• No results found

56

5. Conclusies en aanbevelingen

Cultureel industrieel erfgoed is de nalatenschap van vorige generaties en symboliseert op deze manier onze cultuur en historie. Uit het onderzoek is gebleken dat investeringen in de herbestemming van cultureel industrieel erfgoed een positief effect hebben op de marktwaarde van het monument als op de omgeving. Cultureel industrieel erfgoed dat in zijn oorspronkelijke waarde wordt hersteld, draagt bij aan een versterking van de sociaaleconomische positie van de buurt. Concreet gezegd neemt de aantrekkelijkheid van de omgeving toe op het gebied van werkgelegenheid, leefbaarheid, veiligheid en toerisme. Erfgoed krijgt daarmee een nieuwe betekenis in ruimtelijke ontwikkelingen. In een tijdsgewricht van beperktere financieringsmogelijkheden en een minder voorspelbare vraag gedreven markt, wordt in de gebiedsontwikkelingspraktijk steeds meer geëxperimenteerd met interactieve planprocessen waarbij professionals en eindgebruikers nauw betrokken zijn bij het gezamenlijk creëren van waarde. In dit onderzoek is derhalve inzichtelijk gemaakt welke condities de basis vormen van een succesvolle co-creatiestrategie voor de herbestemming van het cultureel industrieel erfgoed in Nederland. In de analyse van het empirisch onderzoek zijn de kaders besproken in welke mate co- creatie als sturingsprincipe meerwaarde heeft voor een herbestemmingsproces. Aan de hand van twee onderzoekscases is ingezoomd op de wijze en mate van onderhandeling. Met behulp van deze informatie is onderzocht en getoetst welke condities benodigd zijn in de aanpak van een succesvol co- creatiestrategie voor cultureel industrieel erfgoed.

5.1 Conclusie

In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag zoals deze is geformuleerd in hoofdstuk 1.

Welke belangrijkste condities maken een co-creatieproces geschikt om waardecreatie te bewerkstelligen in een herbestemmingsproces van cultureel industrieel erfgoed in gebiedsontwikkeling?

Op basis van de analyse van de onderzoeksresultaten kunnen de volgende conclusies getrokken worden aan de hand van de volgende thema’s:

5.1.1 Condities voor waardecreatie bij een co-creatiestrategie/proces

De aanname dat co-creatie voor positieve organisatorische effecten kan zorgen, wordt in dit onderzoek bevestigd. Echter enige nuance en voorzichtigheid in de conclusies is geboden. De meeste gevallen van herbestemmingsprojecten zijn te context specifiek om de bevindingen van het onderzoek een op een toe te passen op elk ander willekeurig herbestemmingsproject. Desondanks is een leidraad te herkennen die van waardevolle betekenis kan zijn voor toekomstige herbestemmingsprojecten. Op grond van de ervaringen uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies geformuleerd worden. Context- en projectkenmerken:

- De beste voorwaarde voor succes is een vitale coalitie van initiatiefnemers, creatieve ondernemers en vasthoudende buurtorganisaties met een goed onderbouwde visie. Daarnaast heeft een coalitie bekwame verbinders nodig met grote kwaliteiten aan zowel de ambtelijke kant (met bestuurlijke ervaring, communicatievaardigheden en vaardigheden om

57

stake- en shareholders op een effectieve manier bij het proces te betrekken) als aan de ontwikkelings- en exploitatiekant van het proces. Een transformatiearchitect of een maatschappelijke onderneming zonder winstoogmerk met de juiste communicatieve- en projectmanagementvaardigheden vanuit een oogpunt van duurzaamheid en maatschappelijke gevolgen, kan de coördinatie op zich nemen in het waarborgen van de kwaliteit en planning van het project.

- Politieke steun is hierbij doorslaggevend. Daarbij zijn binnen het ambtelijk apparaat mensen nodig, die inhoudelijk, bestuurlijk en communicatief deskundig zijn en tevens bereid zijn om hun nek uit te steken. Ook is een gemeentelijke project-/ procesbegeleider, die sterk in het project/ proces gelooft en zorgdraagt voor een goede procesbegeleiding en in directe lijn staat met het dagelijkse bestuur, onontbeerlijk. De lokale overheid kan tevens met kleine financiële stimuleringsfondsen blijk geven van vertrouwen naar andere investeerders. (Interview Martien Kuitenbrouwer, 2016).

Interactiekenmerken:

- Interactie van de onderlinge samenhang tussen alle betrokkenen is een van de voorwaarden om co-creatie te laten slagen. Daarin moeten stakeholders beseffen dat hun organisatie/groep ondergeschikt is aan de doelstellingen van het netwerk. Partijen dienen hun belangen te verbinden door een gedeeld groter belang te creëren.

- Het werken vanuit de vraag van de eindgebruiker (het maatschappelijk belang). Dit vereist nauwe afstemming tussen de stakeholders en balancering van de financiële belangen en samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en zonder gebruik van machtsposities waardoor er een win-winsituatie kan ontstaan en daarmee waardecreatie.

- Om het creëren van een open en eerlijk onderhandelingsproces om waarde te kunnen creëren voor de stakeholders leert het onderzoek dat procesregels/randvoorwaarden belangrijk zijn en in een zo vroeg mogelijk stadium afgesproken moeten worden. Dit schept juiste verwachtingen aangaande het doel en proces

- Een flexibele en organische ontwikkeling binnen het proces, waarbij zekerheden moeten worden losgelaten en op transparantie en draagvlak wordt gestuurd, ontwikkelt een intuïtie bij de shareholders, die de kans van slagen verhoogt en het risico van mislukking reduceert. Dit vereist goede communicatie tussen de partijen gedurende alle fasen van het proces (initiatief, planvorming, realisatie en beheer).

5.1.2 Beleid en sturing vanuit de lokale overheid

Op basis van de analyse van de onderzoeksresultaten wordt ingegaan op de volgende deelvraag Wat is de huidige rol van de gemeente in de aanpak van de nieuwe ontwikkelingsstrategie van co-creatie voor het behoud van het cultureel industrieel erfgoed? zodat er een antwoord kan worden gegeven op de centrale vraag.

Voorheen had de lokale overheid een initiërende en regisserende rol in de ontwikkelingen voor het cultureel erfgoed in de gemeente. In het onderzoek is gebleken dat de markt het erfgoed meer zelfstandig ontwikkelt en de beleidsvorming is verschoven naar governance; de overheid is meer gaan participeren in de plannen van de eindgebruiker. De vraag en de behoeften van de eindgebruiker worden daarin steeds belangrijker. In de laatste jaren komt steeds meer het besef naar boven dat direct betrokkenen bij kunnen dragen aan het proces van waardecreatie; niet (meer) het geld bepaalt wat er kan, maar de overheid dient juist niet geld-gestuurde initiatieven van onderop te stimuleren en

58

te faciliteren. In deze veranderende rolverdeling heeft de eindgebruiker een meer dominante rol gekregen en de overheid een meer kaderstellende en richtinggevende functie. De lokale overheid zal zich moeten afvragen hoe in te kunnen spelen op de wensen en verlangens van de eindgebruikers en initiatiefnemers die vanuit de samenleving komen en die draagvlak hebben in die samenleving. De gemeentelijke expertise dient dus minder ingezet worden om te bezien hoe taken kunnen of moeten worden uitgevoerd, maar meer om te bezien hoe de overheid de invulling van die taken en verantwoordelijkheden mogelijk kan maken.

5.1.3 Mate van actieve participatie van eindgebruikers en invloed op het succes

De mate van actieve participatie van de eindgebruikers ten aanzien van het proces is tot op zekere hoogte bepalend gebleken voor het succes van de herbestemming. Het herbestemmingsproces van cultureel industrieel erfgoed is vooral gericht op het op één lijn krijgen van alle partijen. Het werken vanuit de vraag van de eindgebruiker binnen de kaders van de drie kwaliteitseisen ten aanzien van het proces speelt in deze onderlinge afstemming een belangrijkere rol. Dit zorgt voor het benodigd draagvlak, zowel maatschappelijk, politiek als financieel. Dat draagvlak ontstaat en gedijt het beste bij een mix van maatschappelijke gewenste en economisch rendabele functies, die worden gerealiseerd met een differentiatie in huurprijzen en een herkenbare maatschappelijke meerwaarde. Communicatie is hier essentieel!

5.1.4 Uitdagingen rondom een co-creatiestrategie

- Hoe meer belangen je opneemt in het proces, hoe groter de kans dat er voldoende geld gevonden wordt voor de herontwikkeling. Maar het betekent ook dat er meer eisen aan de plannen gesteld worden. Elke betrokken partij heeft echter zijn eigen belang, middelen (geld, kennis of bevoegdheid), werkprocessen, handelingslogica en eigen beelden van problemen en mogelijke oplossingen. Verschillen in kennis, doelen en context waarin partijen opereren, zorgen ervoor dat er moeilijk overeenstemming bereikt wordt over de verdeling van kosten, baten en risico’s. Dit impliceert dat in het proces de kwaliteitswensen en beschikbare financiën in afspraken tussen betrokken partijen met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht.

- Verder moet men oppassen dat er niet voortdurend sprake is van consensus bereiken en dat collectieve doelstellingen als leidraad gebruikt worden. Want dit heeft tot gevolg dat samenwerkingskosten toenemen en dat er samenwerkingsmoeheid ontstaat. Verder moet men duidelijk afbakenen wie eindverantwoordelijkheid draagt en dit moet duidelijk worden gecommuniceerd naar alle betrokken partijen.

5.2 Aanbevelingen

Uit het onderzoek zijn conclusies naar voren gekomen welke condities gelden in de aanpak van een succesvol co-creatiestrategie voor het herontwikkelen van cultureel industrieel erfgoed. Daarnaast zijn er op basis van het onderzoek zelf aanknopingspunten voor vervolgonderzoek te noemen. Het verloop van het onderzoek en de resultaten en conclusies bieden handvatten om verder onderzoek te doen naar de volgende punten:

- In dit onderzoek waren buurtorganisaties de initiërende partijen. Mede door hun volharding hebben zij er zorg voor kunnen dragen dat multifunctioneel maatschappelijk vastgoed gerealiseerd werd. Echter, wat doe je in het geval er geen hart is door actieve betrokken buurtbewoners? Er kan onderzoek gedaan hoe de positie van initiatiefnemers uit buurten en

59

wijkondernemers te versterken die medeverantwoordelijkheid willen dragen voor de publieke zaak. Van de Engelse praktijk kunnen we veel leren en inspiratie opdoen. De Localism Act, hoofdzakelijk bestaande uit drie rechten voor buurtorganisaties, is mogelijk toepasbaar op de Nederlandse praktijk en is in het najaar van 2012 al toepasbaar gemaakt voor de Amsterdamse praktijk. Maatschappelijke initiatieven krijgen op deze manier meer rechten toebedeeld om publieke middelen te ontwikkelen:

 Right to bid (het recht om te bieden): het collectief van buurtbewoners heeft als eerste het recht om een bod uit te brengen op dit onroerend goed.  Right to challenge (het recht om uit te dagen): als buurtorganisaties denken

diensten of beheertaken goedkoper te kunnen uitvoeren, dan hebben ze het recht de opdrachtgever ‘uit te dagen’ dit beter te doen.

 Right to plan (het recht om te plannen): buurtorganisaties hebben het recht buurtontwikkelingsplannen te ontwikkelen die vervolgens onderdeel kunnen worden van gemeentelijke plannen voor gebiedsontwikkeling.

- In het onderzoek zijn twee herbestemmingsprocessen geselecteerd. Ten eerste kunnen de conclusies beter generaliseerbaar worden door meer soortgelijke co-creatieprocessen te bestuderen. Vormen van co-creatie worden echter nog zelden in de praktijk toegepast. Het onderzoek zou ook breder getrokken kunnen worden door juist cases te selecteren waar de principes van co-creatie niet gelden, soortgelijk onderzoek te doen en de conclusies naast elkaar te leggen.

- Uit het onderzoek blijkt dat een van de cruciale condities voor succes ligt op het snijvlak van de bestuurskunde de communicatiewetenschap. Deze twee vakgebieden zouden veel met elkaar moeten samenwerken om tot een eenduidige aanpak te komen. (Empirisch) Onderzoek door beide vakgebieden te combineren strekt tot aanbeveling.

60

Referenties

- Agentschap NL (2011) Toekomstwaarde Nu! Duurzaamheid verzilveren in gebiedsontwikkeling 2011. Agentschap NL, Den Haag.

- Baarda, D.B. & Goede, M. de. (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers bv

- Baarsma, B. (2012) Reken je niet rijk: Over economische waardering van baten van monumentenzorg. Amsterdam: In opdracht van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Stichting Nationaal Restauratiefonds.

- Baarveld, M., Smit, M., Hoogerbrugge, M. (2014) ‘Bouwen aan herbestemming van cultureel erfgoed. Samenwerking en verevening in gebiedsontwikkeling’. Platform31

- Bazelmans, J. (2013) ‘Waarde in Meervoud’. In: Van Dommelen, S. en C-J. Pen (eds.), Cultureel erfgoed op waarde geschat, economische waardering, verevening en erfgoedbeleid. Den Haag: Platform31, Universiteit Twente en VU Amsterdam.

- Begeer, H & Vanleke, L. (2015) Cocreatie is... 13 mythen ontkracht. Tielt: Lannoo

- Berg, L. v. (2003). Europese cities in the knowledge economy. Europese Intitute for Comperative Urban Research (Euricur).

- Berg, L. van den, Braun, E. en Otgaar, A., (2002), ‘Organiserend vermogen in perspectief’, Rotterdam, Euricur Report (R2002-3),

- BOEI (2010). Eerste Hulp Bij Herbestemmen. Hoevelaken: BOEI.

- Bryman, A. (2008), Social Research Methods, Oxford University Press, New York

- Corten, J.P. en E. Geurts (2014) ‘Integrated Conservation’. In: Heritage as an Asset for Innercity Development. An Urban Managers’ Guidebook. Rotterdam: Nai010 publishers.

- Daamen, T. (2005). De kost gaat voor de baat uit. Markt, middelen en ruimtelijke kwaliteit bij stedelijke gebiedsontwikkeling. Amsterdam: SUN

- Dommelen, S. van & Pen, C. (2013) Cultureel erfgoed op waarde geschat. Economische waardering, verevening en erfgoedbeleid. Den Haag: Platform31.

- Douet, J. (2012) Industrial Heritage Re-tooled: The TICCIH guide to Industrial Heritage Conservation (Lancaster: Carnegie, 2012).

- Driessen, P. P. J., Glasbergen, P. & C. Verdaas (2001) 'Interactive policy-making - a model of management for public works' European Journal of Operational Research, 128: 322-337 - Edelenbos, J. (2000) Proces in vorm. Procesbegeleiding van interactieve beleidsvorming over

lokale ruimtelijke projecten. Utrecht: LEMMA BV, 2000.

- Edelenbos, J., Teisman, G., R. en Reuding, M. (2001) Interactieve beleidsvorming als sturingsopgave. Erasmus universiteit van Rotterdam. [Online] Geraadpleegd op 15 april 2016.

World Wide Web:

http://www.teaminextern.nl/uploads/bibliotheek/Interactieve%20beleidsvorming.pdf - Edelenbos, J. en Klein, E.H. (2005) Managing stakeholder involvement in decision making: a

comparative analysis of six interactive processes in the Netherlands. Erasmus universiteit van Rotterdam. [Online] Geraadpleegd op 15 april 2016. World Wide Web: http://jpart.oxfordjournals.org.proxy.library.uu.nl/content/16/3/417.full.pdf

61

- FIEN (2013). Wat is industrieel erfgoed. Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (FIEN) [Online]. Geraadpleegd op 21 maart 2016. World Wide Web: http://www.industrieel- erfgoed.nl/

- Habermas. J (1984). Reason and the Rationalization of Society, Volume 1 of The Theory of Communicative Action, English translation by Thomas McCarthy. Boston: Beacon Press (originally published in German in 1981).

- Harmsen, H. en G. van der Waal (2008). De Oude Kaart van Nederland: leegstand en herbestemming. Den Haag: Atelier Rijksbouwmeester.

- Healey, P. (1998). Collaborative planning in stakeholder society. Town Planning Review, 69(1), p.p.1‐22

- Innes, J. (1998). ‘information in communicative planning’, Journal of the American Planning Association, 64, 1:52-63

- Jansen, A. (2012). Co-creatie geeft burgers en bedrijven de ruimte. [Online] Geraadpleegd op 29 april 2016. World Wide Web: https://denieuweoverheid.wordpress.com/2012/10/16/co- creatie-geeft-burgers-en-bedrijven-de-ruimte/

- Janssen, J., E. Luiten, H. Renes, en J. Rouwendal (2013) De relatie tussen erfgoed en ruimtelijke ordening. Van gearrangeerd huwelijk tot dynamische verhouding. Amersfoort: Netwerk Erfgoed en Ruimte/ Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

- Janssen, J., Luiten, E., Renes, H. en J. Rouwendal (2014) Heritage planning and spatial development in the Netherlands: changing policies and perspectives. In: International Journal of Heritage Studies, Vol. 20, nr. 1, 1-21.

- Janssen, J., E. Luiten, H. Renes, J. Rouwendal, O. Faber, C.-J. Penen E. Stegmeijer (2014) Karakterschetsen; Nationale Onderzoek agenda Erfgoed en Ruimte; deel 1 Kennisagenda. Amersfoort: Netwerk Erfgoed & Ruimte/ Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

- Jochems, R. (2006, 03-2006). Industrieel erfgoed brengt identiteit; gebouwde wortels van roestig staal. Bedrijventerrein, 03.

- Ketelaars, S. (2010). Het belang van cultureel erfgoed. Vitale stad, 13, (1), 50-51.

- Kolen, J. (2007) ‘Het historisch weefsel. Over de transformatie van de regio en de omgang met het verleden in de 21ste eeuw’ in: J. Rodermond (red.), Perspectief. Maakbare geschiedenis, 46-77. Rotterdam: Stimuleringsfonds voor Architectuur.

- Leeuwis, C. (2000) ‘Reconceptualizing participation for sustainable rural development: towards a negotiation approach’, Development and change, 31(5), 931-959.

- LPBL (2010), MKBA in duurzame gebiedsontwikkeling. Duurzaamheid waarderen en verzilveren

- Miles, M.B. & Huberman, A.M. (1994). Qualitative Data Analysis: An expanded sourcebook. London: Sage.

- Ministerie van IenM (2012). Investeren in gebiedsontwikkeling nieuwe stijl: handreikingen voor samenwerking en verdienmodellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

- Ministerie van IenM (2014), ‘Gebiedsontwikkeling Nieuwe Stijl: eerste stappen in de praktijk’ en Platform31 over organische gebiedsontwikkeling. Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

- Ministerie van OCW (2016) Effecten van restauratie en herbestemmen. http://www.ecorys.nl/sites/default/files/Infographic%20Herbestemmingseffecten.pdf (Geraadpleegd op 10 maart 2016)

62

- Ministerie van OCW & Ministerie van IenM (2011) Kiezen voor karakter. Visie erfgoed en ruimte. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap & Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

- Ministerie van Verkeer Ruimtelijke Ordening en Milieu, Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Verkeer & Waterstaat en Ministerie van Economische Zaken (2004), Nota Ruimte. Den Haag: Ministerie van VROM/LNV/V&W/EZ.

- Nelissen, N.J.M., J. Smits, M.J.S. Bogie, J. Voorzee (1999). Herbestemming van grote monumenten een uitdaging! ’s-Hertogenbosch: Stichting Pandenbank Noord-Brabant. - Netwerk Erfgoed en Ruimte (2014), Karakterschetsen, Nationale onderzoek agenda erfgoed en

ruimte, deel 1 kennisagenda, Amersfoort: Netwerk Erfgoed en Ruimte.

- PBL & Urhahn (2012) Vormgeven aan de spontane stad. Belemmeringen en kansen voor organische stedelijke ontwikkeling. Den haag, Amsterdam: Planbureau voor de Leefomgeving & Urhahn Urban Design.

- Platform31 (2012) Ruimte voor initiatief. Den Haag: Platform31 ǀ Nirov.

- Porter, M.E. & Kramer. M.R. (2011) Creating Shared Value. How to reinvent Capitalism-and unleash a wave of innovation and growth, Harvard Business Review januari-februari 2011 - Prahalad, C. K. en Ramaswamy, V. (2004), The Future of Competition: Co‐Creating Unique Value

with Customers. Harvard Business School Pub.

- Pröpper, I.M.A.M & D.A Steenbeek (1999), De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Uitgeverij: Couthinho: Bussum

- Provan, K.G., Kenis, P. (2008). Modes of network governance: Structure, management, and effectiveness. Journal of Public Administration Research and Theory, 18, 229-252.

- Ketelaars, S. (2010). Het belang van cultureel erfgoed. Vitale stad, 13, (1), 50-51.

- Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013) Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening. Amersfoort: RCE.

- Smit, M. (2013) ‘Waarde in Meervoud’. In: Van Dommelen, S. en C-J. Pen (eds.), Cultureel erfgoed op waarde geschat, economische waardering, verevening en erfgoedbeleid. Den Haag: Platform31, Universiteit Twente en VU Amsterdam.

- Straalen, V. van (2006). Ik zie ik zie, wat jij niet ziet! Industrieel erfgoed als drager van de ontwikkeling van Brownfields?! Scriptie, Master City Developer.

- Strolenberg, F. (2013) Erfgoedzorg in het oog van de orkaan. In: Monumenten. Jaargang 34, nummer 1, p. 6-9.

- Verlaat, J. van het, (2003). MCD-syllabus, Stedelijke Gebiedsontwikkeling in hoofdlijnen. - Verlaat, J. van het (2008). Stedelijke gebiedsontwikkeling in hoofdlijnen. Rotterdam: Erasmus

Universiteit Rotterdam

- Yin, R, K. (2009), Case Study Research; Design and Methods, SAGE Publications, Los Angeles, CA

63

64

Bijlage 1

Overzicht geïnterviewde personen:

E. (Eisse) Kalk Voorzitter stichting TROM en Raad van Advies, De Hallen Amsterdam

M.Y. (Marlijn) Baarveld, MSc Adviseur Erfgoed en Ruimte, Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed. Betrokken bij de publicaties ‘Bouwen aan

herbestemming van cultureel erfgoed’ en ‘Cultureel erfgoed op waarde geschat’. Beiden onderzoeken maken onderdeel uit van het ‘Kennis voor Krachtige Steden’

onderzoeksprogramma van Platform31.

ing. M. (Marcel) Prijt Projectmanager Maatschappelijk Vastgoed, gemeente Utrecht.

drs. M.M. (Martien) Kuitenbrouwer Stadsdeelvoorzitter Dagelijks Bestuur stadsdeel West, Amsterdam

drs. Ir. J. (Jan) den Boer Programma manager, Dienst stadsontwikkeling Utrecht

De wijze van interviewen betrof semigestructureerde interviews, waarbij geen standaard vragenlijst is afgewerkt, maar onder meer de volgende vragen doorgaans centraal stonden:

- Wat zijn de maatschappelijke en economische meerwaarde zijn gebleken als gevolg van de herbestemming?

- Wat verstaat u onder waardecreatie en hoe heeft het gedachtegoed ‘waardedenken’ zich geuit in het herbestemmingsproces?

- Wat verstaat u onder Co-creatie?

- Volgens mijn literatuuronderzoek zijn er zes oplopende gradaties van invloed, bezien vanuit de eindgebruiker: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren, meebeslissen en zelfbeheer. In welke mate participeerde de eindgebruiker door het hele proces heen en hoe is dit gefaciliteerd?

- Co-creatie wordt volgens de methodologie van mijn onderzoek gezien als een proces van een gelijkwaardige relatie tussen actoren, ofwel samenwerking zonder gebruik van machtsposities. In welke mate heeft dit plaatsgevonden, hoe is dit vormgegeven en waar uit dat zich in? - In een co-creatieproces moet informatie tussen alle actoren openlijk worden uitgewisseld

(bezien vanuit de eindgebruiker) volgens mijn literatuuronderzoek. In welke mate heeft dit plaatsgevonden, hoe is dit vormgegeven en waar uit dat zich in?

- In welke mate is er een gezamenlijk belang nagestreefd tussen alle actoren? - Waar kan lering uit getrokken worden met betrekking tot aansturing?

- Welke kansen en risico’s zijn verbonden aan een herbestemmingsproces dat meer ruimte biedt aan co-creatie?

- Wat waren de doelen van de gemeente met betrekking tot de herbestemming van de Cereolfabriek?

- In welke mate en in welke vorm is de gemeente betrokken geweest in dit proces?

- Hoe verhoudt co-creatie zich tot de toenemende vraag naar meer marktwerking door de rijksoverheid en welke rol is er voor lokale overheden weggelegd in dit proces?

65

Bijlage 2

TRANSCRIPT INTERVIEW E. KALK Naam: Kalk. E (Eisse)

Functie: Voorzitter stichting TROM en Raad van Advies (De Hallen, Amsterdam) Datum: 18 mei 2016

Duur interview: 12:00 – 13.15 uur (I) Wat verstaat u onder waardecreatie?

(R) Een evenwicht tussen economisch rendabele functies en maatschappelijke gewenste functies. Als je praat over waardecreatie is het de kunst om een extra meerwaarde die eigenlijk vaak in geld ofwel economische zin gecreëerd kan worden, om die te benutten om ook maatschappelijk vastgoed daadwerkelijk te realiseren. Waardecreatie gaat in essentie om het gedachtegoed verder denken dan

GERELATEERDE DOCUMENTEN