zoveel dingen kan, die ze vroeger als onmisbaar beschouwd had. Ze had na haar
onbezorgde maar schriele jeugd tijdens de oorlog, altijd met een minimum gerekend,
zolang ze op eigen benen stond. En ze was allesbehalve veeleisend geweest. Maar
nooit had ze geweten dat dit minimum nog zoveel bevatte dat per slot toch nog
ontbeerd kon worden, zonder dat je daardoor je zelfrespect en je gevoel van
menswaardigheid behoefde te verliezen. Misschien kwam het omdat ze van Schlauch
hield, dat ze zich zo gemakkelijk in alles had kunnen schikken. Maar het was haar
eerlijk gezegd meegevallen, dit hele avontuur van de emigratie. De eerste maanden
vooral was het werkelijk een avontuur geweest dat haar volkomen boeide, en dat
was al meer dan ze ooit gekend had. In Berlijn was ze zeer veel alleen geweest, en
zij die uit een Saksische stad afkomstig was, had er geen vriendinnen weten te vinden.
Schlauch werd door zijn politieke liefhebberijen geheel in beslag genomen, en ze
waren totaal aan elkander vreemd gebleven; ze waren bij elkaar komen wonen, zonder
dat er ooit een grote toenadering geweest was. Ze had zich als jonge huisvrouw
verveeld, en vegeteerde in doffe berusting.
Toen had eensklaps het avontuur vóór haar gestaan. Ze moesten hals over kop
opbreken en nagenoeg alles achterlaten. Alleen zijn geld en zijn waardepapieren had
Schlauch gelukkig kunnen meesmokkelen, en ze zou nooit vergeten wat een
doodsangst ze aan de grens had uitgestaan, dat ze gesnapt zouden worden. Dat had
de spanning van elke film en van elke roman overtroffen. Daarna was Parijs gevolgd,
interessant in al zijn verwikkelingen en vertier. Maar veel te duur. En Spanje lokte,
als een verre exotische kust, nog nooit betreden.
Misschien dat dit op zichzelf was tegengevallen. Eigenlijk wel. Maar daartegenover
had de opgaaf gestaan van het overwinnen van talloze kleine moeilijkheden: de
vreemde taal, de komische
gebruiken, de geheel nieuwe, ongewone levenswijze, en het veelvuldig samenzijn
met Schlauch. Ze had hem feitelijk nu pas goed leren kennen, want ze waren de
eerste tijd van het avontuur geheel op elkander aangewezen geweest. In Parijs hadden
ze samen een soort van wittebroodsweken doorgebracht, waar ze nu nòg op teerde.
Ze hadden elkander getroost met hun ballingschap, en Hertha had aanvankelijk
zichzelf verzekerd, dat ze er niet bij verloren had. Haar opgewektheid en haar
weerstandsvermogen hadden Schlauch verbaasd en gestimuleerd. Ze waren beiden
naar Barcelona gekomen met het vaste voornemen een nieuw leven te beginnen,
ongeacht het verloop dat de gebeurtenissen in Duitsland zouden nemen. Zijzelf had
niet eens aan de eventualiteit van teruggaan willen denken. Ze kon er niets bij winnen.
Na de eerste maanden in Spanje echter, was het avontuurlijke weer van lieverlede
weggeëbd. Er gebeurde niets en er veranderde niets. Het leven had in al zijn details
een éénvormigheid, die haar meer herinnerde aan wildernis en woestijn, dan aan de
beschaafde wereld. Geen wonder dat dit land zo achterlijk en primitief gebleven was,
meende Hertha. Alsof de Pyreneeën heel het rumoerige en turbulente leven van
Europa tegenhielden. Het geraas van de stad was drukte om niets; in werkelijkheid,
in het binnenste der mensen gebeurde er niets, en ze leefden onbewogen. Alle
exotische charme verdween, zodra je dat aan den lijve ondervond, en niet meer als
toerist alleen-maartoeschouwer was. Schlauch wilde dat in geen geval zijn. Hier in
Barcelona had hij weer troost in zijn politiek gevonden, en liet hij haar weer alleen.
Ze kon het zich vandaag best indenken, al neemt ze het hem toch wel kwalijk. Hij
realiseert zich niet meer dat zij alleen terwille van hun liefde hier is. Hij wéét het,
maar deze notie ligt weggetrapt onder de vuilnis van hun algemene verveling. Is het
een wonder dat ze weer melancholisch is gelijk vroeger, en erger nog eraan toe? Ze
heeft door het avontuur geleerd, maar die wijsheid is eerder een soort van verarming
te noemen, want ze hecht geen waarde meer aan de kleinigheden van alledag waar
ze in Berlijn het leven mee trachtte te verzoeten: de warme intimiteit van hun woning,
een mooie film, een goed concert, een boek.
Ze heeft geleerd dat je buiten bijna-alles kunt, en nu brengt ze deze wijsheid eenvoudig
in toepassing. Het is het enige gevoel dat haar werkelijk nog boeit: de verwondering
over haarzelf, dat ze nu alles pijnloos en schier apathisch ondergaat. Dat dit alles
inderdáád waardeloos blijkt, alsof ze vroeger het slachtoffer van een dom
boerenbedrog geweest is. Haar melancholie is het over zichzelf gebogen staan als
half-medelijdende, halfboosaardige toeschouwer van iemand die lijdt, en niet zonder
eigen schuld. Maar als ze die eigen schuld nader tracht te onderzoeken, blijft er niets
over dan een grote leegte en verlatenheid. En ze denkt dat ze mogelijkerwijze toch
nooit zo van Schlauch gehouden heeft, als anderen beweren een man te kunnen
liefhebben.
Er is nu sinds weken een soort van troosteloze onverschilligheid over haar gekomen,
die aangegroeid is, sinds ze hier de nieuwe woning betrokken hebben. Een behoorlijke,
lichte woning, maar schraal, en met een minimum gemeubileerd dat haar vroeger
onduldbaar zou zijn voorgekomen, en dat zij ongetwijfeld voor een bewijs van grote
armoede zou hebben aangezien. Ze moet erom glimlachen, nu ze bedenkt hoezeer
ze haar normen sindsdien heeft veranderd.
In de twee kamers die ze bewonen, staat letterlijk niets dat men overtollig zou
kunnen noemen. In de ene bevindt zich het bed, een stoel en een kast, die Schlauch
‘emigranten-kast’ noemt, omdat ze slechts uit zijwanden bestaat. Uit twee op elkaar
gestapelde valiezen heeft zij een kaptafeltje gemaakt, waarop enkele toiletartikelen
uitgestald liggen. In de andere kamer is alleen de eettafel met twee stoelen en het
kleine onbeschilderde krukje uit kistenhout. De wanden zijn geheel kaal, ze heeft
alleen een fotografie van haar moeder tegen het bloemenbehang geprikt. In de keuken
is er ruimte te over, en in het rommelkamertje ernaast, liggen nog slechts een paar
lege koffers en wat schoonmaakgerei. Dan is er nog de kamer die ze voor Hornemann
hebben ingericht. Op onbegrijpelijke wijze is dat nog het gezelligste geworden van
al hun appartementen, ofschoon ze niet kan zeggen waardoor. Misschien wel omdat
Hornemann zich daar als een soort kluizenaar genesteld heeft, en er steeds iets van
zijn persoonlijkheid rondwaart, ook de schaarse
In document
Albert Helman, Aansluiting gemist · dbnl
(pagina 47-50)