• No results found

Controle variabelen

Tot slot controleren we voor een aantal zaken. Er worden controle variabelen toegevoegd aan de regressieanalyse aangezien er andere variabelen bestaan die ook de kennis van kolonialisme of de mate van discrimineren kunnen beïnvloeden. Er wordt gecontroleerd voor geslacht en de nationaliteit van de respondent. Man is hierbij gecategoriseerd als 0 en vrouw als 1. De nationaliteit van de respondent wordt als volgt gevraagd: “Ben je in Nederland geboren?”. Ja is hierbij gecategoriseerd als 0 en nee als 1. De respondent wordt als niet-Nederlander beschouwd op het moment dat hij of één of beide ouders in het buitenland is geboren.

30 Daarnaast wordt er gecontroleerd voor verscheidene variabelen betreffende de ouders, zoals de leeftijd van de ouders, het opleidingsniveau van de ouders en de burgerlijke staat van de ouders. Bij het opleidingsniveau van de ouders wordt mavo/MBO gecodeerd als 0, havo/vwo als 1 en HBO/WO als 2. Het opleidingsniveau van de vader en de moeder wordt apart bevraagd, evenals de burgerlijke staat. Hierbij is alleenstaand gecategoriseerd als 0, gescheiden als 1 en getrouwd/samenwonend als 2. Ook wordt het cultureel kapitaal van de ouders gemeten in het aantal boeken bij hen thuis: “Hoeveel boeken zijn er bij jou thuis?”. De vier antwoordcategorieën zijn 1) Niet veel, genoeg voor één plank (11-25), 2) Genoeg voor één boekenkast (26- 100), 3) Genoeg voor twee boekenkasten (101-200), 4) Veel, drie boekenkasten of meer (201 of meer). Niet veel boeken is hierbij gecategoriseerd als 0, genoeg voor één boekenkast als 1, genoeg voor twee boekenkasten als 2 en veel boeken als 3. Het opleidingsniveau van de ouders en het aantal boeken thuis representeert het cultureel kapitaal van de ouders (De Graaf, De Graaf en Kraaykamp, 2000). Het cultureel kapitaal van de ouders kan al voor bepaalde kennis van kolonialisme bij de respondent zorgen of dat de respondent in een bepaalde mate discrimineert.

Ten slotte wordt voor het model met betrekking tot de vrienden gecontroleerd voor het geslacht van de vijf vrienden. De variabele ‘geslacht van vrienden’ is het gemiddelde van het geslacht van de vijf vrienden. Man is hierbij gecategoriseerd als 0 en vrouw als 1. Er wordt voor deze variabele gecontroleerd aangezien het geslacht van vrienden een effect kan hebben op de uitslag van de hypothese. Jongens kunnen bijvoorbeeld meer buitenlandse vrienden hebben dan meisjes, wat een invloed kan hebben op de kennis van kolonialisme.

5.5 Methode

5.5.1 Centraal eindexamen onderwerpen

Binnen het kwalitatieve onderzoek wordt gekeken naar de onderwerpen van het centraal eindexamen van geschiedenis en in hoeverre het onderwerp kolonialisme hierin voorkomt. De examenonderwerpen van havo/vwo zullen vanaf 1973 tot nu worden geanalyseerd (zie Appendix 9.2). Er is gekozen om de onderwerpen van de centraal eindexamens van geschiedenis te analyseren omdat het een duidelijk inzicht geeft in de verschuiving in onderwerpen die plaatsvindt door de jaren heen. Dit

31 veronderstelt dat de aandacht op andere onderwerpen wordt gefocust en bepaalde onderwerpen tegenwoordig belangrijker worden geacht dan vroeger. In paragraaf 6.1 zullen de resultaten uiteen worden gezet. Hierin zal blijken dat de aandacht vroeger veel lag op de tweede wereldoorlog en er steeds meer onderwerpen betreffende het kolonialisme aan bod komen bij de centraal eindexamens. De eindexamen onderwerpen van het vmbo zullen niet geanalyseerd worden aangezien deze slechts beschikbaar waren vanaf 2003 en dit geen voldoende beeld schetst van een verschuiving tussen onderwerpen.

5.5.2 OLS regressie

Het toetsen van de hypotheses gebeurt aan de hand van een regressie en in deze paragraaf zal uiteen worden gezet hoe het toetsen van alle hypotheses eruit zal zien. Aangezien het gaat om lineaire variabelen in dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een OLS-regressie. Er wordt uitgegaan van de volgende formule, waarbij y staat voor de afhankelijke variabele, a voor de constante, b voor de parameters en e voor de error term:

𝑦𝑦 = 𝛼𝛼 + 𝛽𝛽1(𝑠𝑠𝑠𝑠ℎ𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜, 𝑘𝑘𝑜𝑜𝑘𝑘𝑠𝑠, 𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜, 𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠𝑠𝑠ℎ𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠)

+ 𝛽𝛽2(𝑜𝑜𝑜𝑜𝑖𝑖𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜 𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠, 𝑚𝑚𝑜𝑜𝑚𝑚𝑜𝑜𝑖𝑖𝑘𝑘𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜, 𝑘𝑘𝑎𝑎𝑘𝑘𝑜𝑜𝑚𝑚𝑠𝑠𝑚𝑚 𝑖𝑖𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜 𝑜𝑜𝑜𝑜 𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜) + 𝛽𝛽3(𝑖𝑖𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜) + 𝛽𝛽4 (𝑎𝑎𝑜𝑜𝑜𝑜𝑚𝑚𝑠𝑠 𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠𝑜𝑜𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜𝑚𝑚𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠, 𝑚𝑚𝑖𝑖 𝑜𝑜𝑘𝑘𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜) + 𝛽𝛽5(𝑠𝑠𝑜𝑜𝑜𝑜𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜 𝑖𝑖𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑘𝑘𝑣𝑣𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜) + 𝑜𝑜

In het eerste model (M1) zullen hypotheses betreffende de kennis van kolonialisme worden getoetst. De kennis van kolonialisme wordt ten eerste getoetst aan de hand van de school, klas en opleiding. Vervolgens wordt bij de tweede hypothese de variabele ‘geschiedenis pakket’ meegenomen die toetst of scholieren met geschiedenis in het vakkenpakket meer kennis van kolonialisme hebben. Er wordt gecontroleerd voor geslacht en nationaliteit. Ten tweede zullen de hypotheses betreffende de ouders worden getoetst. De variabelen die bij de regressievergelijking komen zijn invloed ouders, motivatie, vader van Nederlandse komaf en moeder van Nederlandse komaf. Er wordt gecontroleerd voor leeftijd vader, leeftijd moeder, opleiding vader, opleiding moeder, burgerlijke staat vader, burgerlijke staat moeder en boeken. Ten derde wordt getoetst of scholieren met meer niet-Nederlandse vrienden meer weten van kolonialisme. Hier wordt de onafhankelijke variabele

32 vrienden van Nederlandse komaf toegevoegd en wordt er gecontroleerd met de variabele geslacht van vrienden. Ten slotte wordt de hypothese betreffende de media getoetst. In deze toets worden de variabelen films/documentaires en tv/gamen toegevoegd.

In model 2 (M2) is de kennis van kolonialisme niet de afhankelijke variabele, maar de mate van discrimineren. Deze toets betreft de laatste hypothese die toetst of scholieren met meer kennis van kolonialisme in mindere mate discrimineren. Voor deze toets wordt de mate van discrimineren getoetst in een regressie met als onafhankelijke variabelen de kennis van kolonialisme. Er wordt gecontroleerd voor school, klas, opleiding, afkomst, vader van Nederlandse komaf, moeder van Nederlandse komaf, opleiding vader, opleiding moeder, burgerlijke staat vader, burgerlijke staat moeder, boeken, vrienden van Nederlandse komaf, geslacht van vrienden, films/documentaires en tv/gamen. Deze hypothese wordt getoetst aan de hand van de volgende formule voor de mate van discrimineren (y):

𝑦𝑦 = 𝛼𝛼 + 𝛽𝛽1(𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠 𝑖𝑖𝑘𝑘𝑜𝑜 𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑠𝑠𝑚𝑚𝑜𝑜) + 𝛽𝛽2(𝑠𝑠𝑜𝑜𝑜𝑜𝑚𝑚𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜 𝑖𝑖𝑘𝑘𝑜𝑜𝑜𝑜𝑘𝑘𝑣𝑣𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜𝑜) + 𝑜𝑜

5.5.3 Focusgroepen

Naast de centraal eindexamen onderwerpen van geschiedenis zal het kwalitatieve onderzoek plaatsvinden door middel van focusgroepen bij scholieren. De focusgroepen fungeren als een verdieping op de vragenlijst. De focusgroepen zijn opgenomen en getranscribeerd (zie Appendix 9.6 voor een samenvatting). De focusgroepen bestaan uit kleine groepen van twee tot vier leerlingen en duurt ongeveer tien minuten. Dit is relatief kort voor een focusgroep, maar zorgt ervoor dat de studenten gemotiveerd blijven en deelname laagdrempelig is. Dit heeft als voordeel dat er in korte tijd veel standpunten op tafel komen en scholieren gezamenlijk op antwoorden proberen te komen. De focusgroep geeft inzicht in de moeilijkheidsgraad, de relevantie en de mening van de scholieren betreffende kolonialisme en de tweede wereldoorlog. In de focusgroepen werden eerst de stellingen doorgenomen door de scholieren. Vervolgens werd naar de moeilijkheid gevraagd en of ze les hebben gehad over het kolonialisme en de tweede wereldoorlog. Vervolgens werd gevraagd welk onderwerp belangrijker is en meer zichtbaar in Nederland. Ten slotte vroeg ik in hoeverre scholieren het onderwerp van kolonialisme

33 belangrijk achten en of ze de link leggen met discrimineren. Door middel van een focusgroep kunnen de scholieren elkaar stimuleren om hardop na te denken en kritisch te reageren op de standpunten en meningen van de anderen.

De respondenten zijn benaderd op ’t Atrium en het Corderius College te Amersfoort. Het zijn scholieren die op dat moment een tussenuur hebben. Aangezien de focusgroep tien minuten duurt zijn scholieren snel bereid om deel te nemen. Slechts één keer wilden drie meisjes niet deelnemen aangezien ze het volgende lesuur een repetitie hadden. In totaal zijn er zeven focusgroepen gehouden op ’t Atrium en het Corderius College te Amersfoort. Van de zeven focusgroepen zijn er vijf in kleine groepjes gehouden en twee klassikaal (zie Tabel 1.3).

Tabel 1.3. De vijf focusgroepen uiteengezet per aantal leerlingen, leeftijd, geslacht, klas en nationaliteit.

Groep Leerlingen Leeftijd Geslacht Klas Nationaliteit 1: 3 17,18,18 Meisjes Havo 5 Nederlands 2: 2 16,16 Jongens Vwo 4 Nederlands 3: 3 15,15,16 Meisjes Vwo 4 Nederlands 4: 2 14,14 Jongens Vmbo 3 Nederlands 5: 4 14,14,15,15 1 Jongen 3 Meisjes Vmbo 3 2 Nederlands, 1 Meisje Turks, 1 Meisje West- Afrikaans 6: 22 15 t/m 17 11 Jongens 11 Meisjes Vwo 4 17 Nederlands Roemeens, Zweeds, Noors, Frans, Canadees 7: 23 15 t/m 17 14 Jongens 9 Meisjes Havo 4 21 Nederlands, Pakistaan, Indonees

De bovenbouw klassen hebben over het algemeen meer tussenuren dan de onderbouw klassen. Vandaar dat de focusgroepen gehouden zijn door scholieren uit bovenbouw klassen. In totaal zijn er 14 scholieren geweest die de kleine focusgroepen hebben bijgewoond, waarvan negen meisjes en vijf jongens. Dit is gedaan in vijf focusgroepen die gehouden zijn op ’t Atrium. De scholieren geven een goed beeld van alle leerlingen aangezien er van zowel vmbo, havo als vwo scholieren meededen aan de focusgroepen, daarnaast er zowel jongens als meisjes meededen. Daarbij liepen de leeftijden uiteen van 14 tot 18 jaar en waren niet alle scholieren in de

34 focusgroepen van Nederlandse afkomst. De focusgroepen zijn dus een goede weerspiegeling van alle scholieren. Daarnaast zijn er twee lessen maatschappijleer bijgewoond op het Corderius College waarin er na het invullen van de vragenlijst tijd was voor vragen en discussies. Deze twee ‘focusgroepen’ duurden ongeveer een half uur. In Tabel 1.3 worden de vijf focusgroepen nader uitgewerkt.