• No results found

De rechtspositie van de verkrijger dient volgens de Hoge Raad als volgt te worden gekwalificeerd. De verkrijger heeft een voorwaardelijk eigendomsrecht en kan beschikken over dit recht. Dit voorwaardelijke eigendomsrecht kan derhalve bezwaard worden met een pandrecht of onder dezelfde voorwaarde overgedragen worden. Laatst genoemde rechtshandeling wordt – zo volgt uit de systematiek van het goederenrecht – beperkt door het nemo plusbeginsel.

De rechtspositie van de verkrijger wordt als volgt gekenmerkt: de koper wordt van rechtswege eigenaar van de zaak als de voorwaarde van het EVB is vervuld; tussentijdse wilswijzigingen van de vervreemder kan dit niet meer voorkomen; de verkrijger geniet vanaf het moment van de onvoorwaardelijke levering van de zaak bescherming tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder; latere beschikkingen door de vervreemder (behoudens derdenbescherming) kunnen de verkrijger niet worden tegengeworpen; faillissement of beslag te laste van de vervreemder kunnen de verkrijger niet tegengeworpen worden; verkrijger heeft een voorwaardelijk eigendomsrecht; bij vestiging van een pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht, groeit dit pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht bij voldoening van de voorwaarde uit tot een pandrecht op de eigendom van de zaak (zelfs indien de voorwaarde tijdens faillissement van de verkrijger vervuld wordt, zolang de zaak vóór het faillissement onder EVB is overgedragen).

De Hoge Raad heeft een novum gecreëerd op grond van de Parl. Gesch.: men kan nu spreken van een voorwaardelijk eigendomsrecht. Er kunnen enkele kanttekeningen geplaatst worden met betrekking tot de ‘plaatsing’ van het voorwaardelijk eigendomsrecht in ons goederenrechtelijk systeem. Immers, in hoeverre rijmt dit recht met ons gesloten goederenrechtelijk stelsel en wat is de technisch-juridische constructie van het vestigen, c.q. bezwaren van het pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht?

44 Naar mijn mening heeft de Hoge Raad de tendens aangehouden, namelijk het principe dat de banken bij de invoering van het nieuwe stilpandrecht en de afschaffing van de fiduciaire overdracht niet slechter af zouden zijn. Immers, de banken die een stilpandrecht vestigen op de voorraad van de afnemer, kunnen een rechtsgeldig pandrecht vestigen op die zaken, terwijl de afnemer zelf (nog) niet onvoorwaardelijk eigenaar is, c.q. (nog) niet bevoegd is om over die zaken te beschikken. Wel kan de verkrijger nu beschikken over het voorwaardelijke eigendomsrcht. De banken kunnen een onvoorwaardelijk pandrecht vestigen op een voorwaardelijk eigendomsrecht. De banken zouden, zonder dit novum, slechts een pandrecht bij voorbaat kunnen vestigen op die zaken. Het pandrecht zou dan bij faillissement van de afnemer niet rechtsgeldig zijn ontstaan, nu daar het fixatiebeginsel en de blokkering van alle beschikkingshandeling in faillissement ex. art. 23 jo 35 lid 2 in de weg zou staan. Praktisch betekent dit een voordeel voor de financiers.

45

Literatuurlijst

Asser-serie

Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/239;

Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010, nr. 522 en 527-528. Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010, nr. 537;

Asser/Van Mierlo & Van Velten 3-VI* 2010/550-551 en 554; Groene-serie

GS Vermogensrecht, artikel 3:91 BW, aant. 8, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. A3, F.M.J Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. A3, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 11.2, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 14, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 15, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 16, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 17, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 38.2, F.M.J. Verstijlen. GS Vermogensrecht, artikel 3:92 BW, aant. 7, F.M.J. Verstijlen.

1. Boddaert 1998

A.R.P. Boddaert, ‘Varkens met verlengd eigendomsvoorbehoud Boddaert’, Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie, vol. 129 (1998), afl. 6321, p. 467.

2. Boeve & Janssen 2007

G.G. Boeve en M. A. J. G. Janssen, ‘Enkele aspecten van het eigendomsvoorbehoud in

faillissement’, Journaal insolventie, financiering & zekerheden; vol. 4 (2007), afl. 4, p.

123.

3. Boeve 2007

G.G. Boeve, Eigendomsvoorbehoud buiten en in faillissement, Celsus juridische uitgeverij 2007.

4. Brahn 1991

O.K. Brahn, Stille verpanding en eigendomsvoorbehoud volgens het nieuwe Burgerlijk

Wetboek, Zwolle: Tjeenk Willink 1991.

5. Brahn 1981

O.K. Brahn, Fiduciaire eigendomsoverdracht en eigendomsvoorbehoud, Zwolle: Tjeenk Willink 1981.

46 6. Broekaart 2014

S.A.L. Broekaart, Eigendomsvoorbehoud tussen zekerheidsrecht en eigendomsrecht: de

reikwijdte van het eigendomsvoorbehoud tussen professionele handelspartijen in Nederland en Duitsland, Tilburg: Celsus juridische uitgeverij 2014.

7. Clarke & Kohler 2005

A. Clarke & P. Kohler, Property law. Commentary and Materials, Cambridge: Cambridge University Press 2005, p. 347.

8. Daal 2002

G. van Daal, ‘Eigendomsvoorbehoud als wapen tegen failliete afnemers’, Graficus magazine 2002, afl. 4, p. 9.

9. Dijk 1940

V.J.A. van Dijk, Geschiedenis, aard en werking van het eigendomsvoorbehoud, s.n. 1940.

10. Faber, Jansen & Vermunt 2007

N.E.D. Faber, C.J.H. Jansen, N.S.G.J. Vermunt, Fiduciaire verhoudingen: Libellus

amicorum prof. mr. S.C.J.J. Kortmann, Deventer: Kluwer 2007.

11. Fikkers 1993

H.A.G. Fikkers, ‘Voorwaardelijke eigendom en faillissement’, NbBW 1993, p. 76. 12. Fikkers 1998

H.A.G. Fikkers, ‘Varkens zonder verlengd eigendomsvoorbehoud’, Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie; vol. 129 (1998), afl. 6321, pag. 465-466. 13. Fikkers 2008

H.A.G. Fikkers, 'Enige kwesties rond de reikwijdte van eigendomsvoorbehoud nader beschouwd', TvI 1996, p. 2-6.

14. Heuvel 2004

N.W.M. van den Heuvel, Zekerheid en voorrang (diss. Tilburg, reeks Center for

Company Law), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2004.

15. Hijma & Olthof 2014

Jac. Hijma en M.M. Olthof, Nederlands vermogensrecht (2014), nr. 135. 16. Huls 1993

N.J.H. Huls, Wet op het Consumentenkrediet, Kluwer Deventer, 1993, p.102-104. 17. Jansen 1900

C.J.H Jansen, ‘De invloed van het Bürgerliches Gesetzbuch (1900) op de Nederlandse beoefening van het privaatrecht in de eerste decennia van de 20e eeuw’, Ars Aequi

47 18. Kaptein 2014

F.J.L. Kaptein, De onvoorwaardelijke verpandbaarheid van voorwaardelijke eigendom, in: Groninger zekerheid (2014), p. 211.

19. Kaptein 2015

F.J.L. Kaptein, Het internationale eigendomsvoorbehoud, Wolters Kluwer 2015. 20. Liagre Böhl 1991

E.W.J.H de Liagre Böhl, Sanering en faillissement, Deventer: Kluwer 1991, p.163. 21. Mezas 1985

Mezas, a.w., p. 45-54; F.B. Bakels, Naschrift, WPNR 1985/5724, p. 25-26. 22. Mierlo 1995

A.I.M. van Mierlo, Zekerheidsrechten in het licht van de WCK, NbBW 1995, p. 103- 104.

23. Motive III 1888

Motive zu dem Entwurfe eines Bürgerlichen Gesetzbuches für das Deutsche Reich – Sachenrecht, III, Berlin: Verlag von J.Guttentag 1888.

24. Polak 2011

N.J. Polak, Insolventierecht, Deventer: Kluwer 2011. 25. Reehuis 2013

W.H.M. Reehuis, Eigendomsvoorbehoud, Deventer: Kluwer 2013. 26. Sagaert 2015

V. Sagaert, Eigendomsvoorbehoud, Wolters Kluwer 2015. 27. Snijders 2006

H.J. Snijders, ‘Verpading van onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken’, Nederlands tijdschrift voor burgerlijk recht, vol. 23 (2006), afl. 6, p. 202-227. 28. Spath 2011

J.B. Spath, ‘Een gesloten systeem van originaire verkrijging?’, VrA 2011, afl. 1, Boom juridische uitgevers 2011.

29. Steneker 2012

A. Steneker, Pandrecht, Mon. BW B12a (2012), nr. 38; 30. Struycken 2007

T.H.D. Struycken, De numerus clausus in het goederenrecht, Deventer: Kluwer 2007, p. 9.

48 31. Swaaij 2000

J.H.M. van Swaaij, Beschikken en rechtsovergang (diss.. RUG). 2000. p. 129-131 en 136-139.

32. Vriesendorp 1985

R.D. Vriesendorp, Het eigendomsvoorbehoud (Diss. Groningen, RUG), Deventer: Kluwer, 1985.

33. Vriesendorp 1985

R.D. Vriesendorp, ‘Het eigendomsvoorbehoud en het overgangsrecht NBW’, Advocatenblad, vol. 65 (1985), afl. 18, p. 434.

34. Vriesendorp 1990

R.D.Vriesendorp, ‘Het eigendomsvoorbehoud (Book Review)’,Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, vol. 58 (1990), pag. 133 / 1990.

35. Wessels 2010

B.Wessels, Gevolgen van de Faillietverklaring, Deventer: Kluwer 2010. 36. Wibier & Smid 2009

R.M. Wibier en C.H.M.A. Smid, Verpanding van onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken en faillissement – beschikken over voorwaardelijke eigendom: een fictie te ver!, WPNR 2009/6811.

37. Zwitser 2000

R. Zwitser, Potharst Serée en het eeuwigdurend eigendomsvoorbehoud, Bouwrecht, 37(8) p. 639-649.

38. Zwitser 1993

R. Zwitser, ‘De betekenis van ‘Anwartschaftsrecht’ voor de rangorde van zakelijke rechten’, WPNR 1993/6099, p. 527-528.

49

Jurisprudentieregister

1. HR 31 maart 1902, W7720. 2. HR 3 maart 1905, W. 8191, (Blauwboer/Berlips). 3. BGH 22 februari 1956, NJW 1956, 665. 4. BGH 10 april 1961, BGHZ 35, 85, 89. 5. HR 29 juni 1979, NJ 1980/133 (Hoogovens/Matex). 6. HR 28 april 1989, NJ 1990, 252, m.nt. WMK (Puinbreker). 7. HR 14 februari 1992, NJ 1993/623 (Love Love).

8. HR 24 maart 1995, NJ 1996/158 (Hollander's Kuikenbroederij). 9. HR 4 december 1998, NJ 1999/549 (Potharst/Serrée).

10. HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460, JOR 2014/26.

11. Hof ’s-Gravenhage 2 september 2014, ECLI:NL:GHDHA: 2014:4352, JOR 2015/53, m.nt. W.J.M. van Andel & M.E. ten Brinke.

12. HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2192, JOR 2015/252. 13. HR 3 juni 2016, ECLI:NL:PHR:2016:73 (Conclusie A-G).

50

Nawoord

Met veel plezier en enthousiasme ben ik begonnen met het schrijven van mijn masterscriptie om zo mijn eerste master te behalen. Naar aanleiding van een interessant arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage , gewezen door een meervoudige kamer – onder andere door de rechter R.F. Groos die ik persoonlijk ken –, is het onderwerp van mijn scriptie het eigendomsvoorbehoud geworden. Eén van mooiste kenmerken van het eigendomsvoorbehoud is het raakvlak tussen het goederenrecht en het verbintenissenrecht.

Ten tijde van het schrijven van mijn scriptie heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest omtrent de rechtsvraag van mijn scriptie gewezen. Eind januari 2016 ben ik begonnen met het schrijven van mijn scriptie met als rechtsvraag wat de goederenrechtelijke positie van de verkrijger onder eigendomsvoorbehoud precies inhoudt, terwijl de Hoge raad op 3 juni 2016 een arrest gewezen heeft met de beantwoording van deze rechtsvraag.

Uiteraard heeft arrest van de Hoge Raad enorme invloed gehad op mijn scriptie, omdat er, na kennis genomen te hebben van dat arrest, ‘opeens’ duidelijkheid is verschaft omtrent de rechtspositie van de verkrijger. Desalniettemin kunnen er zeker enkele kanttekeningen bij dit arrest geplaatst worden met betrekking tot het voorwaardelijk eigendomsrecht en ons goederenrechtelijk systeem.

Daarnaast kan er ook een kanttekening geplaatst worden met betrekking tot de positie van de concurrente schuldeisers en de banken. De concurrente schuldeisers trekken vaak aan het kortste eind en de positie van de banken wordt wederom versterkt als gevolg van dit arrest. De banken stellen zich op een niet onbegrijpelijk standpunt: zij willen zekerheid als zij financieren en zonder die (soms noodzakelijke) financiering zal het bedrijf niet overleven. De erkenning van het voorwaardelijk eigendomsrecht dat bezwaard kan worden met een pandrecht, brengt de facto mee dat de banken – wederom – ‘verpanden wat te verpanden valt’ middels verzamelpandaktes. Tegelijkertijd stimuleert dit wel het kredietverkeer: banken zullen hierdoor (meer) blijven financieren. Dus, economisch-maatschappelijk is dit zeker wenselijk.

Dit arrest was voor de Hoge Raad een kans om een arrest te wijzen dat in het voordeel van de concurrente schuldeisers zou kunnen zijn. De Hoge Raad heeft dit niet gedaan, hetgeen naar mijn optiek ook begrijpelijk is: de positie van de concurrente schuldeisers betreft een ander vraagstuk. Wellicht wordt het tijd dat de wetgever gaat ingrijpen om uitholling van de positie van de concurrente schuldeisers tegen te gaan, of sterker nog, de positie van de concurrentie schuldeisers enigszins te versterken. Dit is echter een discussie die hier te buiten gaat: wellicht voor een tweede scriptie.