• No results found

Hoofdstuk 3. Vragenlijstonderzoek onder slachtofferadvocaten

3.5 Conclusies

De invoering van de vijf in de startnotitie gedefinieerde slachtofferrechten heeft voor een stevigere positie van het slachtoffer gezorgd, en heeft ook een nieuwe speler in het juridische proces geïntroduceerd: de slachtofferadvocaat. Hoewel veel van de bevraagde

slachtofferadvocaten over het algemeen tevreden zijn met de gang van zaken, komen er in dit hoofdstuk ook een aantal punten van kritiek naar voren. De deelvraag van dit hoofdstuk luidde: “Hoe kijken slachtofferadvocaten tegen hun taak aan met betrekking tot de onder deelvraag 1 genoemde slachtofferrechten?”.

De respondenten geven aan de meeste tijd te besteden aan de voeging in de

strafprocedure met een vordering tot schadevergoeding (art. 51f Sv). Toch blijkt ook dat ze daar graag meer tijd aan zouden willen geven, want wanneer er gevraagd wordt naar een situatie waarin de respondenten zouden beschikken over onbeperkte tijd en middelen, dan geven veel respondenten aan meer tijd te willen besteden aan de vordering. Bij het opstellen van de vordering zouden de respondenten ook gebruik willen maken van de kennis en kunde van andere professionals, zoals een arbeidsdeskundige of medisch adviseur. Daarnaast geven respondenten ook te kennen veel tijd kwijt te zijn aan het informeren en begeleiden van het slachtoffer. Het informeren en begeleiden wordt breder opgevat dat het slachtoffer

74

informeren over zijn (slachtoffer)rechten (art. 51ab Sv), of het slachtoffer informeren over de aanvang en voortgang van de zaak (art. 51ac Sv). Respondenten willen hiermee bereiken dat het slachtoffer goed is voorbereid op alle aspecten van het juridische proces, en dat het slachtoffer het gevoel krijgt gehoord te zijn en serieus te zijn genomen. Waar het gaat om het informeren en begeleiden van slachtoffers, zou een groot deel van de respondenten bij onbeperkte tijd en middelen begeleiding op maat aanbieden aan slachtoffers.

Een groot deel van de respondenten geeft aan altijd aanwezig te zijn bij inhoudelijke zittingen. Als belangrijke reden voor het aanwezig zijn tijdens zittingen (naast het toelichten van de vordering) noemen respondenten empowerment van het slachtoffer. Afgezien van het feit dat de advocaat snel uitleg kan geven bij gebeurtenissen in de rechtbank, zorgt een slachtofferadvocaat dat het slachtoffer er (letterlijk) niet alleen voor staat. Redenen voor het niet aanwezig zijn bij pro forma- en regiezittingen zijn dat deze zittingen niet of minder interessant worden geacht, of als het slachtoffer al begeleid wordt door Slachtofferhulp Nederland. Een andere reden om niet zittingen bij te wonen is de lage toevoeging die slachtofferadvocaten ontvangen, waardoor het niet haalbaar is om naar (alle) zittingen te gaan. Nagenoeg alle respondenten geven aan te werken op basis van een toevoeging door de Raad van de Rechtsbijstand. Over de hoogte van de toevoeging zijn veel respondenten van mening dat deze ontoereikend is in verhouding tot het vereiste werk.

Respondenten zijn ook gevraagd naar knelpunten in het vertegenwoordigen van slachtoffers in het strafproces. Een groot knelpunt betreft het kennisnemen van het

strafdossier (art. 51b lid 1 Sv), en de verschaffing daarvan door het Openbaar Ministerie en/of de officier van justitie. De kritiek valt als volgt uiteen: het verkrijgen van het dossier kost veel moeite, het dossier wordt niet tijdig opgestuurd, en het opgestuurde dossier is niet compleet. Daarnaast geven respondenten aan slecht op de hoogte gehouden te worden over zittingen en verhoren door het Openbaar Ministerie. Waar het de rechterlijke macht betreft, geven respondenten aan dat er onder (straf)rechters een gebrek aan kennis van het civiele recht heerst. Daardoor kan een vordering tot schadevergoeding ten onrechte niet-ontvankelijk worden verklaard. Een ander punt dat naar voren wordt gebracht is dat er nog onduidelijkheid is wat betreft de plek van het slachtoffer tijdens de zitting. Zowel letterlijk (waar in de

rechtszaal zit het slachtoffer?) als figuurlijk (op welk moment en in welke vorm wordt het spreekrecht uitgeoefend?) ontbreekt het aan uniform beleid, en ontstaat er bijvoorbeeld schuring wanneer het slachtoffer door de rechter wordt belemmerd in het volledig benutten van het spreekrecht. Met de komst van de slachtofferrechten, blijkt dat de precieze uitvoering van die rechten nog moet uitkristalliseren, en dat de positie van de slachtofferadvocatuur verder ingeslepen moet worden in de werkprocessen van de ketenpartners.

Qua doorverwijzing geven respondenten aan dat de meeste cliënten via

Slachtofferhulp Nederland, vrienden en familie van de cliënt, via andere advocaten of het internet bij hen terechtkomen. Wat betreft de doorverwijzing via Slachtofferhulp Nederland, is er een duidelijke tweedeling onder de respondenten. Waar de ene groep erg positief is over de doorverwijzing en zelf veel doorverwezen cliënten ontvangt, geeft de andere groep aan zelden tot nooit een doorverwijzing te ontvangen. De verdeeldheid houdt aan als het gaat om de bekendheid van de slachtofferadvocatuur bij ketenpartners en andere publieke instanties. Waar de ene groep positief is en aangeeft dat instanties de waarde en noodzaak inzien van verwijzing naar de slachtofferadvocatuur, zegt de andere groep een grote publieke

75

onwetendheid over het bestaan en de mogelijkheden van de slachtofferadvocatuur te ervaren. Op deze manier wordt de weg van slachtoffers naar de advocatuur bemoeilijkt. Sommige respondenten spreken positief over piketdiensten, dat wil zeggen een lijst van

slachtofferadvocaten, die vanuit de advocatuur wordt doorgestuurd naar de politie, waarbij de politie bij een aangifte de zaak direct doorstuurt naar een dienstdoende slachtofferadvocaat.

Gevraagd naar de gevolgde opleidingen, is het grootste gedeelte van de respondenten positief over de basisopleiding. Respondenten geven aan na de basisopleiding aan de slag te kunnen als slachtofferadvocaat, maar als verbeterpunt geven respondenten aan dat de cursus meer op de praktijk gericht zou mogen zijn. Door verwarring over de bedoelde

specialisatieopleiding, bestaat er echter geen duidelijkheid over hoe deze is ervaren. Vanwege de genoemde beperkingen moeten de resultaten met voorzichtigheid worden benaderd.

76