• No results found

4 Criminaliteit en opsporing

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2004 (pagina 89-129)

A.Th.J. Eggen, A.M. van der Laan, B.J.M. Engelhard,

M. Blom, A.P.A. Broeders en S. Bogaerts

90 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

politie opgemaakte processen-verbaal van aangifte en eigen opsporing. De gegevens worden gepresenteerd als totaal en naar hoofdcategorieën van delicten. De gegevens zijn ontleend aan de Politiestatistiek. Bij de totstandkoming van de Politiestatistiek treedt een filtering op. Een gedeelte van de gepleegde delicten wordt noch bij de politie aangege-ven door slachtoffer of getuige, noch door de politie zelf opgespoord. Verschillende factoren beïnvloeden de aangiftebereidheid van personen, zoals de ernst van het delict of eventuele eerdere ervaringen van het slachtoffer met de politie. De reactie van de politie kan uiteenlopend zijn. Van het ‘door de vingers’ zien tot het meenemen van een verdachte/dader naar het bureau. Niet alle criminaliteit wordt dus ontdekt en komt ter kennis van de politie. En niet alle ter kennis gekomen criminaliteit wordt door de politie geregistreerd (zie ook bijlage 2).

Vervolgens komt in dit hoofdstuk aan de orde welke activiteiten de politie in de sfeer van opsporing verricht. In dat kader wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van de opgehelderde misdrijven en van de gehoorde verdachten.

De ontwikkeling van de geregistreerde criminaliteit wordt globaal voor een lange periode (1960-2004) en meer gedetailleerd voor een korte periode (1995-2004) beschreven. Deze geregistreerde criminaliteit omvat veelal de ernstigere delicten waarmee de bevolking, het bedrijfsleven en de overheid worden geconfronteerd. Bij lichtere vormen van criminaliteit, zoals diefstallen en vernielingen, blijft een officiële aangifte nogal eens achterwege. Daarom blijven veel vormen van criminaliteit verborgen voor de politie: dit is het dark number. Deze komen deels wél naar voren in slachtofferenquêtes, en bij de minderjarigen in de self-report studies. Daarin wordt de geënquêteerden onder meer gevraagd of zij die slacht-offer zijn geworden van een delict, dit hebben gemeld bij de politie, en of zij daarvan een document hebben ondertekend (zie ook hoofdstuk 3). Ook is in dit hoofdstuk een globale beschrijving van kenmerken van verdachten opgenomen. Dit gebeurt aan de hand van gegevens die in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie zijn vastgelegd.

Evenals in hoofdstuk 3 is in dit hoofdstuk een tweedeling aangebracht. Het eerste deel (4.1) bevat gegevens van alle misdrijven en verdachten, het tweede deel (4.2) uitsluitend die van minderjarige verdachten. De vormen van criminaliteit die door bijzondere opsporingsdiensten1 (zie box 4.1) ontdekt worden, zoals milieu- en economische misdrij-ven, blijven buiten beeld. Ook wordt niet nader ingegaan op zaken als georganiseerde criminaliteit, organisatiecriminaliteit, mensensmokkel,

1 In 2001 waren er naast de politie nog 21 zogenoemde ‘bijzondere opsporingsdiensten’, elk met een eigen specifieke opsporingstaak. Met ingang van 1 januari 2002 is dit aantal teruggebracht tot vier, te weten: de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controledienst, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Algemene Inspectiedienst en de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst.

91 Criminaliteit en opsporing

vrouwenhandel enzovoort. Van deze vormen van criminaliteit ontbreken veelal (betrouwbare) statistische gegevens.

4.1 Geregistreerde criminaliteit, 1960-2004 4.1.1 Algemeen

Geregistreerde misdrijven

In de periode 1960-2004 is het totale aantal geregistreerde misdrijven in Nederland vertienvoudigd, van bijna 132.000 in 1960 tot 1,3 miljoen in 2004 (zie figuur 4.1).

Tussen 1960 en 1994 stijgt het aantal geregistreerde misdrijven continu en bereikt het hoogste niveau tot dan toe: 1,3 miljoen. Vanaf 1995-1998 schommelt het aantal geregistreerde misdrijven rond de 1,2 miljoen. Maar in 2001 overtreft de totale geregistreerde criminaliteit het niveau van 1994 en stijgt dan tot ruim 1,4 miljoen in 2002. Hierna daalt de totale geregistreerde criminaliteit weer naar ruim 1,3 miljoen. Over de periode 1960-2004 is het aantal geregistreerde misdrijven per 100.000 inwoners van 12-79 jaar ruim verzesvoudigd van circa 1.540 in 1960 tot 9.966 in 2004.

Opgehelderde misdrijven

In de Politiestatistiek wordt een misdrijf als opgehelderd beschouwd indien van het desbetreffende misdrijf ten minste één verdachte bij de politie bekend is. Het ophelderingspercentage is dan het aantal opgehel-derde misdrijven gedeeld door het aantal geregistreerde misdrijven maal honderd. Dit percentage is in de periode 1960-2004 sterk gedaald van 55% in 1960 tot 21% in 2004. In dit laatste jaar bedraagt het totaal aantal door de politie opgehelderde misdrijven ruim 279.000. Dit betekent dat ongeveer een op de vijf geregistreerde misdrijven is opgehelderd. Absoluut gezien is echter sprake van bijna een verviervoudiging van het aantal opgehelderde misdrijven: van 73.000 in 1960 tot 279.000 in 2004. Nadat vanaf 1985 jaarlijks steeds minder zaken werden opgehelderd, is in 2004 het aantal opgehelderde misdrijven weer op het niveau van 1984 (zie figuur 4.1).

Gehoorde verdachten

Een gehoorde verdachte is een persoon van wie de politie een redelijk vermoeden heeft dat hij een strafbaar feit heeft begaan, en die op grond daarvan is gehoord (zie ook paragraaf 2.1.4). Doordat bij een delict soms meer dan één verdachte wordt gehoord, is het aantal gehoorde verdachten iets hoger dan het aantal opgehelderde misdrijven. Het aantal gehoorde verdachten is nagenoeg verviervoudigd van ruim 90.000 in 1960 tot bijna 356.000 in 2004. Tot en met 1984 is sprake van een voortdurende stijging

92 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

van het aantal gehoorde verdachten. In de periode 1985-1994 daalt het aantal met 9%. Vanaf 1995 zet zich weer een stijging in, die in 2000 hetzelfde aantal gehoorde verdachten oplevert als in 1984. In 2004 is een recordaantal verdachten gehoord (zie figuur 4.1).

Inverzekeringstelling

Inverzekeringstelling gebeurt na verhoor door de (hulp)officier van justi-tie (ovj), indien deze het in het belang van het onderzoek nodig acht dat de verdachte ter beschikking van justitie blijft (zie ook paragraaf 2.2.1). De inverzekeringstellingen zijn pas vanaf 1975 in de Politiestatistiek opgeno-men. De aantallen laten geen spectaculaire ontwikkeling zien. Vanaf 1982 schommelt het aantal inverzekeringstellingen rond de 45.000 per jaar, met een piek in 1994 (49.000) (zie figuur 4.1).

Figuur 4.1 Geregistreerde criminaliteit, 1960-2004*

* Door slechte respons ontbreken in de figuur de cijfers van de inverzekeringstellingen van de jaren 2002, 2003 en 2004.

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.1 in bijlage 4. Bron: CBS 0 200.000 400.000 600.000 800.000 1.000.000 1.200.000 1.400.000 1.600.000 1964 1972 1980 1988 1996 2004 opgemaakte processen-verbaal opgehelderde misdrijven gehoorde verdachten in verzekering gestelde verdachten

93 Criminaliteit en opsporing

Nederland telt vier bijzondere opspo ringsdiensten (BOD’en). Deze diensten richten zich op de opspo-ring van strafbare feiten die voortvloeien uit de wet waarbinnen de betreffende BOD werkzaam is. De vier BOD’en zijn:

– de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/ Economische Controledienst (FIOD-ECD), die onder het Ministerie van Financiën valt; – de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

(SIOD), die onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid valt;

– de Algemene Inspectiedienst (AID), die onder het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) valt;

– de VROM Inlichtingen- en Opsporingsdienst (VROM-IOD), die onder het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) valt.

De bijzondere opsporingsambtenaren mogen gebruikmaken van strafvorder lijke bevoegdheden bij de opsporing van strafbare feiten, die geschiedt onder leiding van het Openbaar Ministerie. FIOD-ECD

De FIOD-ECD is de opsporingsdienst van de Belastingdienst en belast met de opsporing van fiscale fraude. Daarnaast voert de dienst in opdracht van zes mini steries toezicht- en opsporingstaken uit op financieel-economisch terrein en op het gebied van goederen. De dienst is in 1999 ontstaan uit het samengaan van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Economische Controledienst. Per 1 januari 2003 is ook de opsporingstak van Buma/Stemra een onderdeel van de FIOD-ECD. Door deze taakuitbreiding is de FIOD-ECD nu verant-woordelijk voor de opsporing van inbreuken op het auteursrecht op muziek, film en software. Ook bij de bestrijding van het witwassen van zwart geld is een belangrijke rol weggelegd voor de FIOD-ECD. Sinds 1 januari 2003 biedt het meldrecht voor overheids-diensten de Belastingdienst de gelegenheid signalen die kunnen duiden op witwassen, voor te leggen aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT). De hoofdtaken van de FIOD-ECD zijn dus toe zicht en opsporing. Toezichtteams stellen preventief

toe-zichtonderzoeken in om de integriteit van be drijven te controleren. Als er redenen zijn om aan te nemen dat een bedrijf gefraudeerd heeft, kan een opspo-ringsteam een onderzoek starten. Niet alleen toe-zichtteams geven gevallen van fraude door aan de opsporingsteams, maar ook belastingdiensteenheden en douanedistricten.2 Behalve voor fiscale fraude, financieel-economische fraude en douanedelicten zetten de opsporings teams hun expertise in voor de bestrij ding van de georganiseerde criminaliteit en de organisatiecriminaliteit.

In 2003 rondde de FIOD-ECD in totaal 675 opspo-ringsonderzoeken succesvol af. Het daarbij opge-spoorde fraudebedrag is € 689 miljoen. Gemiddeld 90% van de opsporingsonderzoeken leidt tot een daadwerkelijke dagvaarding van één of meer ver-dachten. De toezichtteams handelen jaarlijks onge-veer 850 toezicht onderzoeken af (zie figuur 4.2). SIOD

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst maakt deel uit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en is op 1 januari 2002 opgericht. De dienst heeft als belangrijkste taak het opsporen van zware vormen van socialezekerheids- en arbeids-marktfraude. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan het opsporen van Europese subsidie-fraude, van groot schalige fraude op het terrein van illegale tewerkstelling en van werkgevers- en premie-fraude.

In 2003 heeft de SIOD 68 opsporings onderzoeken afgerond, die hebben geresulteerd in 84 processen-verbaal.

Het totale bedrag aan daarbij opgespoorde fraude komt uit op € 60 miljoen: € 16,7 miljoen aan socialeverzekerings premies en € 43,4 miljoen aan belas tingen (zie figuur 4.2).

VROM-IOD

De VROM Inlichtingen- en Opsporings dienst is een departementale, lande lijk georganiseerde

opspo-2 De douane maakt deel uit van de Belastingdienst. De dagelijkse uitvoering van de douanetaken ligt bij zeven douanedistricten en de daaronder ressorterende douaneposten.

94 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

ringsdienst. Kerntaak van de dienst is het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken op het terrein van wonen, ruimte, milieu en rijksgebouwen. De opspo-ring van schendingen van de regelgeving op VROM-terrein (voorzover strafbaar gesteld) en daarmee samenhangende commune delicten behoren daarmee tot het primaire werkterrein.

De VROM-IOD verricht zowel zelfstandig als in samenwerking met andere handhavingspartners opsporingsonderzoeken en strafrechtelijke financiële onderzoeken.

Naast technische, tactische en operationele deskundigheid beschikt de VROM-IOD voor de opsporing over een afzonderlijke Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) met specifieke deskundig-heid op het gebied van verwerving van informatie. Bij controle op de nale ving van de milieuregelgeving constateer de de dienst in 2003 in totaal 1.095 over-tredingen.3 Hiervan is een derde strafrechtelijk en twee derde bestuurs rechtelijk afgehandeld.

3 De VROM-IOD en de AID sporen vooral overtredingen op. In dit rapport vormen de misdrijven het onderwerp van onderzoek. De overtredingen blijven in het rapport verder buiten beeld.

Voor de handhaving van beleidsinstrumentele wet-geving verricht de VROM-IOD tevens opsporings-onderzoeken naar mogelijke fraude ten aanzien van de door of namens het ministerie verstrekte subsidies aan personen en/of bedrijven. In 2003 werd door de VROM-IOD € 1,2 miljoen aan huursubsidiefraude opgespoord (zie figuur 4.2).

AID

De Algemene Inspectiedienst is de controle- en opsporingsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De dienst heeft te maken met ongeveer 55 wetten, 450 regelingen en 800 ge- of verbodsbepalingen. De AID is verant-woordelijk voor de controle op de naleving van deze wet- en regelgeving, de opsporing van overtre dingen, advisering over controleer- en handhaafbaarheid van het beleid en de verificatie daarvan.

De opsporingswerkzaamheden van de AID richten zich vooral op de natuurbescherming, het welzijn en de gezondheid van dieren, de meststoffen, en de voedselveiligheid en –kwaliteit (zie figuur 4.3). Box 4.1 (vervolg)

Figuur 4.2 In 2003 door de BOD’en opgespoorde fraudebedragen (in miljoenen €) naar

soort fraude 0 50 100 150 200 250 300 350 400 huursubsidiefraude financieel-economische fraude fiscale en douanefraude sociale-zekerheidsfraude

95 Criminaliteit en opsporing Gebruikte bronnen: AID: Jaarverslag 2003 Belastingdienst: Jaarverslag 2003 Politiealmanak 2004/2005 SIOD: Jaarverslag 2003

VROM Inspectie: Jaarrapportage 2003 Box 4.1 (vervolg)

Figuur 4.3 Door de AID geconstateerde overtredingen per sector: 2002-2003

0 500 1000 1500 2000 2500 diergeneesmiddelen en -voeders natuurbescherming vlees en destructie dierwelzijn visserij planten diergezondheid meststoffen 2002 2003

4.1.2 Ontwikkeling van enkele misdrijfcategorieën Geweldsmisdrijven tegen personen

Geweldsmisdrijven kenmerken zich door het opzettelijk gebruik van geweld, waarmee inbreuk wordt gemaakt op de fysieke integriteit van de medemens.

De geweldsmisdrijven worden onderverdeeld in mishandeling, diefstal met geweld, afpersing, misdrijven tegen leven en persoon (bedreiging, moord en doodslag en dood door schuld) en seksuele geweldsdelicten (verkrachting, aanranding en overige seksuele misdrijven). Openlijke geweldplegingen (bijvoorbeeld voetbalvandalisme: zie box 4.2) horen hier niet bij, maar vallen in de categorie openbare orde en gezag.

Tot het midden van de jaren zeventig bedraagt het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven minder dan 20.000 per jaar. Vanaf dan laten de geweldsmisdrijven een vrij sterke en continue stijging zien (zie figuur 4.4).

96 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

Figuur 4.4 Geregistreerde geweldsmisdrijven, 1960-2004

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.2 in bijlage 4. Bron: CBS 0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 1964 1972 1980 1988 1996 2004 opgemaakte processen-verbaal gehoorde verdachten opgehelderde misdrijven

In de afgelopen 25 jaar is het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven bijna vervijfvoudigd: van 25.000 in 1979 naar 115.000 in 2004. Ten opzichte van 1960 is er zelfs sprake van een verachtvoudiging.

Geweldsmisdrijven hebben een hoger ophelderingspercentage dan andere misdrijfcategorieën. Het feit dat er bij geweldsmisdrijven sprake is van contact tussen dader en slachtoffer (meer aanwijzingen voor de politie) zal hierbij een belangrijke rol spelen. Het aantal opgehelderde gewelds-misdrijven is in de periode 1960-2004 vervijfvoudigd. Gerelateerd aan het aantal opgemaakte processen-verbaal van geregistreerde geweldsmis-drijven daalt het percentage opgehelderde zaken continu van 90% in 1960 tot 44% in 2000. Vanaf 2000 stijgt het percentage weer tot 57% in 2004. Ook het aantal gehoorde verdachten neemt minder snel toe dan het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven. In 2004 zijn 65.000 geweldsmisdrijven opgehelderd. Hierbij zijn ruim 78.000 verdachten gehoord. De geweldsmis-drijven zijn, berekend per 100.000 inwoners van 12-79 jaar, in de periode 1960-2004 vervijfvoudigd: van 170 in 1960 tot 865 in 2004. Figuur 4.5 geeft een overzicht van het aantal geweldsmisdrijven naar type.

Mishandeling

Sinds jaar en dag is mishandeling veruit het meest voorkomende gewelds-delict. In 2004 had bijna 50% van de geweldsmisdrijven betrekking op mishandeling. In de periode 1995-2004 is het aantal geregistreerde mishandelingen met ruim 27.000 toegenomen tot meer dan 55.000. Meer

97 Criminaliteit en opsporing

dan 64% hiervan wordt opgehelderd. In totaal zijn in 2004 bijna 43.000 verdachten gehoord.

Diefstal met geweld en afpersing

Onder diefstal met geweld valt ook straatroof. Men moet bedenken dat het hier om twee typen van misdrijven kan gaan: aan de ene kant tasjesroof en diefstal van een mobiele telefoon en aan de andere kant echte straat-roof, waarbij meer sprake is van afpersing (al dan niet met een wapen of met fysiek geweld).

In 2003 is een einde gekomen aan de stijging van het aantal geregistreerde diefstallen met geweld en afpersing sinds 1997; van 15.500 in 1997 tot ruim 22.000 in 2002 en 19.000 in 2004. Het ophelderingspercentage is 28. In verband hiermee hoorde de politie in 2004 bijna 9.000 verdachten. Misdrijven tegen leven en persoon

Het aantal geregistreerde misdrijven tegen leven en persoon is in de periode 1995-2004 meer dan verdubbeld. Het aantal opgemaakte

processen-verbaal bedraagt in 2004 bijna 34.000. In 1995 lag dit iets boven 14.000. Bedreiging komt het meest voor. Net als bij diefstal met geweld is de dader doorgaans geen bekende van het slachtoffer, maar door de confrontatie kan het slachtoffer vaak wel een goede beschrijving van de verdachte geven. Van deze delicten wordt 61% opgehelderd. De politie hoorde in 2004 bijna 22.500 verdachten.

Figuur 4.5 Geregistreerde geweldsmisdrijven, naar type, 1995-2004

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.6 in bijlage 4. Bron: CBS 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 mishandeling misdrijven tegen leven en persoon diefstal met geweld/afpersing seksueel geweld

98 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

Seksuele geweldsdelicten

Het aantal geregistreerde seksuele delicten is in de periode 1995-2004 met 28% gestegen. Deze stijging vond plaats in 1997. Sinds 1997 schommelt het aantal opgemaakte processen-verbaal rond de 7.000. Van de seksuele delicten zijn de ophelderingspercentages verschillend: bij aanranding 48, bij verkrachting 59 en bij de overige seksuele delicten 61. In 2004 hoorde de politie meer dan 4.000 verdachten.

Vermogensmisdrijven

Het totale aantal geregistreerde vermogensmisdrijven is in de periode 1960-1994 steeds toegenomen: bijna vertwaalfvoudigd van ruim 84.000 in 1960 tot 978.000 in 1994 (zie figuur 4.6). Daarna treedt een daling op van 8% in 1995 en nog eens 8% in 1996. In de periode 1996-2002 is het aantal vermogensmisdrijven echter weer sterk toegenomen en bedraagt in 2002 alweer 946.000. In 2003 treedt weer een daling op van 5%, gevolgd door een daling van 8% in 2004.

Ook het aantal opgehelderde vermogensmisdrijven en gehoorde

verdachten neemt in de periode 1960-1990 toe. Daarna neemt het aantal ophelderingen af (tussen 1990 en 1999 met 41%), terwijl het aantal gehoorde verdachten maar een beetje daalt. In 2004 zijn iets meer dan 91.000 vermogensmisdrijven opgehelderd. Hierbij zijn ruim 125.000 verdachten gehoord. Het ophelderingspercentage in 1960 was bijna 40%; in 2004 is dit gezakt naar 11%.

Figuur 4.6 Geregistreerde vermogensmisdrijven 1960-2004

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.3 in bijlage 4. Bron: CBS 0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 600.000 700.000 800.000 900.000 1.000.000 1964 1972 1980 1988 1996 2004 opgemaakte processen-verbaal gehoorde verdachten opgehelderde misdrijven

99 Criminaliteit en opsporing

De vermogensmisdrijven zijn, berekend per 100.000 inwoners van 12-79 jaar, in de periode 1960-2004 ruim verzesvoudigd: van 986 in 1960 tot 6.238 in 2004.

Binnen de vermogensmisdrijven worden drie categorieën onderscheiden: eenvoudige diefstal, gekwalificeerde diefstal (diefstal waarbij onder andere sprake is van twee of meer personen en/of van braak) en overige (verduis-tering, heling/schuldheling, valsheidmisdrijven en bedrog). Figuur 4.7 geeft een overzicht van het aantal vermogensmisdrijven naar type. Eenvoudige diefstal

In de periode 1995-2004 daalde de eenvoudige diefstal van 346.000 tot 342.000. In 2004 is bij 41% van de vermogensmisdrijven sprake van eenvoudige diefstal. Per 100.000 inwoners van 12-79 jaar vonden 2.600 eenvoudige diefstallen plaats.

Het ophelderingspercentage ligt iets hoger dan voor het totale aantal opgehelderde vermogensmisdrijven. In totaal zijn in 2004 bijna 45.000 zaken opgehelderd, waarbij 57.000 verdachten zijn gehoord.

Gekwalificeerde diefstal

De gekwalificeerde diefstal nam in de periode 1995-2004 af van 533.000 naar 448.000. In 2004 is 54% van de vermogensmisdrijven een gekwa-lificeerde diefstal. Per 100.000 inwoners van 12-79 jaar zijn bijna 3.400 gekwalificeerde diefstallen gepleegd. Het ophelderingspercentage is met

Figuur 4.7 Geregistreerde vermogensmisdrijven naar type, 1995-2004

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.6 in bijlage 4. Bron: CBS gekwalificeerde diefstal eenvoudige diefstal overige vermogensmisdrijven 0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 600.000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

100 Criminaliteit en rechtshandhaving 2004

7 het laagste van de vermogensmisdrijven. In totaal zijn in 2004 slechts 30.000 zaken opgehelderd, waarbij 47.000 verdachten zijn gehoord. Overige vermogensmisdrijven

De overige vermogensmisdrijven laten over de periode 1995-2004 een stijging zien, van 26.000 in 1995 naar 39.000 in 2004. Hiervan zijn valsheidmisdrijven en bedrog het grootst in aantal.

Het aantal opgehelderde zaken is met 42% beduidend hoger dan dat van de eenvoudige en van de gekwalificeerde diefstallen. Ook bij deze mis drijven geldt dat er meer verdachten gehoord zijn dan het aantal zaken dat opgehelderd is. Zoals hiervoor al is opgemerkt, is het aantal vermo-gensdelicten, na aanvankelijk spectaculair te zijn gedaald, vanaf 1996 weer sterk gestegen. Samenvattend kan worden gezegd dat de dalende tendens in de vermogensmisdrijven voornamelijk voor rekening komt van de gekwalificeerde diefstallen en aardig spoort met de dalende lijn in het aantal diefstallen uit/vanaf voertuig en woonhuizen (zie figuur 4.8). Maar ook de waargenomen stijging moet worden toegeschreven aan de gekwa-lificeerde diefstallen. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door de toegenomen diefstallen uit/vanaf voertuig.

Vernielingen en misdrijven tegen de openbare orde

Het aantal vernielingen en misdrijven tegen de openbare orde vormt in de periode 1960-2004 de snelst stijgende categorie misdrijven (zie figuur 4.9). In 2004 zijn bijna achtienmaal zoveel misdrijven geregistreerd als in 1960: 208.000 in 2004 tegen 12.000 in 1960.

Figuur 4.8 Geregistreerde diefstallen uit voertuig en woonhuizen,

1995-2004

Voor de corresponderende cijfers, zie tabel 4.9 in bijlage 4. Bron: CBS diefstal uit woonhuizen 0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 diefstal uit/ vanaf voertuig

101 Criminaliteit en opsporing

Het aantal opgehelderde zaken laat in absolute zin een veel minder sterke groei zien: een vervijfvoudiging. Was het ophelderingspercentage in 1960 nog 66, in 2000 is dit teruggelopen tot slechts 12. De laatste drie jaar is het ophelderingspercentage weer opgelopen tot 18. Vooral in de jaren zeventig is het ophelderingspercentage drastisch gedaald: het daalde van 55% in 1970 tot 27% in 1980. Ook bij dit type misdrijf zijn er meer verdach-ten dan opgehelderde zaken. Dit verschil wordt de laatste jaren steeds groter. Een verklaring hiervoor kan zijn dat misdrijven tegen de openbare orde en het gezag steeds vaker in groepsverband worden begaan. Zeker als men bedenkt dat het misdrijf gezamenlijke openlijke geweldpleging (artikel 141 Sr) hiertoe gerekend wordt.

Deze groep misdrijven is onderverdeeld in de categorieën: vernielingen van auto’s, van het openbaar vervoer en van gebouwen, overige vernie-lingen, en misdrijven tegen de openbare orde en het openbaar gezag en overig (te weten discriminatie, schennis der eerbaarheid en gemeenge-vaarlijke misdrijven, waaronder met name brandstichting). In de periode 1995-2004 is deze groep misdrijven met bijna 40% gestegen. Figuur 4.10

In document Criminaliteit en rechtshandhaving 2004 (pagina 89-129)