• No results found

De nota GGDO spreekt over het terugdringen van het aantal

normoverschrijdingen. Het wisselend aantal meetpunten, metingen en stoffen is een complicerende factor voor de trendanalyse (zie

Figuur 3.2). Een eventuele toename van het aantal

normoverschrijdingen kan immers het gevolg zijn van het feit dat er meer en vaker wordt gemeten. Daarom worden normoverschrijdingen als percentages uitgedrukt en heeft CML een methode ontwikkeld om te corrigeren voor deze wisselende meetintensiteit. Voorwaarde voor een juiste toepassing van de methode is dat de beperkte set stoffen en

tijdstippen in data-arme jaren een willekeurige steekproef is uit de uitgebreidere sets die in datarijke jaren beschikbaar zijn. Als er niet aan deze voorwaarde is voldaan, kunnen de berekende trends een vertekend beeld geven, zoals wordt geïllustreerd in Figuur 3.14 voor imidacloprid.

Figuur 3.14 Imidacloprid: Percentage metingen > norm op oude en nieuw toegevoegde meetpunten van het LM-GBM.

De meetpunten die in de periode 2008-2010 al op imidacloprid werden bemeten hebben hogere imidacloprid-concentraties en meer

normoverschrijdingen dan de meetpunten die later (na 2010) zijn toegevoegd. De oude meetpunten waren vaker gelegen bij de

glastuinbouw en fruitteelt dan bij de later toegevoegde meetpunten. Een stof- en locatiespecifieke specifieke trendanalyse kan het bezwaar van de inconsistente datasets ondervangen. Het LM-GBM is pas vanaf 2014 (vrijwel) volledig bemeten; het probleem van een niet-representatieve dataset zal dus bij de eind-evaluatie al veel kleiner zijn omdat dan alleen met de data van de evaluatieperiode 2013-2023 wordt gewerkt.

Slecht toetsbare stoffen 3.7.4

Er zijn 34 stoffen waarvan ten minste driekwart van de meetresultaten te onnauwkeurig is om vast te stellen of er aan de norm wordt voldaan. Het probleem van slechttoetsbare stoffen heeft verschillende oorzaken. Voor een deel van de gemeten stoffen is nog geen waterkwaliteitsnorm beschikbaar. Het ministerie van IenW heeft inmiddels voor een aantal stoffen uit het LM-GBM nieuwe waterkwaliteitsnormen laten afleiden. Er is een discrepantie tussen toelating- en waterkwaliteitsnormen. De waterkwaliteitsnormen voor toegelaten stoffen zijn vaak (veel) strenger dan de toelatingsnormen, waardoor de bij de toelating aangeleverde analysemethoden onvoldoende lage rapportagegrenzen halen (Smit en Kalf, 2014). Bovendien is praktische haalbaarheid geen onderdeel van de toelatingsbeoordeling, terwijl voor waterbeheerders het kostenaspect van een aparte analysegang en storing door matrix-effecten heel

belangrijk zijn. De wenselijke situatie zou zijn dat met haalbare en betaalbare analysetechnieken alle werkzame stoffen analyseerbaar zijn, zodat er geen slecht toetsbare stoffen meer zijn.

Relatie met toelatingsbeleid 3.7.5

Voordat een stof wordt toegelaten, wordt getoetst of er risico’s bestaan voor het aquatische milieu. De wijze van blootstelling van de

organismen bepaalt of er in de toelating naar chronische effecten wordt gekeken en of er rekening mag worden gehouden met herstel.

Waterkwaliteitsnormen worden op een andere manier afgeleid dan het toelatingscriterium, en soms worden er andere data gebruikt (Appelman en Brock, 2001). De problematiek is in 2014 ook gesignaleerd door Smit et al. (2014). Met het beschikbaar komen van het EFSA Aquatic Guidance Document is het gat tussen de toelatingsbeoordeling en toetsing op basis van waterkwaliteitsnormen wel kleiner aan het worden.

Voor de top-3-stoffen die de normen het vaakst overschrijden, blijkt dat het toelatingscriterium onvoldoende bescherming biedt bij chronische blootstelling; het toelatingscriterium is een factor 3-260 soepeler dan de JG-MKN (zie Tabel 3.4).

Bij kortdurende blootstelling is het toelatingscriterium niet altijd in

overeenstemming met de MAC-MKN uit de Kaderrichtlijn Water. Voor een aantal veelgebruikte slecht toetsbare stoffen is het toelatingscriterium tot een factor 20 hoger dan de MAC-MKN.

Tabel 3.4 Vergelijking van toelatingscriterium en waterkwaliteitsnormen voor de top-3-stoffen uit de bestrijdingsmiddelenatlas en een aantal slecht toetsbare stoffen. Alle gegevens in nanogram/L.

Toelatings-

criterium Pieknorm Chronische norm

Top-3 uit metingen

1. Imidacloprid 27 200 8,3

2. Fluoxastrobin 3160 640 12

3. Thiacloprid 520 110 10

Top-3 slecht toetsbare stoffen

1. Deltamethrin* 3,2 0,31 0,0031

2. Lambda-cyhalothrin* 10 0,47 0,02

3. Esfenvaleraat* 10 0,85 0,1

3.8 Samengevat

De tussendoelstelling van 50% minder normoverschrijdingen in 2018 werd naar verwachting niet gehaald. In 2017 werd namelijk nog niet aan de tussendoelstelling voldaan. De eindwaarde in 2017 van het voorspeld 3-jarig voortschrijdende gemiddelde is voor locaties, metingen en

stoffen significant hoger dan de tussendoelstelling en is niet significant verschillend van de referentiewaarde (Tamis et al., 2019).

Het aantal meetbare stoffen dat de normen overschreed en de frequentie waarmee dit gebeurde, dalen. De stof die zowel in 2013 als in 2017 tot de meeste normoverschrijdingen leidde, is imidacloprid. Dat gebeurde

overigens wel steeds minder vaak. Het aantal metingen van imidacloprid dat de pieknorm overschreed is met 95% gedaald, van 10% van de imidacloprid-metingen in 2013, naar 0,5% van de imidacloprid-metingen in 2017. Dit lijkt mede een gevolg te zijn van het Europese verbod op het

gebruik op bloeiende planten uit 2013 en de in de nota GGDO aangekondigde zuiveringsplicht in de glastuinbouw in 2013.

Een belemmering voor de inschatting van de werkelijke milieubelasting is het aantal niet- of slecht toetsbare stoffen. Gemiddeld kwamen er

15 niet- of slecht toetsbare stoffen per locatie voor in 2017 (range 0-34). Het percentage locaties waarop de normen voor één of meerdere stoffen wordt overschreden is niet significant afgenomen, en schommelt rond 70%. Dit kan een onderschatting zijn, doordat een aantal zeer toxische stoffen niet nauwkeurig kon worden gekwantificeerd en daardoor niet kon worden getoetst aan de norm. Voor een effectieve evaluatie van het beleid is specifieke monitoring van de meest toxische