• No results found

Conclusies en vergelijking met bevindingen uit het onderzoek onder ouders

In document ALLOCHTONE OUDERS EN JUSTITIE (pagina 79-83)

4. Onderzoek bij sleutelfiguren

4.4 Conclusies en vergelijking met bevindingen uit het onderzoek onder ouders

Uit het onderzoek onder sleutelfiguren komt naar voren dat de opkomst van de ouders varieert met etnische groep en met de justitiële instantie. De indruk ontstaat dat de opkomst van ouders bij de politie en bij de JJI lager is dan bij Halt en de RvdK. Voorts is geconstateerd dat de opkomst van met name Marokkaanse ouders, maar ook van Turkse ouders, lager is dan van Antilliaanse en Surinaamse ouders. In het onderzoek onder ouders zijn geen aanwijzingen gevonden voor dergelijke etnische verschillen en naar eigen zeggen is de opkomst van ouders bij alle vier de justitiële instanties hoog.

In de gesprekken met sleutelfiguren is betrokkenheid van de ouders ruimer opgevat dan opkomst bij de instanties. Er zijn met name uitspraken gedaan over betrokkenheid in termen van ondersteuning van en meedenken over de straf voor het kind en van verantwoordelijkheid nemen voor het gedrag van het kind en bereidheid om mee te werken om recidive te voorkomen. In de beleving van de geïnterviewde sleutelfiguren zijn ook deze vormen van betrokkenheid duidelijk het laagst onder Marokkaanse Berberouders van de eerste generatie. De betrokkenheid van Turkse ouders is wat hoger en die van Antilliaanse en Surinaamse ouders nog weer meer, waarbij zich echter ook groepsinterne verschillen voordoen. De leeftijd van het kind speelt in deze eveneens een rol, aangezien ouders van kinderen vanaf 16 jaar zich wat minder betrokken tonen dan bij jongere kinderen. Hoewel in het onderzoek

onder Marokkaanse ouders zowel Berbers als Arabieren vertegenwoordigd waren, was het door de kleine aantallen niet mogelijk om na te gaan in hoeverre er verschillen zijn tussen deze twee groepen. Ook de factor leeftijd van het kind hebben we niet nader onder de loep kunnen nemen in dit deel van het onderzoek.

In hoofdstuk 3 kwam voorts aan de orde dat ouders het delict van hun kind in veel gevallen toeschrijven aan externe oorzaken en soms de neiging hebben het delict te relativeren of te vergoelijken. Ook dat vinden we in het onderzoek onder sleutelfiguren terug. Wel valt op dat ouders zelf aangeven te willen bijdragen aan het vinden van een oplossing voor hun kind en daarbij opvoedingsstrategieën voorstellen die grotendeels aansluiten op de visie van instanties. Dat laatste vinden we bij de geïnterviewde sleutelfiguren minder terug. Zij hebben eerder de indruk dat ouders niet of weinig betrokken willen zijn bij de aanpak van hun kind en ook andere - met name hardere en autoritaire - opvoedingspraktijken voorstaan. In bepaalde opzichten lijkt de visie van sleutelfiguren op de opvoeding in met name Marokkaanse gezinnen gebaseerd op een subgroep van ouders waarmee zij problemen ervaren, en lijken zij minder oog te hebben voor differentiatie en ‘modernisering’ in deze opvoedingspraktijken. Anderzijds is uit het onderzoek onder ouders ook gebleken dat er een groep ouders is die strenger en meer autoritair zou willen optreden, maar zich in dit opzicht belemmerd voelt door de normen en waarden van de Nederlandse samenleving en instanties. In zoverre lijkt er sprake te zijn van een mismatch tussen ouders en instanties in opvoedingsfilosofie, die ook naar voren komt in de veelal kindgerichte benadering van de medewerkers van justitiële instanties.

In hoofdstuk 3 bleek verder dat Antilliaanse en Surinaamse ouders (moeders) minder geneigd zijn zichzelf een taak toe te dichten in de aanpak van hun kind dan de andere twee etnische groepen en dat Surinaamse ouders minder behoefte hebben aan opvoedingsondersteuning. De bevindingen uit de gesprekken met sleutelfiguren sluiten hier niet bij aan. Hun ervaring is dat Antilliaanse en Surinaamse moeders gemakkelijker op hun rol bij het ontstaan van de problematiek aan te spreken zijn en dat zij ook meer openstaan voor hulpverlening dan Turkse en Marokkaanse ouders. Tenslotte is relevant dat ouders aangeven vooral betrokken te zijn (of te willen zijn) in het belang van hun kind, en in mindere mate omdat zij dat tot hun verantwoordelijkheid als opvoeder (van een minderjarige) rekenen. Het belang van het kind staat ook bij de sleutelfiguren voorop, maar de visie van ouders en medewerkers van instanties op wat het belang van het kind is kan sterk verschillen.

De sleutelfiguren constateren dat de kennis van de justitiële instanties en hun werkwijze gering is bij de ouders die in ons onderzoek centraal staan, vooral onder Marokkanen. Dat komt overeen met de bevindingen uit het onderzoek onder ouders. Zowel sleutelfiguren als ouders houden een pleidooi voor voorlichting over de werkwijze en doelstelling van justitiële instanties, in het bijzonder door de RvdK. Daarnaast is overwegend uit gesprekken met medewerkers van JJI’s gebleken dat het veelvuldig voorkomt dat ouders in eerdere fasen van de keten niet (voldoende) geïnformeerd zijn over procedures en rapportages die er over het kind gemaakt zijn, iets wat we ook terug vonden in het onderzoek onder de ouders zelf.

In dat gedeelte van het onderzoek zijn verder aanwijzigingen gevonden dat de fase in de keten medebepalend is voor de beleving van de contacten met de verschillende justitiële instanties en de mate waarin ouders daar vertrouwen in hebben. Aanwijzingen hiervoor vinden we ook in het onderzoek onder sleutelfiguren. Volgens hen gaat er in het begin van de

keten vaak veel mis, waardoor ouders die met steeds andere personen en instanties geconfronteerd worden de moed opgeven.

De algemene indruk die het materiaal achterlaat is dat er niet zo veel kennis is van de achtergronden en cultuur van de etnische groepen waar ons onderzoek betrekking op heeft. De behoefte er aan bij de geïnterviewde sleutelfiguren lijkt ook niet altijd even groot. In de praktijk wordt wel in enige mate rekening gehouden met de culturele achtergronden van de cliënt en zijn of haar ouders, maar hier ligt een punt dat duidelijk meer aandacht behoeft.

In document ALLOCHTONE OUDERS EN JUSTITIE (pagina 79-83)