• No results found

Tussen 31 augustus 2009 en 9 september 2009 en tussen 6 en 12 april 2010, is in het plangebied Rotterdam Stadplein Hoogvliet een karterend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van een proefsleuf. Ten aanzien van de geformuleerde

doelstellingen kan het volgende worden geconcludeerd.

4.1 Conclusies

Het doel van het karterend inventariserend veldonderzoek was het toetsen van de geschetste archeologische verwachting. Vooruitlopend op een eventueel waarderend inventariserend veldonderzoek, is eveneens gelet op de fysieke kwaliteit van de vindplaats.

Ten aanzien van de opgestelde inhoudelijke onderzoeksvragen kan het volgende worden geconcludeerd:

- Zijn er aanwijzingen voor bewoning voorafgaand aan de bedijking van dit gebied in de 13e eeuw (prehistorie-Vroege Middeleeuwen)?

- Zijn restanten van de voormalige dijkwal van Hoogvliet (13e eeuw, vóór 1295) in de ondergrond aanwezig?

Tijdens het karterend inventariserend veldonderzoek in het plangebied Rotterdam Stadplein Hoogvliet zijn in de proefsleuf diverse archeologische waarden aangetroffen.

Op de Afzettingen van Duinkerke III zijn verschillende ophogingslagen aangetroffen, grotendeels behorend tot tot de dijk van Hoogvliet, waaruit een hoeveelheid aardewerk is verzameld. Behalve de ophogingslagen zijn enkele sporen aangetroffen. Twee smalle greppeltjes kunnen op grond van hun stratigrafische positie, ingegraven vanaf de top van mogelijke Afzettingen van Duinkerke 0 of I, mogelijk gedateerd worden in de Bronstijd tot Romeinse tijd. Een deel van de sporen en het vondstmateriaal dateert uit de 19e en 20e eeuw. Het overige materiaal, aangetroffen in de ophogingslagen en enkele sporen, kan gedateerd worden in de 15e tot 18e eeuw. Er zijn geen restanten aangetroffen van de voormalige dijkwal van Hoogvliet, die stamt uit de periode vóór 1295.

- Zijn restanten van de voormalige dijk van Hoogvliet (circa 1295) in de ondergrond aanwezig?

De ophogingslagen die in het zuidwestelijk deel van put 1 zijn aangetroffen, maakten onderdeel uit van de voormalige dijk van Hoogvliet. De verschillende ophogingslagen zijn waarschijnlijk in drie of vier fasen opgebracht om de dijk te verstevigen en uit te breiden.

Daarnaast zijn de ophogingslagen zeer waarschijnlijk ook aangebracht om de verzakking van de natuurlijke bodemopbouw onder het gewicht van de dijk te compenseren. In de mogelijk oudste kern van de dijk (fase 1) zijn geen vondsten gedaan. Het aardewerk uit fase 2 dateert uit de 14e of 15e eeuw. In ophogingen aan de buitenzijde van de dijk (fase 3) werd een scherf grijsbakkend aardewerk uit de 14e of 15e eeuw aangetroffen. Het vondstmateriaal uit ophogingslagen van fase 4 geeft een datering vanaf de 17e tot in de 19e eeuw. Tijdens het veldonderzoek kon, in verband met de stabiliteit van de damwand, tot een maximale diepte van circa 2,70 m - NAP worden gegraven. Met aanvullende boringen werd het niveau van de onderzijde van de dijk bepaald.

-Kunnen eventuele materiële resten gerelateerd worden aan bewoningssporen (huisplaatsen aan de dijk of aan de voet van de dijk) of betreft het losse vondsten, bijvoorbeeld uit afvallagen?

Van de oudste fase van de dijk zijn geen vondsten bekend. De bovenkant van fase 2, 3 en 4 van de dijk is verstoord, waardoor de resten van bewoning óp de dijk niet zijn aangetroffen. Slechts het restant van een waterput, mogelijk uit de 17e tot 19e eeuw, wijst op bewoning óp de dijk. Tegen de binnenzijde van de dijk en ten oosten hiervan is een pakket ophogingslagen met kuilen en slootjes aanwezig met vondsten vanaf de 16e /17e eeuw. De aanwezigheid ervan duidt op bewoning aan de dijk in deze periode. Enkele sloten en kuilen zijn nog recenter en wijzen op doorgaande bewoning langs de dijk.

26

- Is er een fasering in de sporen aan te brengen (Late Middeleeuwen-Nieuwe tijd)?

De aangetroffen dijk in bestaat uit verschillende ophogingslagen, waar in grote lijnen vier fasen in zijn te onderscheiden. Enkele sporen liggen onder de ophogingen van fase 4. In de lagen waaruit vondstmateriaal is verzameld bevindt zich aardewerk uit de 14e / 15e eeuw tot in de 19e eeuw. In de ophogingslagen uit de eerste fase zijn geen vondsten aangetroffen. Op grond van de 14e / 15e -eeuwse datering van aardewerkscherven uit de tweede fase, kan de eerste fase mogelijk in de 14e eeuw gedateerd worden.

Drie sloten zijn op basis van het vondstmateriaal gedateerd in de 20e eeuw. Van één van deze sloten wordt echter wel vermoedt dat het voorheen een binnendijksloot van de dijk van Hoogvliet betrof, die echter recentelijk is opgeschoond. In een vierde sloot werd alleen materiaal uit de 17e en 18e eeuw aangetroffen.

De enige kuil waaruit vondsten zijn verzameld bevatte materiaal uit het einde van de 16e en 17e eeuw.

- Wat is de aantasting van de vindplaats bij uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden?

Bij de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden zal de bodem tot 3,30 m - NAP verstoord worden. Dit betekent dat de aangetroffen ophogingslagen en sporen binnen het plangebied aangetast worden. Er zijn tijdens het karterend inventariserend veldonderzoek echter nauwelijks bewoningssporen aangetroffen en binnen de aangetroffen sporen zijn geen structuren herkend. Al het aangetroffen materiaal dateert van na de 14e eeuw en een deel van de voormalige dijk van Hoogvliet bevindt zich mogelijk net buiten het plangebied.

De oudste kern van de dijk is waarschijnlijk aangesneden in de proefsleuf (dijkfase 1), maar ligt voor een deel dieper dan de maximale ontgravingsdiepte ten behoeve van de nieuwbouw.

Concluderend kan gesteld worden de kans zeer klein is dat bij de herinrichting van het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden verstoord zullen worden.

4.2 Aanbevelingen

Op basis van de bovenstaande conclusies luidt de aanbeveling voor het plangebied Rotterdam Stadplein Hoogvliet (gemeente Rotterdam) dat er geen voorzieningen getroffen hoeven te worden om archeologische waarden te behouden of te ontzien. Zonder verder archeologisch onderzoek kan worden gestart met de voorgenomen werkzaamheden.

Wel dient altijd rekening gehouden te worden met de zogenaamde toevalsvondsten in het plangebied. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven staat in de Monumentenwet 1988, artikel 53, lid 1. Het BOOR is bereid het OBR hierin te adviseren.

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag in deze is de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR). Ten aanzien van de conclusies en aanbevelingen in dit rapport dient het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam contact op te nemen met de heer drs. A.H. Carmiggelt.

Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) t.a.v. de heer drs. A.H. Carmiggelt

Ceintuurbaan 213b 3051 KC Rotterdam Tel. 010-4898500 Fax 010-4898513

E-mail boor@gw.rotterdam.nl

Noten

1 Enkele scherven uit de 15e en 16e eeuw zijn als opspit beschouwd.

2 Levico Vetriolo is een klein plaatsje in de buurt van Trento (Noord – Italië) met geneeskrachtige waterbronnen.

28

GERELATEERDE DOCUMENTEN