• No results found

HOOFDSTUK I – Bovengrensprojectie voor lokale

4. Conclusies en aanbevelingen

In dit rapport hebben wij op verzoek van de Deltacommissie mogelijke

bovengrensscenario’s voor de wereldgemiddelde en lokale zeespiegelstijging voor de jaren 2100 en 2200 in beeld proberen te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van modelberekeningen en beoordeling van deskundigen.

De bovengrensscenario´s worden gepresenteerd als aanvullende scenario´s bij eerdere beoordelingen van de wereldgemiddelde zeespiegelstijging (IPCC AR4, 2007) en lokale zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust (KNMI, 2006). Vanwege de hiaten in onze kennis van de huidige zeespiegelveranderingen (met name van de dynamica van ijskappen) en daaruit voortvloeiende beperkingen in onze mogelijkheden tot het modelleren van de toekomstige ontwikkelingen, dienen de gepresenteerde projecties voor zeespiegelstijging beschouwd te worden als bovengrensscenario’s van wat plausibel is – volgens ons deskundig oordeel en op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten uit de literatuur. In dit rapport wordt nergens gegarandeerd dat deze bovengrensscenario’s hun geldigheid behouden naarmate de wetenschap voortschrijdt, dat wij alle

mogelijkheden hebben onderzocht, of dat alle wetenschappers het eens zijn met de scenario’s.

4.1. Conclusies

De bovengrensprojectie voor de wereldgemiddelde zeespiegelstijging in 2100 (zie paragraaf 2.2) omvat bijdragen van thermische uitzetting van de oceaan, het slinken van kleine gletsjers, de Antarctische en de Groenlandse ijskappen en terrestrische wateropslag. Dit levert een wereldgemiddelde zeespiegelstijging op van 0,55-1,10 m (zie tabel 1.1). De bovenwaarde van dit scenario is aanzienlijk hoger dan die voor het A1FI scenario dat door het IPCC AR4 werd gerapporteerd. Dit weerspiegelt het feit dat we ons expliciet richten op de bovengrens van het bereik.

De lokale zeespiegel kan echter aanzienlijke verschillen vertonen met de mondiale. Om te komen tot een projectie voor zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust (zie paragraaf 4), houden wij rekening met elastische en gravitatie effecten op de lokale zeespiegel die voortkomen uit een herverdeling van massa als gevolg van het smelten van landijsmassa’s, verschillen in lokale uitzetting ten opzichte van het wereldgemiddelde en lokale verticale beweging van land. De kwantificering van de elastische en gravitatie effecten die

samenhangen met massaveranderingen in de Groenlandse en Antarctische ijskappen is nog onderwerp van aanhoudend wetenschappelijk debat (zie paragraaf 2.4.1).

In dit rapport bekijken we twee bijzonder uiteenlopende situaties om de impact van de huidige onzekerheid in de fingerprints voor de Antarctische en

Groenlandse ijskappen op de projecties van het lokale zeeniveau te beoordelen: deze situaties noemen wij bovengrensscenario A en B (zie paragraaf 2.5). De twee bovengrensprojecties voor lokale zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust in 2100 resulteren in 0,5-1,2 m (scenario A) en 0,05-1,25 m (scenario B, beide inclusief verticale beweging van land). Daarbij moet worden opgemerkt dat het feit dat deze twee scenario’s dezelfde bovengrenzen hebben, op toeval

berust. De bovengrenzen voor de lokale scenario’s zijn hoger dan die voor het warme scenario dat door het KNMI (2006) werd gerapporteerd. Dit weerspiegelt het feit dat we ons expliciet richten op de bovengrens van de hele bandbreedte. Het is op dit moment nog niet mogelijk gedetailleerde, op modellen gebaseerde, projecties voor de zeespiegelstijging voor het jaar 2200 te geven, omdat de wetenschappelijke inzichten van bepaalde processen onvolledig zijn. In paragrafen 3.1 tot 3.3 werden plausibele maar zeer ruwe projecties voor de belangrijkste bijdragen aan de wereldgemiddelde zeespiegelstijging (thermische uitzetting van de oceaan, en slinken van de Groenlandse en Antarctische

ijskappen) besproken. De som van deze bijdragen levert een ruwe schatting op voor een wereldgemiddelde zeespiegelstijging in 2200 van 1,5 tot 3,5 m.

Om een plausibel bovengrensscenario voor zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust op te stellen voor de tweeëntwintigste eeuw, worden de volgende lokale effecten als significant geacht: de mogelijkheid van een afname van de thermohaliene circulatie (Golf Stroom) en het effect daarvan op de lokale zeespiegel, elastische en gravitatie effecten die samenhangen met het slinken van landijsmassa’s en verticale beweging van land (zie paragraaf 3.5). Net als voor 2100 werden twee scenario’s ontwikkeld om de onzekerheden in de kwantificering van de lokale bijdragen van de Groenlandse en Antarctische ijskappen te beoordelen. Wanneer daar de verticale beweging van de bodem in wordt meegerekend, resulteert bovengrensscenario A in een lokale

zeespiegelstijging van ongeveer 1,5 tot 4 m langs de Nederlandse kust voor 2200, terwijl bovengrensscenario B een stijging van 0,5 tot 4 m oplevert.

4.2. Aanbevelingen

1. Zeespiegelstijging is een doorlopend proces dat zich over een lange

tijdsspanne voltrekt, en dat niet stopt in 2100 of 2200. Daarom benadrukken wij de behoefte aan flexibele strategieën voor kustbeheer, zodat alle besluiten die nu worden genomen, later kunnen worden bijgesteld in het licht van

nieuwe wetenschappelijke inzichten in de (nabije) toekomst.

2. Bovendien wijzen wij op het cruciale belang van het op grote schaal monitoren van lokale en mondiale zeespiegelstijging om de huidige

noodzaak tot aanvullende adaptatie maatregelen binnen het kustbeheer vroegtijdig te kunnen signaleren. Het systematisch monitoren functioneert als een waarschuwingsysteem, dat in een zeer vroeg stadium veranderingen in zeespiegel(stijging) kan signaleren. Dit maakt het mogelijk om tijd te winnen (jaren, decennia) om ons aan te passen.

3. Het maken van voorspellingen voor het wereldwijde zeespiegelniveau wordt ernstig bemoeilijkt door een gebrekkige kennis van de dynamica van

ijskappen. Verder onderzoek naar dit onderwerp is van cruciaal belang om de onzekerheden in de projecties te kunnen verminderen. Ons vermogen om scenario’s voor lokale zeespiegelstijging te ontwikkelen, wordt verder bemoeilijkt door een aanhoudend debat over de juiste verhouding tussen lokale en wereldgemiddelde zeespiegelstijging die nodig is om de lokale bijdragen van de Antarctische en Groenlandse ijskappen te berekenen. Op relatief korte termijn is echter vooruitgang te verwachten in de oplossing van dit vraagstuk.