5.1 Beoordelingswaarden, enkelvoudige indicatoren en randvoorwaarden
5.1.1 De consistentie van beoordelingswaarden
Alvorens met de ordening van indicatoren en beoordelingswaarden te beginnen, wordt eerst
teruggekomen op een aanname die aan het begin van dit rapport (§ 1.5.2) gesteld is. Er werd op
basis van de bestudeerde literatuur aangenomen dat complexiteit het resultaat van
omgevingsprojecten negatief kan beïnvloeden als er in de sturing geen rekening wordt gehouden
met deze complexiteit. Het lijkt nuttig om de gebruikte cases op basis van de generieke
beschrijving in hoofdstuk 4
25te plaatsen binnen de consistentietabel. Wanneer de aanname klopt
zullen complexe projecten bij een niet-adaptieve benadering een ‘minder goed’ projectresultaat
laten zien. In tabel 5.1 wordt een overzicht gegeven van de resultaten.
25 / & $ , & ,
Definitieve versie
KenmerkR001-0478237CHL-V06
Tabel 5.1 Overzicht totaalscores cases
Opvallend in bovenstaande tabel is de positie van de projecten Drachtstervaart en Lindewijk
Wolvega. Beide projecten scoren ‘niet consistent’, wat inhoudt dat de aangetroffen complexiteit
niet heeft geleid tot een minder goed projectresultaat, ondanks het feit dat een klassieke
sturingsbenadering is gehanteerd bij beide projecten. Bovenstaande aanname kan echter blijven
staan, omdat beide projecten tevens de hypothese (nr. 3 op pagina 91) bevestigen dat een
klassieke sturingsbenadering in het geval van complex adaptieve systemen prima kan volstaan
indien de gekozen beoordelingswaarden ‘goed’ scoren; dat wil zeggen dat er sprake is van een
hoge ‘fitness’ tussen project en projectomgeving. Deze redenering volgt dus uit de consistentie
van beoordelingswaarden in beide cases. Voordat nader op de twee projecten en de bevestiging
van de hypothese wordt ingegaan zal eerst de consistentie van de beoordelingswaarden worden
toegelicht. Beoordelingswaarden, geven anders dan bij indicatoren, aan hoe een al dan niet
complex project (systeem) door de projectomgeving wordt ervaren. Met andere woorden of het
project ‘fit’ in de omgeving. Beoordelingswaarden zijn daarom niet altijd objectief meetbaar. In
paragraaf 2.7 is uitgelegd dat beoordelingswaarden altijd omgevingsgebonden en een functie van
zowel de veranderende omgeving als de veranderende variabelen (het systeem) zijn.
Beoordelingswaarden gelden dus maar tijdelijk, maar laten wel zien waar een systeem zich
bevindt en of er sprake is van spanning tussen het project en de omgeving. Aan een
beoordelingswaarde zal in principe een hogere score worden toegekend na uitvoering van een
project.
262 2 + # R. O+ 3
, , < 3 &
,& 3 & ,&
SIMPEL COMPLEX (CAS) RANDOM (CHAOTISCH)
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘MINDER GOED’ PROJECTRESULTAAT CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘SLECHT’ PROJECTRESULTAAT Sanering Brandwijk
Lindewijk Wolvega ( !) Bedrijventerreinen Ede - Eperbeken ( )
Veenendaal 26
Westkeetshaven
NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT
PROJECTSTURING NIET ADAPTIEF (technisch-rationele benadering) Drachtstervaart Lindewijk Wolvega (!) CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ /
‘MINDER SLECHT’
PROJECTRESULTAAT
Ilperveld Integraal ( ) Tespellaan
Waterplan Nijmegen ( )
NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT
PROJECTSTURING ADAPTIEF (hier: interactieve uitvoering) / ) 3 " )
Definitieve versie
KenmerkR001-0478237CHL-V06
Om de consistentie van beoordelingswaarden zichtbaar te maken is stap 1 uitgevoerd. Stap 2 is
uitgevoerd om de genoemde hypothese te testen.
¬ (stap 1) Allereerst worden de scores van beoordelingswaarden per case bij
elkaar opgeteld, waardoor een geaggregeerde consistentietabel ontstaat (zie
tabel 5.2). De beoordelingswaarden worden geordend naar consistentie over
een totaal van 9 cases (zie tabel 5.3). Aan de hand hiervan wordt een selectie
gemaakt naar bruikbare beoordelingswaarden (ten behoeve van het instrument).
¬ (stap 2) Aan de hand van de cases Drachtstervaart en Lindewijk Wolvega wordt
uitgelegd hoe beoordelingswaarden een project (positief) kunnen beïnvloeden.
Ook worden enkele voorbeelden uit de cases aangehaald hoe
beoordelingswaarden een project negatief kunnen beïnvloeden.
In onderstaande tabel is weergegeven hoe de beoordelingswaarden geordend kunnen worden
ten behoeve van indexering.
Tabel 5.3 Rangorde en consistentie beoordelingswaarden BEOORDELINGSWAARDE CONSISTENT KEREN SIGNAALFUNCTIE
1.0 6 x 2.0 7 x 3.0 9 x 4.0 9 x 5.0 9 x 6.0 7 x 7.0 3 x* 8.0 8 x 9.0 6 x 10.0 6 x 11.0 5 x* 12.0 6 x
SIMPEL COMPLEX RANDOM (CHAOTISCH)
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘MINDER GOED’ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET HYPOTHESE
IS EEN ‘SLECHT’ PROJECTRESULTAAT B 1.0 - 2.0 (2x) - 3.0 (3x) - 4.0 (2x) - 5.0 (4x) - 6.0 (4x) - 7.0 - 8.0 (4x) - 9.0 (2x) - 10.0 (2x) - 11.0 (2x) - 12.0 (2x) B 3.0 (3x) - 4.0 (3x) - 5.0 (2x) - 7.0 - 10.0 - 11.0 - 12.0 B 1.0 - 2.0 - 4.0 - 8.0 - 9.0
NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT
PROJECTSTURING NIET ADAPTIEF (technisch-rationele benadering) B 1.0 - 2.0 - 6.0 (2x) - 7.0 - 8.0 - 9.0 - 10.0 - 11.0 - 12.0 (2x) B 1.0 (2x) - 2.0 - 7.0 (2x) - 9.0 (2x) - 10.0 - 11.0 (2x) - 12.0 B 10.0 CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET
HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT
CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ / ‘MINDER SLECHT’ PROJECTRESULTAAT B 3.0 - 5.0 (2x) - 6.0 (2x) - 8.0 (3x) - 9.0 (2x) - 10.0 - 12.0 B6.0 - 7.0 - 9.0 - 10.0 - 11.0 - 1.0 (2x) 2.0 4.0 5.0 -12.0 (2x) B 1.0 (2x) - 2.0 (3x) - 3.0 (2x) - 4.0 (2x) - 10.0 - 11.0
NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT
ADAPTIEF (hier: interactieve uitvoering) B B B
LEGENDA
, , , , Q , 3 Tabel 5.2 Overzicht totaalscoresDefinitieve versie
KenmerkR001-0478237CHL-V06
De beoordelingswaarden 3.0 (is er draagvlak voor aanwezig voor het project?), 4.0 (is er
vertrouwen in elkaar?) en 5.0 (worden normen en waarden samen gedeeld?) blijken een zeer
goede signaalfunctie te hebben. Niet alleen als het gaat om het signaleren van complexiteit, maar
ook als het gaat om het oplossend vermogen van interactieve uitvoering. In de projecten
Eperbeken en Westkeetshaven bijvoorbeeld bleek bij aanvang van de uitvoering het vertrouwen
in elkaar te ontbreken; bij Eperbeken betrof dit de aanwezigheid van wantrouwen richting de
overheid als geheel (die wederom ‘iets’ van de agrariërs moeten), bij Westkeetshaven ontbrak en
ontbreekt het aan vertrouwen in de interactie met elkaar (dat blijkt hier uit het feit dat partijen nog
steeds verschillende belangen proberen na te streven).
Bij een project als Tespellaan is de status van deze waarden middels een procesmatige
inventarisatie eerst geïnventariseerd. Men kwam erachter dat er onder de bollentelers in de
omgeving wantrouwen heerste (‘zit niet aan m’n land’) en onder de andere partijen niet voor
beide doelen hetzelfde draagvlak aanwezig was. Daar is de procesbenadering ingezet om het
vertrouwen juist te herstellen. Niet door ‘activiteiten’ in de omgeving, maar interesse in elkaar.
Deze drie beoordelingswaarden impliceren een hoge en significante slagingskans voor
interactieve uitvoering (groen). De kwaliteit van de leefomgeving (2.0), maar ook de indicatoren
8.0, 6.0 en 9.0 (in het geval van verontreinigingen en vertrouwenskwesties), zijn weliswaar
relevant, maar niet altijd geschikt voor een benadering met interactieve uitvoering (oranje). In de
legenda bij tabel 5.3 wordt gesproken over ‘niet eenduidig’. Dat betekent dat in het geval een
beoordelingswaarde één of meerdere keren niet-consistent was, er soms ook daadwerkelijk een
verband te vinden was tussen deze indicator en het projectresultaat. Tevens beïnvloeden ze met
name de beoordelingswaarden 3.0 en 4.0. De overige indicatoren vallen af als het gaat om
bruikbaarheid binnen de indexering (rood).
In paragraaf 3.7.2 is onderstaande hypothese opgenomen.
Als een geaggregeerde consistentietabel wordt opgesteld voor de cases Drachtstervaart en
Lindewijk Wolvega waarin de groene en oranje beoordelingswaarden meegenomen zijn (zie tabel
5.4), is te zien dat veel aangetroffen complexe karakteristieken niet-consistent zijn. Dit bevestigt
bovenstaande hypothese; immers complexiteit leidt hier niet tot een minder projectresultaat en de
‘goede’ waardering van de geselecteerde beoordelingswaarden kunnen dit verklaren. In Drachten
had men te maken met complexiteit in de oplossingsroute en een aantal maatschappelijke
onzekerheden. De verbetering in de omgevingskwaliteit werd echter in het plan al aanzienlijk
Als beoordelingswaarden goed zijn (dus de score ‘simpel’ toegekend wordt;
immers een goede BW maakt het project stukken eenvoudiger), hoeft
complexiteit NIET tot een minder goed projectresultaat te leiden.
Definitieve versie
KenmerkR001-0478237CHL-V06
beter en daardoor was er vertrouwen en draagvlak onder een zeer groot deel van de
Drachtenaren. Er was sprake van maatschappelijke acceptatie en complexe patronen
ontwikkelden zich niet (altijd) verder. In de Lindewijk was er onder de betrokken partijen
vertrouwen in de interactie en draagvlak voor de te realiseren doelen. In alle andere gevallen was
veelal sprake van het toepassen van interactieve uitvoering om kritische massa te ontwikkelen
voor een succesvolle implementatie van een idee of plan of een ‘minder goed’ projectresultaat. Er
kan dan ook geconcludeerd worden dat de hypothese geldig is.
Tabel 5.4 Geaggregeerde consistentietabel Drachtstervaart en Lindewijk Wolvega
4 & &