbaarheid gegevens

 Beursgenoteerd gedurende de gehele periode 2005 – 2008

 In Europese top-250 banken

 Origine is Duits of Frans

Figuur 3.2 De gemiddelde capital ratio voor de zes Duitse banken resp. Franse banken vóór (2005 resp. 2006) en tijdens (2007 resp. 2008) de financiële crisis; een hogere ratio wijst hier op een lager risico

6 Er zijn banken uit de selectie gevallen doordat zij een dochteronderneming waren van een bank die wel in de selectie is opgenomen. In appendix 2 staat een beknopte uitleg over de totstandkoming van de dataset.

0 0,02 0,04 0,06 0,08 0,1 0,12 0,14 0,16 0,18 2005 2006 2007 2008 Jaar C a p ita l ra ti o Duitse banken Franse banken

In figuur 3.2 t/m 3.4 zijn de drie verschillende risico’s uitgezet zoals deze in hoofdstuk 2 waren gedefinieerd, gemeten via de variabelen capital ratio (figuur 3.2) resp. liquidity (figuur 3.3) en credit risk (figuur 3.4). In elk van de figuren zijn deze risicomaatstaven tegen de tijd uitgezet. Telkens is het gemiddelde van de zes Duitse banken (blauwe lijn) uitgezet, alsmede het gemiddelde van de Franse banken (roze lijn), net zoals in figuur 3.1 eerder.

Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat de gemiddelde capital ratio van de banken in de loop van de vier jaren grosso modo is gedaald. Dit betekent dat het kapitaal van de banken in de loop van de tijd is gedaald. Dit komt neer op een groter wordend risico. De capital ratio van de Franse banken lijkt structureel boven die van de Duitse banken te liggen (en dus een lager risico te lopen), maar als de gemiddelde capital ratio wordt berekend exclusief de Franse bank Paris Orléans (die in de jaren 2005-2008 relatief hoge ratio’s had van resp. 0,42, 0,46, 0,83 en 0,06), is juist het omgekeerde het geval: in al deze vier jaren ligt de ratio bij de Duitse banken dan hoger dan bij de Franse banken. Met name het balanstotaal (de noemer in de capital ratio) bij Paris Orléans liet grote sprongen zien. Het balanstotaal bij deze bank daalde met 37% in 2007, maar steeg met 1327% in 20087. Onder de Duitse banken valt met name op dat IKB Bank een sterk afnemende capital ratio liet zien. Het eigen vermogen daalde bij deze bank van 2,4 miljard euro (eind 2005) naar 1,2 miljard euro (eind 2008), oftewel een daling van bijna 50%.

7 De capital ratio-mutatie vans Paris Orléans wijzigt niet van -37% naar +1327% maar de balanstotaalmutatie (het balanstotaal is de noemer van de capital ratio).

Die -37% heeft, te maken met verliezen voor die bank in 2007. De +1327% komt neer op een

verveertienvoudiging van het balanstotaal. Dit laatste kan te maken hebben met de herkapitalisatie van de bank, dus een verhoging van het kapitaal (eigen vermogen). Door een verhoging van het kapitaal neemt ook het balanstotaal toe.

Figuur 3.3 De gemiddelde liquidity voor de zes Duitse banken resp. Franse banken vóór (2005 resp. 2006) en tijdens (2007 resp. 2008) de financiële crisis; een hogere ratio wijst hier op een lager risico

0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4 2005 2006 2007 2008 Jaar Liquidit y Duitse banken Franse banken

Ook de liquidity daalde gemiddeld voor zowel de Duitse als de Franse banken; dit is in figuur 3.3 zichtbaar. Dit betekent dat de aangehouden liquiditeiten van de banken naar verhouding afnamen waardoor het risico toenam. Alleen in 2006 steeg de gemiddelde liquidity voor de zes Duitse banken. Als figuur 3.2 wordt vergeleken met figuur 3.3, wordt duidelijk dat de Franse banken een gemiddeld hogere capital ratio (dus een lager risico) hadden dan de Duitse banken, maar voor de liquidity geldt juist het omgekeerde (dus een hoger risico).

Tenslotte het kredietrisico. Dit risico is uitgezet tegen de tijd in figuur 3.4. Omdat voor twee Duitse banken (Deutsche Bank en DVB Bank) en twee Franse banken (BNP Paribas en Paris Orléans) voor deze jaren niet alle data beschikbaar zijn voor de ratio Impaired loans / gross loans, is besloten deze vier banken in zijn geheel niet mee te nemen in de data ter berekening van het kredietrisico. Dit is met name jammer omdat Deutsche Bank een significante investment banking-tak heeft. Zonder de vier genoemde banken blijkt dat de Duitse banken in alle jaren 2005-2008 een hoger kredietrisicohadden dan de Franse banken; zie figuur 3.4. Opvallend hier is dat het kredietrisico tot en met 2007 afnam, ook in 2008 tijdens de financiële crisis voor de Duitse banken (zij het in lichte mate), maar dat het kredietrisico voor Franse banken in 2008 duidelijk toenam.

Figuur 3.4 De gemiddelde credit risk voor vier Duitse banken resp. vier Franse banken vóór (2005 resp. 2006) en tijdens (2007 resp. 2008) de financiële crisis

0 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06 0,07 2005 2006 2007 2008 Jaar C re d it R is k Duitse banken Franse banken