• No results found

In figuur 8 worden ten aanzien van de analyse van (tekst)data een drietal stappen gedefinieerd, te weten de globale analyse van het tekstmateriaal, 19 De vertrouwelijke verbatims van de interviews uit 2004 zijn in het bezit van Dr. W. van

Noort (1e scriptiebegeleider, Universiteit Leiden, Sociale Wetenschappen, departement

Bestuurskunde)

20 Prof dr. J.M.M.L. Soeters (Universiteit van Tilburg) en Prof dr. P.C. van Fenema (Nederlandse Defensie Academie). Indien noodzakelijk kan de informatie, met mede weten van onderzoeker, worden gedeeld met derden, uitsluitend voor zover dit samen hangt met de wetenschappelijke beoordeling van het proefschrift en op voorwaarde dat de informatie niet wordt gedeeld met (social) media. In het licht van de vereiste vertrou- welijkheid worden in dit ongeclassificeerde proefschrift geen mededelingen gedaan over welke respondenten in het onderzoek hebben geparticipeerd, behoudens in geval van hun nadrukkelijke toestemming.

de detailbestudering van tekstpassages en de vaststelling van bevindingen en conclusie. Teneinde het verzamelde empirische materiaal geschikt te maken voor het doorlopen van deze stappen werden de onderzochte teksten gecodeerd (Rietjens 2014). Hierbij werd zowel ‘open’, ‘axiale’ als ‘selectieve’ codering toegepast. De toepassing van ‘open’ en ‘axiale’ codering richt zich vooral op de globale analyse van het tekstmateriaal. Open codering richtte zich op het toekennen van een label aan citaten uit de bestudeerde documentatie en interviews. Dit is vooral nodig om teksten te kunnen plaatsen en interpreteren in hun specifieke context (Fairclough 2003: 28). Zonder context hebben uitspraken immers geen betekenis.

Uitgaande van het geschetste iteratieve proces richtte ik mij als onderzoeker op onderzoek naar thema’s die konden worden verbonden aan de eerder toegelichte constructen die de basis vormen van het analysekader, te weten: ‘structuurmaatregelen’, ‘kennis- en subcultuurontwikkeling’ en ‘besturing’

(zie figuur 7).

In de loop van het onderzoek kon op basis van het bestudeerde empirische materiaal een ‘bestuurlijke agenda van Defensie’ worden ontwikkeld met representatieve thema’s (zie tabel 6). De thema’s konden verder worden onderverdeeld in een tweetal hoofddomeinen, te weten het militaire domein, betrekking hebbend op het primaire productieproces, en het organisatie-domein dat voornamelijk was gericht op beleidsontwikkeling van de organisatie als geheel en de allocatie van middelen aan alle uitvoerende organisatie-onderdelen. Deze domeinen worden verder aangeduid als het ‘militaire domein’ en ‘organisatiedomein’. Het thema ‘prestatiesturing’

vormde de verbinding tussen beide domeinen en is daarmee een thema dat kan worden gezien als de structurele component van de besturing in engere zin. ‘De besturing’ in zijn bredere betekenis hangt samen met het in het theoretisch kader genoemde begrip ‘structuration’ dat zich feitelijk richt op (de aanpassing van) het geheel aan structurele kenmerken van een organisatie en de daarvan deel uitmakende ‘systems of interaction’. In die zin heeft de besturing van de organisatie in brede zin betrekking op de samenhang tussen alle thema’s uit de bestuurlijke agenda van Defensie.

Tekstdelen werden aldus gelabeld met de in tabel 6 geïdentificeerde onder-zoeksthema’s. Vervolgens werd een axiale codering toegepast door per thema gecodeerde teksten te groeperen per actorgroep en onderzoeksfase. Daarbij is bovendien per onderzoeksfase onderscheid gemaakt naar het door Mintz-berg & Waters (1985) aangegeven onderscheid tussen ‘intended’, ‘deliberate’, ‘emergent’ en ‘realized strategies’. De ‘intended’ en ‘deliberate strategies’ rich-ten zich vooral op uitspraken inzake de oorspronkelijke doelstellingen van de organisatieleiding en getroffen structuurmaatregelen, terwijl de ‘emergent’ en ‘realized strategies’ betrekking hebben op kennis- en subcultuurontwik-keling en de uiteindelijke, gepercipieerde, organisatieresultaten.

De

bestuurlijke agenda van Defensie

Structuur-maatregelen Kennis- en subcultuur- ontwikkeling

Besturing (in enge zin)

Organisatie

domein A1. Scheiding beleid, uitvoering en toezicht A2. Vorming Defensie-breed opererende onderdelen

Aa. Vormgeving overleg binnen Defensie Ab. Klantleverancierrelaties A3. Prestatiesturing, proces- en gegevensstandaardi-satie Militair

Domein B1. Centrale aansturing operationele inzet B2. Oprichting permanent gemeenschappelijk hoofdkwartier

Ba. Versterking Joint opleiding & training Bb. Verpaarsing operationele behoeftestelling

Idem A3

Tabel 6. Bestuurlijke agenda van Defensie

Zoals eerder is gesteld werd een semi-gestructureerd format toegepast tijdens de interviews, waardoor respondenten zelf accenten konden leggen bij de bespreking van de diverse thema’s uit tabel 6. Zo werd over bepaalde thema’s sterk uitgewijd, terwijl andere thema’s slechts zijdelings werden besproken. Door per thema en per actor citaten te groeperen en te totaliseren ontstond onderstaand beeld van het aantal uitspraken van respondenten en de procentuele verdeling per thema.

Focus in % A1 A2 A3 B1 B2 Aa Ab Ba Bb Politieke leiding 25 19 5 6 3 24 7 7 6 Civiele top 28 14 10 5 2 31 7 1 1 Militaire top 28 4 17 6 8 16 10 9 2 Operationele Cdt’n 24 16 1 5 5 24 10 7 8 Dienstencentra 23 22 18 1 3 15 15 0 1 Bonden 31 9 2 5 11 20 19 2 1 Young Turks 29 6 2 3 3 17 7 16 18 Totaal % 26 14 8 4 5 21 11 5 5 Legenda:

Gearceerd cijfer= top 3 in percentage

Bold-gearceerd= specifieke aandacht van één doelgroep

Focus in aantal citaten A1 A2 A3 B1 B2 Aa Ab Ba Bb Politieke leiding 26 20 5 6 3 25 7 7 6 Civiele top 36 18 13 6 3 39 9 1 1 Militaire top 30 4 18 7 9 17 11 10 2 Operationele Cdt’n 52 36 3 12 11 53 21 15 18 Dienstencentra 50 48 38 3 6 32 32 1 3 Bonden 29 9 2 5 10 19 18 2 1 Young Turks 32 6 2 3 3 18 8 17 20 Totaal Groottotaal 977 255 141 81 42 45 203 106 53 51

Tabel 7. Absolute en procentuele aantallen citaten per actor per thema.

Uit tabel 7 blijkt onder meer dat de thema’s: ‘scheiding van beleid, uitvoering en toezicht’, ‘vorming defensiebreed opererende onderdelen’ en ‘de vormgeving van het overleg binnen Defensie’ in het algemeen veel aandacht van alle actoren kregen. Voorts volgde nog een drietal thema’s dat van enkele actoren verhoudingsgewijs grote aandacht kreeg. Dat betrof als eerste het thema ‘inrichting klant-leverancierrelaties’ dat veel aandacht kreeg van de ‘vakbondsvertegenwoordigers’ en de ‘dienstencentra’ en in mindere mate van de ‘militaire top’ en ‘operationele commando’s’. Het tweede thema betrof ‘proces- en gegevensstandaardisatie’, dat vooral in de belangstelling stond bij de ‘dienstencentra’ en de ‘militaire top’. Tot slot leidde het onderwerp ‘paarse behoeftestelling’ tot relatief veel uitspraken van de ‘jonge leiders’.

Gemeenschap-pelijk hoofdkwartier’ en ‘versterking joint opleiding en training’, kregen relatief weinig aandacht van respondenten, terwijl uit de deskstudie bleek dat deze onderwerpen welk degelijk de aandacht van de politieke leiding hadden. Deze, vooral operationeel-militaire onderwerpen, riepen kennelijk weinig discussie op bij alle respondenten, zowel bij militaire als civiele respondenten. In de volgende hoofdstukken komen we hierop in het bijzonder terug.

Selectieve codering tenslotte sluit aan op de tweede stap in de analyse, namelijk de detailbestudering van tekstpassages. In deze stap komen we tot een kwalificatie van de betekenis van bepaalde uitspraken vanuit het perspectief van de respondenten en de actorgroep die ze vertegenwoordigen. Aldus Fairclough (2003) kan in iedere tekst een drietal aspecten van betekenisgeving worden weergegeven die ook aansluiten op de door Giddens geïdentificeerde ‘systems of interaction’. Fairclough ontleent deze driedeling aan de volgende uitspraak van Foucault:

“[These] practical systems stem from three broad area’s: relations of control over things, relations of action upon others, relations with oneself. This does not mean that each of these three area’s is completely foreign to the others. It is well known that control over things is mediated by relations with others; and relations with others in turn always entails relations with oneself, and vice versa. But we have three axes whose specificity and whose intercon-

nections have to be analyzed: the axis of knowledge, the axis of power, the axis of ethics... How are we constituted as subjects of our own knowledge? How are we constituted as subjects who exercise or submit to power relations? How are we constituted as moral subjects of our own actions?.” (1984: 318) De vaststelling van de diepere betekenis van uitspraken is vooral relevant voor het kunnen onderkennen van de toepassing van de door Mantere en Vaara (2008) gedefinieerde discourses21 waarmee opvattingen over hiërarchische verhoudingen en onderlinge samenwerking kunnen worden gekwalificeerd. In het licht van bovenstaande werd het empirische materiaal van de 21 Dit betrof respectievelijk ‘mistificatie’, ‘disciplinering’, ‘technologisering’, ‘dialogisering’,

deskstudie en de interviews gecodeerd op WAT respondenten inhoudelijk van een bepaald thema vonden (systems of signification), WAAROM ze dat vonden (systems of legitimation) en HOE zij dat standpunt dachten te realiseren (systems of domination).

De laatste stap in de analyse betrof vervolgens te komen tot bevindingen en conclusies door vergelijking van de aldus gecodeerde kwalitatieve data per actorgroep en onderzoeksfase en daar voorts theoretische inzichten aan toe te voegen.