• No results found

Conclusies

In document PASt het bestemmingsplan? (pagina 45-48)

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Conclusies

Voor elk Natura 2000-gebied moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan de afweging worden gemaakt of het bestemmingsplan verslechterende of significante gevolgen kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende natuurwaarden. Of sprake is van significante gevolgen is afhankelijk van de instandhoudingsdoelstellingen in relatie tot de specifieke milieukenmerken en omstandigheden. Of de toename van de stikstofdepositie significant is, is afhankelijk van de mate waarin aanwezige habitattypen en leefgebieden stikstofgevoelig zijn in relatie tot de achtergronddepositie. Ook voor de Natura 2000-gebieden die niet zijn opgenomen in de PAS moet, in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan, worden nagegaan of de toename van de stikstofdepositie verslechterende of significante gevolgen kan hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende natuurwaarden. Dergelijke verslechterende of significante gevolgen door een toename van de stikstofdepositie kunnen zeker niet optreden indien:

 geen voor stikstof gevoelige habitats aanwezig zijn in het betreffende Natura 2000-gebied.104

 geen instandhoudingsdoelstellingen gelden voor in het Natura 2000-gebied aanwezige voor stikstof gevoelige habitats.

Wanneer wel voor stikstof gevoelige habitats aanwezig zijn én voor deze habitats instandhoudingsdoelstellingen gelden, is het verschil tussen de totale depositie en de kritische depositiewaarde bepalend voor de vraag of een passende beoordeling noodzakelijk is. Indien de totale depositie ruim lager is dan de kritische depositiewaarde, is een dergelijke beoordeling niet noodzakelijk. Wanneer de kritische depositiewaarde wordt overschreden, is een passende beoordeling zeker noodzakelijk omdat in dat geval bij elke toename van de stikstofdepositie niet kan worden uitgesloten dat verslechterende of significante gevolgen op de instandhoudingsdoelstellingen van kwalificeren natuurwaarden optreden. Het is met name de vraag welke marge aangehouden moet worden indien de totale depositie slechts een kleine hoeveelheid lager is dan de kritische depositiewaarde. De kritische depositiewaarde is in beginsel bepalend voor het al dan niet opstellen van een passende beoordeling. Echter in bepaalde gevallen kan en moet daarvan worden afgeweken en is het

104 Een habitat is niet voor stikstof gevoelig indien de kritische depositiewaarde met zekerheid hoger is dan 2.400 mol.

40 ook noodzakelijk om bij totale deposities die slecht een kleine hoeveelheid lager zijn dan de kritische depositiewaarde een passende beoordeling op te stellen.105

Voor de Natura 2000-gebieden die opgenomen zijn in de PAS geldt dat daarbinnen een deelgebiedenbenadering wordt toegepast. Er is alleen ontwikkelingsruimte toegekend aan hexagonen waar een aangewezen habitattype, onbekend habitattype of een leefgebied van een aangewezen (habitat)soort voorkomt én de totale depositie inclusief depositieruimte hoger is dan de kritische depositie van het gekwalificeerde habitattype minus 70 mol. De hoogte van de depositieruimte is afhankelijk van de depositiedaling die wordt veroorzaakt door de brongerichte maatregelen in de PAS. Uit het Orleans-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat alleen reeds gerealiseerde maatregelen die effectief zijn, meegewogen mogen worden in een passende beoordeling. Voor een aantal brongerichte maatregelen in de PAS geldt dat deze pas uitgevoerd worden na inwerkingtreding van de PAS en/of dat de bereikte ammoniakreductie mogelijk te positief wordt ingeschat. Het is dus mogelijk dat aan het einde van de PAS-periode blijkt de beschikbare depositieruimte in de afgelopen periode te hoog is ingeschat omdat de werkelijk bereikte reductie door bronmaatregelen lager is.106 In dat geval is de toekomstige depositie op Natura 2000-gebieden hoger dan momenteel wordt voorzien én kan op dit moment niet de zekerheid worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van een gebied niet worden aangetast. Het is dus mogelijk dat de PAS op dit punt niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het instrumentarium van de PAS houdt rekening met de effecten van de PAS als geheel. Bij het beoordelen van een effect van een bestemmingsplan moeten echter maatregelen die geen onderdeel uitmaken van het betreffende bestemmingsplan buiten beschouwing blijven. Het bepalen van het effect van een bestemmingsplan met behulp van het instrumentarium van de PAS vraagt daarom om een kritische houding ten aanzien van de berekeningsresultaten.

Uit jurisprudentie blijkt dat bij een relatief lage toename van de stikstofdepositie boven de kritische depositiewaarde een passende beoordeling noodzakelijk is. In de PAS is de vergunningplicht voor projecten gekoppeld aan een grenswaarde. Afhankelijk van de aard van het project gaat het over een afstandsgrens of een getalsmatige grens, die eventueel verlaagd kan worden. Daarnaast geldt voor een aantal soorten projecten een meldingsplicht indien de toename van de stikstofdepositie hoger is dan 0,05 mol/ha/jaar maar lager dan de getalsmatige grenswaarde van 1 mol/ha/jaar. Op basis van de jurisprudentie lijkt het mogelijk om toenames van de stikstofdepositie van minder dan 0,05 mol/ha/jaar buiten beschouwing te laten met een beroep op de rekenonnauwkeurigheid. De PAS geeft als extra

105 Gezien de onzekerheidsmarge in de berekeningsresultaten van de effecten van het bestemmingsplan, de onzekerheid in de lokale stikstofdepositie én de onzekerheid over de kritische depositiewaarde.

106 Aan het begin van de PAS-periode van 6 jaar wordt 50% van de te verwachten reductie door maatregelen beschikbaar gesteld als uitgeefbare depositieruimte voor de betreffende periode.

41 argument dat dergelijk lage toenames van de depositie niet leiden tot aantoonbare verschillen in de kwaliteit van een habitat. Indien de ontwikkelingen die met een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt resulteren in een hogere toename van de stikstofdepositie dan 0,05 mol/ha/jaar is een passende beoordeling noodzakelijk. Hierbij kan ten behoeve van het bestemmingsplan geen onderscheid worden gemaakt tussen meldingsplichtige activiteiten en overige (niet-meldingsplichtige of vergunningplichtige) activiteiten.107 In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet namelijk de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond en in geval van een verlaagde grenswaarde zijn alle activiteiten vergunningplichtig. Door bij elke toename van meer dan 0,05 mol/ha/jaar een passende beoordeling op te stellen wordt enerzijds rekening gehouden met de mogelijkheid dat in de toekomst de grenswaarde wordt verlaagd. Anderzijds is alleen de hoogte van de toename in relatie tot de kritische depositiewaarde relevant. Het is daarbij niet van belang door welke bron deze toename wordt veroorzaakt. Eveneens is de afstand tot de emissiebron niet relevant. In de jurisprudentie kunnen dan ook geen aanknopingspunten worden gevonden voor het toepassen van een afstandsgrens.

Voor het bepalen van de toename van de stikstofdepositie als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, kan gebruik worden gemaakt van de PAS. Het instrumentarium van de PAS is naar verwachting gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis ten aanzien van stikstofdepositie op dit moment. Dit betekent echter niet dat de PAS blindelings toegepast moet worden om het effect van ruimtelijke ontwikkelingen die met een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt te beoordelen. De PAS is ontwikkeld om projecten en andere handelingen mogelijk te maken terwijl (op termijn) de instandhoudingsdoelstellingen voor stikstofgevoelige habitats worden verwezenlijkt. Er is bewust voor gekozen om bestemmingsplannen geen onderdeel uit te laten maken van de PAS. Een eigen beoordeling van de te beschouwen Natura 2000-gebieden is daarom noodzakelijk. Ook binnen Natura 2000-gebieden moet goed nagegaan worden welke invloed de maatregelen in de PAS hebben op de totale depositie ter plaatse van (voor stikstof gevoelige) kwalificerende natuurwaarden. Bij het beoordelen van de mogelijke verslechterende of significante effecten van de planologisch toegestane ontwikkelingen in een bestemmingsplan op de instandhoudingsdoelstellingen van de kwalificerende natuurwaarden in een Natura 2000-gebied moeten de gevolgen van de maatregelen in de PAS buiten beschouwing blijven.

Ondanks de grenswaarden die zijn opgenomen in de PAS, lijkt het op basis van de

107 Het effect van meldingsplichtige activiteiten en niet meldingsplichtige activiteiten onder de grenswaarde zijn in het kader van de PAS al beoordeeld. Aangezien er bewust voor is gekozen om bestemmingsplannen geen onderdeel uit te laten maken van het PAS, zijn de ruimtelijke ontwikkelingen die op basis van het

bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt nog niet beoordeeld in de passende beoordeling ten behoeve van de PAS.

42 jurisprudentie van voor de invoering van de PAS noodzakelijk om voor elke toename van de stikstofdepositie meer dan 0,05 mol/ha/jaar een passende beoordeling op te stellen.

In document PASt het bestemmingsplan? (pagina 45-48)