• No results found

Artikel 7.8 Ruimte-voor-ruimte

4. MILIEU-HYGIENISCHE EN KWALITATIEVE VERANT- VERANT-WOORDING

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.2 Cultuurhistorie Kader

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is de Bro per 1 januari 2012 gewijzigd. Wat eerst alleen voor arche-ologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed: in de toelichting van het bestem-mingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aan-wezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanaan-wezige of te verwachten monu-menten rekening is gehouden.

Beoordeling

Locatie Leinserondweg 6a

Op deze planlocatie of in de directe omgeving van deze locatie is volgens de cultuurhisto-rische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant geen sprake van cultuurhistocultuurhisto-rische waarden. De Leinserondweg is aangeduid als een weg met een hoge waarde in het ka-der van historische stedenbouw. Rijksmonumenten zijn niet aanwezig in de omgeving.

In de directe omgeving van deze planlocatie bevindt zich een gemeentelijk monument, dit betreft het pand aan de Leinserondweg 5. Deze voormalige boerderij is gebouwd

om-streeks 1890 en momenteel in gebruik als woonhuis. De bouw van een ruimte-voor-ruimte woning doe geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van dit monument.

Locatie Laren 11/11a

Ook op deze locatie is volgens de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant geen sprake van cultuurhistorische waarden. Nabij deze planlocatie zijn geen rijksmonumenten aanwezig, wel bevindt zich aan de Laren 8 een gemeentelijk mo-nument. Dit betreft een voormalige boerderij die omstreeks 1913 is gebouwd en momen-teel in gebruik is als woonhuis. De planologische wijziging waarin dit bestemmingsplan voorziet wat betreft de planlocatie Laren 11/11a doet geen afbreuk aan de cultuurhistori-sche waarden van dit monument.

4.3.3 Conclusie

Het plan is op het gebied van archeologie en cultuurhistorie uitvoerbaar. Nader onder-zoek is hiervoor niet noodzakelijk.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Beleidskader

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van Noord-Brabant, het Waterbeheersplan van waterschap Aa en Maas, het Waterplan van de gemeente Veghel, het nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleids-stukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. De be-kende drietrapsstrategieën zijn leidend:

 vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit)

 voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit)

Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ nog relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. In deze beleidsbrief worden analoog aan de bekende drietrapsstrategieën de volgende pijlers genoemd:

 aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;

 regenwater vasthouden en bergen;

 regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren en

 integrale afweging op lokaal niveau.

Waterschap Aa en Maas: Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Werken met water voor nu en later’

Het waterbeheerplan maakt inzichtelijk wat waterschap Aa en Maas in de planperiode van zes jaar gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde

te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en die-ren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving. Met haar waterbeleid streeft het waterschap Aa en Maas naar:

 Veilig en bewoonbaar gebied: Investeren in het verbeteren van dijken zodat de vei-ligheid tegen overstromingen blijft gewaarborgd. Hiervoor verbetert het waterschap de vijf kilometer primaire waterkering en vijf waterkerende kunstwerken die niet aan de norm voldoen. Daarnaast streeft het waterschap ernaar de grootste knelpunten van wateroverlast op te lossen.

 Voldoende water: Het waterschap wil in dit kader de baggerachterstand verder weg-werken, de knelpunten in agrarisch gebied oplossen door inrichtings- en beheermaat-regelen en het aanpakken van de verdroging van natuurgebieden.

 Schoon water: Doelstellingen op dit punt betreffen het verbeteren van (mogelijk) ver-ontreinigde waterbodems en het afvalwater zo goed mogelijk en tegen zo laag moge-lijke kosten te blijven zuiveren. Hiertoe zal de samenwerking met gemeenten in de waterketen verder worden verbeterd. Tot slot blijft het waterschap initiatieven, om dif-fuse verontreinigingen terug te dringen, stimuleren.

 Natuurlijk water: De doelstelling is onder ander om 30 kilometer beek herstellen en 120 kilometer ecologische verbindingszones aan te leggen samen met gemeenten en terreinbeheerders. Samen met de gemeenten wil de belangrijkste knelpunten in ste-delijk gebied aanpakken, zoals blauwalgen en waterstank.

Waterschap Aa & Maas: Uitgangspunten watertoets

Vanaf 1 februari 2008 gebruikt Waterschap Aa en Maas bij advisering over de watertoets acht uitgangspunten:

 wateroverlastvrij bestemmen;

 gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;

 doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;

 hydrologisch neutraal ontwikkelen;

 water als kans;

 meervoudig ruimtegebruik;

 voorkomen van vervuiling;

 (rekening houden met) waterschapsbelangen.

Waterplan Veghel

In 2002 heeft de gemeente Veghel het gemeentelijk waterplan vastgesteld. In dit water-plan is het beleid verwoord dat de gemeente wenst te voeren ten aanzien van het ge-meentelijk waterbeheer. Het waterplan is gebaseerd op onder andere:

 het waterbeleid van het Rijk, de provincie en het waterschap;

 alsmede de gemeentelijke visie ten aanzien van water;

 In het waterplan heeft de gemeente streefbeelden verwoord voor de wijze waarop zij om wil gaan met water binnen de stedelijke omgeving.

Op basis van de streefbeelden in het waterplan van de gemeente zijn de volgende uit-gangspunten te benoemen voor de gewenste waterhuishouding in het plangebied:

 het watersysteem moet zo natuurlijk mogelijk kunnen functioneren;

 de hydrologische invloed vanuit het plangebied op het regionale watersysteem is minimaal, ofwel er wordt hydrologisch neutraal gebouwd;

 afgekoppeld regenwater moet in eerste instantie geïnfiltreerd worden; indien dit niet mogelijk is worden bergingsvijvers gebruikt. Pas in de laatste plaats wordt het water afgevoerd, het overtollige water dient dan wel uitgebufferd te worden tot een verge-lijkbare afvoerfactor als het omliggende gebied;

 er vindt zo min mogelijk vermenging plaats van schoon met vuil water;

 water is een belangrijke drager van ecologische waarden;

 water vormt een aantrekkelijk element.

4.4.2 Watertoets

Het waterschap Aa en Maas maakt gebruik van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Deze watertoets is uitsluitend uitgevoerd voor de planlocatie Leinserondweg 6a aangezien uitsluitend op deze locatie sprake is van een fysieke ont-wikkeling in de vorm van de bouw van een ruimte-voor-ruimte woning. Op de locatie La-renseweg 11/11a is uitsluitend sprake van een planologische ontwikkeling die geen enke-le invloed of effect heeft op de waterhuishouding. Derhalve is voor deze planlocatie geen digitale watertoets ingevuld.

Voor wat betreft de locatie Leinserondweg 6a heeft de beantwoording van de vragen uit deze digitale watertoets ertoe geleidt dat de ‘korte procedure’ van de watertoets van toe-passing is. Hierna is de reactie uit de verkregen watertoets weergegeven:

“Uit de digitale watertoets blijkt dat het ruimtelijk plan onder de korte procedure valt. De verhardingstoename en/of -afkoppeling is maximaal 2.000 m2. Het plangebied valt buiten de ruimtelijk begrensde waterbelangen.

Wij verzoeken u bij de bouw af te zien van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen.

Hiermee worden bijvoorbeeld zink en koper in daken, gevels, goten en leidingen be-doeld.”

Het waterschap stemt in met de ontwikkeling. Hierna wordt nader ingegaan op de water-huishoudkundige situatie in het projectgebied.

4.4.3 Waterhuishoudkundige situatie plangebied