• No results found

De consistentie van beoordelingswaarden

In document Think global, act local (pagina 123-127)

5.1 Beoordelingswaarden, enkelvoudige indicatoren en randvoorwaarden

5.1.1 De consistentie van beoordelingswaarden

Alvorens met de ordening van indicatoren en beoordelingswaarden te beginnen, wordt eerst

teruggekomen op een aanname die aan het begin van dit rapport (§ 1.5.2) gesteld is. Er werd op

basis van de bestudeerde literatuur aangenomen dat complexiteit het resultaat van

omgevingsprojecten negatief kan beïnvloeden als er in de sturing geen rekening wordt gehouden

met deze complexiteit. Het lijkt nuttig om de gebruikte cases op basis van de generieke

beschrijving in hoofdstuk 4

25

te plaatsen binnen de consistentietabel. Wanneer de aanname klopt

zullen complexe projecten bij een niet-adaptieve benadering een ‘minder goed’ projectresultaat

laten zien. In tabel 5.1 wordt een overzicht gegeven van de resultaten.

25 / & $ , & ,

Definitieve versie

KenmerkR001-0478237CHL-V06

Tabel 5.1 Overzicht totaalscores cases

Opvallend in bovenstaande tabel is de positie van de projecten Drachtstervaart en Lindewijk

Wolvega. Beide projecten scoren ‘niet consistent’, wat inhoudt dat de aangetroffen complexiteit

niet heeft geleid tot een minder goed projectresultaat, ondanks het feit dat een klassieke

sturingsbenadering is gehanteerd bij beide projecten. Bovenstaande aanname kan echter blijven

staan, omdat beide projecten tevens de hypothese (nr. 3 op pagina 91) bevestigen dat een

klassieke sturingsbenadering in het geval van complex adaptieve systemen prima kan volstaan

indien de gekozen beoordelingswaarden ‘goed’ scoren; dat wil zeggen dat er sprake is van een

hoge ‘fitness’ tussen project en projectomgeving. Deze redenering volgt dus uit de consistentie

van beoordelingswaarden in beide cases. Voordat nader op de twee projecten en de bevestiging

van de hypothese wordt ingegaan zal eerst de consistentie van de beoordelingswaarden worden

toegelicht. Beoordelingswaarden, geven anders dan bij indicatoren, aan hoe een al dan niet

complex project (systeem) door de projectomgeving wordt ervaren. Met andere woorden of het

project ‘fit’ in de omgeving. Beoordelingswaarden zijn daarom niet altijd objectief meetbaar. In

paragraaf 2.7 is uitgelegd dat beoordelingswaarden altijd omgevingsgebonden en een functie van

zowel de veranderende omgeving als de veranderende variabelen (het systeem) zijn.

Beoordelingswaarden gelden dus maar tijdelijk, maar laten wel zien waar een systeem zich

bevindt en of er sprake is van spanning tussen het project en de omgeving. Aan een

beoordelingswaarde zal in principe een hogere score worden toegekend na uitvoering van een

project.

262 2 + # R. O+ 3

, , < 3 &

,& 3 & ,&

SIMPEL COMPLEX (CAS) RANDOM (CHAOTISCH)

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘MINDER GOED’ PROJECTRESULTAAT CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘SLECHT’ PROJECTRESULTAAT Sanering Brandwijk

Lindewijk Wolvega ( !) Bedrijventerreinen Ede - Eperbeken ( )

Veenendaal 26

Westkeetshaven

NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT

PROJECTSTURING NIET ADAPTIEF (technisch-rationele benadering) Drachtstervaart Lindewijk Wolvega (!) CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ /

‘MINDER SLECHT’

PROJECTRESULTAAT

Ilperveld Integraal ( ) Tespellaan

Waterplan Nijmegen ( )

NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT

PROJECTSTURING ADAPTIEF (hier: interactieve uitvoering) / ) 3 " )

Definitieve versie

KenmerkR001-0478237CHL-V06

Om de consistentie van beoordelingswaarden zichtbaar te maken is stap 1 uitgevoerd. Stap 2 is

uitgevoerd om de genoemde hypothese te testen.

¬ (stap 1) Allereerst worden de scores van beoordelingswaarden per case bij

elkaar opgeteld, waardoor een geaggregeerde consistentietabel ontstaat (zie

tabel 5.2). De beoordelingswaarden worden geordend naar consistentie over

een totaal van 9 cases (zie tabel 5.3). Aan de hand hiervan wordt een selectie

gemaakt naar bruikbare beoordelingswaarden (ten behoeve van het instrument).

¬ (stap 2) Aan de hand van de cases Drachtstervaart en Lindewijk Wolvega wordt

uitgelegd hoe beoordelingswaarden een project (positief) kunnen beïnvloeden.

Ook worden enkele voorbeelden uit de cases aangehaald hoe

beoordelingswaarden een project negatief kunnen beïnvloeden.

In onderstaande tabel is weergegeven hoe de beoordelingswaarden geordend kunnen worden

ten behoeve van indexering.

Tabel 5.3 Rangorde en consistentie beoordelingswaarden BEOORDELINGSWAARDE CONSISTENT KEREN SIGNAALFUNCTIE

1.0 6 x 2.0 7 x 3.0 9 x 4.0 9 x 5.0 9 x 6.0 7 x 7.0 3 x* 8.0 8 x 9.0 6 x 10.0 6 x 11.0 5 x* 12.0 6 x

SIMPEL COMPLEX RANDOM (CHAOTISCH)

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘MINDER GOED’ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET HYPOTHESE

IS EEN ‘SLECHT’ PROJECTRESULTAAT B 1.0 - 2.0 (2x) - 3.0 (3x) - 4.0 (2x) - 5.0 (4x) - 6.0 (4x) - 7.0 - 8.0 (4x) - 9.0 (2x) - 10.0 (2x) - 11.0 (2x) - 12.0 (2x) B 3.0 (3x) - 4.0 (3x) - 5.0 (2x) - 7.0 - 10.0 - 11.0 - 12.0 B 1.0 - 2.0 - 4.0 - 8.0 - 9.0

NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT

PROJECTSTURING NIET ADAPTIEF (technisch-rationele benadering) B 1.0 - 2.0 - 6.0 (2x) - 7.0 - 8.0 - 9.0 - 10.0 - 11.0 - 12.0 (2x) B 1.0 (2x) - 2.0 - 7.0 (2x) - 9.0 (2x) - 10.0 - 11.0 (2x) - 12.0 B 10.0 CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET

HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ PROJECTRESULTAAT

CONSISTENT MET HYPOTHESE IS EEN ‘GOED‘ / ‘MINDER SLECHT’ PROJECTRESULTAAT B 3.0 - 5.0 (2x) - 6.0 (2x) - 8.0 (3x) - 9.0 (2x) - 10.0 - 12.0 B6.0 - 7.0 - 9.0 - 10.0 - 11.0 - 1.0 (2x) 2.0 4.0 5.0 -12.0 (2x) B 1.0 (2x) - 2.0 (3x) - 3.0 (2x) - 4.0 (2x) - 10.0 - 11.0

NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT NIET-CONSISTENT

ADAPTIEF (hier: interactieve uitvoering) B B B

LEGENDA

, , , , Q , 3 Tabel 5.2 Overzicht totaalscores

Definitieve versie

KenmerkR001-0478237CHL-V06

De beoordelingswaarden 3.0 (is er draagvlak voor aanwezig voor het project?), 4.0 (is er

vertrouwen in elkaar?) en 5.0 (worden normen en waarden samen gedeeld?) blijken een zeer

goede signaalfunctie te hebben. Niet alleen als het gaat om het signaleren van complexiteit, maar

ook als het gaat om het oplossend vermogen van interactieve uitvoering. In de projecten

Eperbeken en Westkeetshaven bijvoorbeeld bleek bij aanvang van de uitvoering het vertrouwen

in elkaar te ontbreken; bij Eperbeken betrof dit de aanwezigheid van wantrouwen richting de

overheid als geheel (die wederom ‘iets’ van de agrariërs moeten), bij Westkeetshaven ontbrak en

ontbreekt het aan vertrouwen in de interactie met elkaar (dat blijkt hier uit het feit dat partijen nog

steeds verschillende belangen proberen na te streven).

Bij een project als Tespellaan is de status van deze waarden middels een procesmatige

inventarisatie eerst geïnventariseerd. Men kwam erachter dat er onder de bollentelers in de

omgeving wantrouwen heerste (‘zit niet aan m’n land’) en onder de andere partijen niet voor

beide doelen hetzelfde draagvlak aanwezig was. Daar is de procesbenadering ingezet om het

vertrouwen juist te herstellen. Niet door ‘activiteiten’ in de omgeving, maar interesse in elkaar.

Deze drie beoordelingswaarden impliceren een hoge en significante slagingskans voor

interactieve uitvoering (groen). De kwaliteit van de leefomgeving (2.0), maar ook de indicatoren

8.0, 6.0 en 9.0 (in het geval van verontreinigingen en vertrouwenskwesties), zijn weliswaar

relevant, maar niet altijd geschikt voor een benadering met interactieve uitvoering (oranje). In de

legenda bij tabel 5.3 wordt gesproken over ‘niet eenduidig’. Dat betekent dat in het geval een

beoordelingswaarde één of meerdere keren niet-consistent was, er soms ook daadwerkelijk een

verband te vinden was tussen deze indicator en het projectresultaat. Tevens beïnvloeden ze met

name de beoordelingswaarden 3.0 en 4.0. De overige indicatoren vallen af als het gaat om

bruikbaarheid binnen de indexering (rood).

In paragraaf 3.7.2 is onderstaande hypothese opgenomen.

Als een geaggregeerde consistentietabel wordt opgesteld voor de cases Drachtstervaart en

Lindewijk Wolvega waarin de groene en oranje beoordelingswaarden meegenomen zijn (zie tabel

5.4), is te zien dat veel aangetroffen complexe karakteristieken niet-consistent zijn. Dit bevestigt

bovenstaande hypothese; immers complexiteit leidt hier niet tot een minder projectresultaat en de

‘goede’ waardering van de geselecteerde beoordelingswaarden kunnen dit verklaren. In Drachten

had men te maken met complexiteit in de oplossingsroute en een aantal maatschappelijke

onzekerheden. De verbetering in de omgevingskwaliteit werd echter in het plan al aanzienlijk

Als beoordelingswaarden goed zijn (dus de score ‘simpel’ toegekend wordt;

immers een goede BW maakt het project stukken eenvoudiger), hoeft

complexiteit NIET tot een minder goed projectresultaat te leiden.

Definitieve versie

KenmerkR001-0478237CHL-V06

beter en daardoor was er vertrouwen en draagvlak onder een zeer groot deel van de

Drachtenaren. Er was sprake van maatschappelijke acceptatie en complexe patronen

ontwikkelden zich niet (altijd) verder. In de Lindewijk was er onder de betrokken partijen

vertrouwen in de interactie en draagvlak voor de te realiseren doelen. In alle andere gevallen was

veelal sprake van het toepassen van interactieve uitvoering om kritische massa te ontwikkelen

voor een succesvolle implementatie van een idee of plan of een ‘minder goed’ projectresultaat. Er

kan dan ook geconcludeerd worden dat de hypothese geldig is.

Tabel 5.4 Geaggregeerde consistentietabel Drachtstervaart en Lindewijk Wolvega

4 & &

In document Think global, act local (pagina 123-127)