• No results found

“Artsen met een duister verleden kunnen binnen de Europese Unie van land naar land hoppen zonder

dat een haan ernaar kraait. Maatregelen tegen uitwassen staan in de kinderschoenen”, aldus Robert

Crommentuyn in 2009.223

Dat maatregelen tegen migrerende zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod nog steeds in de kinderschoenen staan, blijkt onder meer uit het meermaals aangehaalde voorbeeld van tandarts Veizi.224 Na doorhaling door de General Dental Council, wist Veizi zich toch als tandarts in te schrijven in het Nederlandse BIG-register.225 Volgens de één bleek het CIBG niet adequaat te werk zijn gegaan bij het registreren van Veizi in het BIG-register. De Minister van VWS daarentegen legde de verantwoordelijkheid bij het Verenigd Koninkrijk.226 Ter beoordeling of migrerende zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod op zowel nationaal als Europees niveau op dit moment voldoende inzichtelijk zijn en op welk terrein de problematiek daaromtrent meer aandacht behoeft, stond in deze scriptie de volgende vraag centraal:

“Biedt het Nederlandse registratiesysteem ingevolge de Wet BIG voldoende inzicht in en waarborgen

tegen de problematiek van migrerende zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod en in hoeverre is het nieuwe Europese waarschuwingsmechanisme daarbij een sluitend systeem te noemen?”

Het registratiesysteem op grond van de Wet BIG lijkt in beginsel een goede basis; het draagt bij aan het oorspronkelijke doel van die wet om de kwaliteit van zorg te waarborgen en zorgconsumenten te beschermen tegen ondeskundige en onzorgvuldige zorgverleners. Door middel van het BIG-register zouden incompetente beroepsbeoefenaren in de zorg onder het zware regime voor instanties, zorgaanbieders en bewoners in Nederland, maar ook voor andere lidstaten inzichtelijk moeten zijn. Hierbij worden buitenlands gediplomeerden in beginsel hetzelfde behandeld als Nederlandse gediplomeerden. Door maatregelen openbaar inzichtelijk te maken via het BIG-register en de zwarte lijst en door een meldingsplicht voor migrerende zorgverleners in te stellen lijkt Nederland koploper te zijn op het gebied van transparantie over zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod binnen

223 Crommentuyn 2009, p. 1065.

224 General Dental Council, July-August 2011, <www.gdc-uk.org>, geraadpleegd op 15 juni 2015. 225 P. Herfs, ‘Naar een veiliger BIG-register, < www.ntdigitaal.nl>, geraadpleegd op 9 juni 2015. 226 Marselis 2015, p. 18.

38 Europa.

Desondanks blijkt uit voorbeelden als dat van Veizi dat ook in het Nederlands registratiesysteem lacunes voorkomen. Onderzocht is daarom in hoeverre dit falen te wijten is aan de verschillende actoren in de waardeketen rondom het Nederlandse registratiesysteem. De handhaving van het Nederlands registratiesysteem wordt overgelaten aan zorgaanbieders, het CIBG en de IGZ. Deze actoren hebben ieder hun eigen taken en verantwoordelijkheden, maar zijn vooral in grote mate van elkaar afhankelijk om te voorkomen dat migrerende zorgverleners met een beroepsbeperking of - verbod hun praktijk elders kunnen voortzetten. Daarbij is duidelijk geworden dat het CIBG, als bewaker van het BIG-register, een strategische positie heeft, omdat het ook het contactpunt is voor andere lidstaten (en een grensoverschrijdende aanpak essentieel is), maar niet echt optreedt als toezichthouder; het is een tandeloze tijger.

Aanbeveling I De IGZ moet een grotere rol gaan spelen en waar mogelijk samenwerken met het CIBG. De IGZ heeft immers meer ervaring in de rol van toezichthouder en beschikt over de nodige handhavingsinstrumenten. Voorkomen moet worden dat alleen maar reactief wordt gehandeld vanuit de IGZ. Zo zou de IGZ bijvoorbeeld zelf verantwoording kunnen nemen voor het controleren van artsen met een beroepsbeperking of -verbod en zou de IGZ in plaats van het CIBG daarnaast steekproefsgewijs het BIG-register kunnen controleren.

Dat Nederland een koploperpositie heeft, blijkt verder doordat Nederland mogelijkheden biedt om in het buitenland opgelegde maatregelen over te nemen. Geconcludeerd is dat de Wet BIG dwingt tot het

automatisch overnemen van dergelijke maatregelen zonder voorafgaande herbeoordeling. De

gedachtegang hierachter is dat een zorgverlener zich te houden heeft aan de geldende regelgeving van het land waar deze werkzaam is. Daarnaast zouden de omstandigheden van het concrete geval die zich in het buitenland hebben voorgedaan moeilijk te beoordelen zijn naar Nederlandse maatstaven.

Opgemerkt is dat dit weliswaar verwerkingstijd en kosten bespaart, maar dat het risico bestaat dat Nederland zorgverleners onbillijk bejegend worden. Om dit risico enigszins te mitigeren kan een zorgverlener een beroep doen op de hardheidsclausule om de (automatische) overname van een bepaalde maatregel terug te draaien. Vastgesteld werd dat een beroep op de hardheidsclausule slechts

39 in uitzonderlijke situaties wordt gehonoreerd. Sommigen plaatsen vraagtekens bij het zonder meer overnemen van buitenlandse maatregelen en achten individuele toetsing in alle gevallen nodig.227 Ik vind daarentegen de uitzonderlijke status van de hardheidsclausule discutabel. Daartoe acht ik het volgende aanbevelingswaardig:

Aanbeveling II Het kader rondom het honoreren of afwijzen van een beroep op de hardheidsclausule verdient nader onderzoek. Dat is belangrijk voor de rechtszekerheid, maar ook om onredelijke bejegening van zorgverleners –als gevolg van automatische overname van buitenlandse maatregelen- te voorkomen.

Onbegrijpelijk is dan ook dat de Minister van VWS zich jarenlang op Europees niveau heeft hard gemaakt voor het bewerkstelligen van het Europese waarschuwingsmechanisme via de Herziene Beroepserkenningsrichtlijn, maar het idee om op Europees niveau opgelegde maatregelen over te nemen te verplichten, ter zijde heeft geschoven. Het wordt dan ook hoogtijd dit gelijk te trekken.

Er is immers geconcludeerd dat er op Europees niveau geen verplichting bestaat tot het overnemen van in het buitenland opgelegde maatregelen. Zorgverleners, zoals Steur en Veizi, kunnen echter nog steeds betrekkelijk eenvoudig aan de slag in andere lidstaten zolang hun beroepsbeperkende maatregelen niet door andere lidstaten verwerkt worden.

Aanbeveling III Lidstaten moeten verplicht worden om elkaars beroepsbeperkende maatregelen automatisch over te nemen. Voorzien moet dan worden in de mogelijkheid om per lidstaat een beroep te doen op de hardheidsclausule om individuele herbeoordeling mogelijk te maken en onredelijke gevolgen te voorkomen.

Zoals uitgelegd is een supranationale aanpak van de problematiek noodzakelijk. Hiertoe is onderzocht in hoeverre op Europees niveau eenzelfde transparantie wordt bewerkstelligd. Diploma’s uit het ene land gelden automatisch ook in het andere land. Dit om vrij verkeer van personen mogelijk te maken. Daarnaast is er op grond van de huidige Beroepserkenningsrichtlijn geen verplichting om informatie uit

40 te wisselen behalve op verzoek. Als er dan informatie uitgewisseld wordt, blijkt het voor lidstaten vaak onduidelijk welke gegevens uitgewisseld moeten worden. In dit onderzoek is vastgesteld dat het Europees Waarschuwingsmechanisme het initiatief is dat hieraan het meeste tegemoet zou kunnen komen, omdat het lidstaten sinds de herziening een proactieve informatie-uitwisseling over opgelegde maatregelen afdwingt via het IMI-systeem. Toch blijkt het Europees Waarschuwingsmechanisme naar mijn mening niet voldoende uitgedacht.

Belangrijk is dat het systeem niet met terugwerkende kracht geldt; slechts nieuwe maatregelen vanaf 2016 moeten gemeld worden. Dit terwijl Nederland aan andere lidstaten wel alle opgelegde maatregelen kenbaar maakt via een zwarte lijst. Derhalve zal ondanks het Europees Waarschuwingsmechanisme een (naar alle waarschijnlijkheid) groot aantal buitenlandse zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod voor toezichthouders onzichtbaar blijven.

Aanbeveling IV Hoewel vorige voorstellen voor een Europese zwarte lijst zijn mislukt, moeten lidstaten verplicht worden een (nationale) zwarte lijst op te stellen met daarop zorgverleners die een (tijdelijke of blijvende) beroepsbeperking opgelegd hebben gekregen van desbetreffende lidstaat. Lidstaten moeten verplicht worden om die zwarte lijsten met elkaar te delen. Niet in het minste, omdat het Europees Waarschuwingsmechanisme bewerkstelligt dat slechts nieuwe maatregelen, opgelegd vanaf 18 januari 2016, gemeld worden.

Daarnaast lijkt het Europees Waarschuwingsmechanisme gekenmerkt te worden door een cultuur van terughoudendheid. Dit lijkt mede te wijten te zijn aan organisatorische, culturele en (tucht)rechtelijke verschillen tussen lidstaten. Hierdoor ontstaat dikwijls onduidelijkheid tijdens het verwerken van in het buitenland opgelegde maatregelen. Er lijkt bovendien niet nagedacht te zijn over de bestaande verschillen tussen de registratie- en sanctiesystemen binnen Europa.

Door middel van een waarschuwing moet op grond van de Herziene Beroepserkenningsrichtlijn alleen de identiteit van de zorgverlener worden vermeld, diens beroep, informatie over de nationale autoriteit of de rechtbank die het besluit tot beperking of verbod heeft genomen, de reikwijdte van de beperking of het verbod en de periode dat de beperking of het verbod van kracht is. Lidstaten zouden daarom naar mijn mening baat hebben bij meer informatie omtrent door andere lidstaten opgelegde maatregelen.

41 Aanbeveling V De aard van het vergrijp, alsmede de motivering voor het opleggen van een

maatregel, moet kenbaar zijn voor bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. Immers, een heroverweging (zoals in het kader van de hardheidsclausule) is anders nauwelijks mogelijk. Bovendien zijn lidstaten dan ook beter in staat om in te schatten welke rechtsgevolgen zij moeten verbinden aan de door andere lidstaten opgelegde maatregelen. Onderzocht moet worden of en in hoeverre dit via het Europees Waarschuwingsmechanisme gerealiseerd kan worden.

Duidelijk werd ook dat lidstaten niet altijd op de hoogte zijn van de rollenverdeling per lidstaat in het kader van het Europees Waarschuwingsmechanisme. Dit heeft onder meer te maken met organisatorische en culturele verschillen, en wordt in de hand gewerkt door de afwezigheid van een informatieplicht hieromtrent. Dit terwijl lidstaten hier wel de behoefte toe lijken te hebben, mocht de communicatie via het IMI-systeem niet goed blijken te verlopen. Derhalve acht ik het volgende aanbevelingswaardig:

Aanbeveling VI Lidstaten moeten verplicht worden om elkaar te informeren over de betrokken actoren bij het Europees Waarschuwingsmechanisme; net als de IMI- coördinatoren dienen ook de bevoegde autoriteiten aan de overige lidstaten en de Europese Commissie kenbaar worden gemaakt.

Voorts is het Certificate of Current Professional Status (CCPS) kort besproken. Het CCPS is een vereiste voor tewerkstelling in een andere lidstaat en stelt de ontvangende lidstaat in staat om kennis te nemen of de migrerende zorgverlener maatregelen opgelegd heeft gekregen. Opgemerkt werd dat ontvangende lidstaten alsnog eenvoudig misleid kunnen worden. Bijvoorbeeld wanneer een zorgverlener in afwachting van een vonnis in een tegen hem aanhangige procedure op voorhand een CCPS aanvraagt. Als de maatregel op dat moment nog niet is opgelegd, wordt een CCPS afgegeven, inhoudende de mededeling dat er geen maatregelen zijn opgelegd aan de zorgverlener. Met het CCPS kan de zorgverlener zich vervolgens probleemloos vestigen in een andere lidstaat.

42 Aanbeveling VII De werking van het CCPS verdient nader onderzoek. Zo zouden

lidstaten verplicht kunnen worden om, naast reeds opgelegde maatregelen, aanhangige procedures te vermelden op het CCPS. Een andere mogelijkheid zou zijn dat lidstaten een CCPS weigeren af te geven indien jegens een zorgverlener een procedure aanhangig is. Daarnaast kan onderzocht worden in hoeverre het zou bijdragen aan het transparantieniveau als lidstaten op het CCPS vermelden ten behoeve van welk land het certificaat is afgegeven én zelf het certificaat versturen naar de ontvangende lidstaat (in plaats van het afgeven aan de zorgverlener).

Kortom, het reeds bestaande systeem tegen migratie van onbevoegde zorgverleners lijkt op dit moment niet waterdicht te zijn. In beginsel biedt het Nederlands registratiesysteem op grond van de Wet BIG voldoende inzicht in zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod, maar biedt het voor alsnog onvoldoende waarborgen. Hierbij is het Nederlands registratiesysteem immers in grote mate afhankelijk van het bereidwilligheid van andere lidstaten om opgelegde maatregelen door te geven. Zodoende lijkt volledige transparantie in Nederland en andere lidstaten slechts mogelijk te zijn als andere lidstaten de zorgverleners met een beroepsbeperking of -verbod publiceren of melden. Uit het bovenstaande en de aangedragen aanbevelingen mag bovendien blijken dat er ondanks het Europees Waarschuwingsmechanisme geen sprake is van een sluitend systeem.

43

LITERATUUR- EN JURISPRUDENTIELIJST

Boeken

De Die & Hoorenman 2008

A.C. de Die & E.M. Hoorenman, De wet BIG- De Betekenis van de wet voor de beroepsbeoefenaren in

de gezondheidszorg, Den Haag: Sdu Uitgevers 2008.

Hermans & Buijsen 2010

H.E.G.M. Hermans & M.A.J.M. Buijsen, Recht en gezondheidszorg, Amsterdam: Elsevier Gezondheidszorg 2010.

Leenen, Dute & Kastelein 2011

H.J.J. Leenen, J.C.J. Dute & W.R. Kastelein, Handboek Gezondheidsrecht- Deel II Rechten van

mensen in de gezondheidszorg, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011.

Legemaate 1996

J. Legemaate, Verantwoordingsplicht en aansprakelijkheid in de gezondheidszorg, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1996.

Storm 2013

J.R. Storm, commentaar op artikel 7a Wet BIG, Lexplicatie. Van Wijmen & Neederveen- van de Kragt 1996

F.C.B. van Wijmen & C.J.M. Nederveen-van de Kragt, Beroepenwetgeving in ontwikkeling- Evaluaties

halverwege het invoeringstraject van de wet BIG, Groningen: INTERSENTIA Uitgevers NV 1996.

Richtlijnen en Verordeningen

Richtlijn 2005/36/EG

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEG 2005, L255/22).

Richtlijn 2013/55/EU

Richtlijn 2013/55/EU van het Europees parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2013, L354/132). Verordening (EU) nr. 102/2010/ 'de IMI-verordening'

Verordening (EU) nr. 102/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het

Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PbEU 2012 L 316/1).

44

Rapporten & Evaluaties

Cuperus-Bosma e.a. 2002

J.M. Cuperus-Bosma, H.D.C. Roscam Abbing, J.K.M. Gevers, J.H. Hubben, G. van der Wal, V.L. Derckx, D. Blaas, M.C.I.H. Biesaart, J. de Bie, F.A.G. Hout en H.J.C. Smink, Evaluatie Wet op de

beroepen in de individuele gezondheidszorg, Den Haag: Zonmw 2002.

Evaluatie van de Beroepserkenningsrichtlijn 2011

Europese Commissie, Evaluation of the professional qualifications directive, 5 juli 2011. Inspectie voor de Gezondheidszorg 2015

Inspectie voor de Gezondheidszorg, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Werkplan

2015, Utrecht: 2015

Legemaate 2009

J. Legemaate, Verantwoordelijkheid nemen voor kwaliteitadvies naar aanleiding van de

aanbevelingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in haar rapport over de zaak van de Twentse neuroloog, Amsterdam: Vrije Universiteit 2009.

Sijmons e.a. 2013

J.G Sijmons, N.O.M. Woestenburg, J.H.H.M. Dorscheidt, L.T. Schudde, F.W. Visser, L.F. de Jager, C.P.M. Akerboom, H.B. Winter en J.H. Hubben, Tweede evaluatie Wet op de beroepen in de

individuele gezondheidszorg, Den Haag: ZonMw 2013.

Van der Kemp, Langerak & Hollander 2014

S. van der Kemp, N. Langerak en M. Hollander, Evaluatieonderzoek-Toelatingsprocedure buitenlandse

artsen, Zoetermeer: Panteia 2014.

Parlementaire Bronnen

Kamerstukken I, 2011/12, 32196, nr. C. Kamerstukken I, 2012/13, 32402, E.

Kamerstukken II, 2008/09, 31700XVI, nr. 130. Kamerstukken II, 2009/10, 32261, nr. 3. Kamerstukken II, 2009/10, 32261, nr. 4. Kamerstukken II, 2009/10, 32402, nr. 3.

Kamerstukken II, 2011/12, 33000-XVI, nr. 168. Kamerstukken II, 2012/13, 31016, nr. 37. Kamerstukken II, 2012/13, 31016, nr. 55. Kamerstukken II, 2012/13, 32402, nr. 39. Kamerstukken II, 2013/14, 33149, nr. 27. Kamerstukken II, 2013/14, 21501-31, nr. 341. Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 203. Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211.

45 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 224

Kamerstukken II, 2014/15, 24036, nr. 409.

Kamerstukken II, betreft: tuchtrecht en casus voormalig neuroloog Jansen Steur, 22 januari 2013, kenmerk: ME VA-U-3150929

Aanhangsel Handeling II, 2010/11, kenmerk MEVA/BO-3082928. Aanhangsel Handeling II, 2010/11, 33000 XVI, nr. 168.

Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 816

Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, kenmerk: 685659-128983-MEVA.

Aanhangsel Handelingen II, 'Beantwoording Kamervragen over het tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg', 1 maart 2012 ‘tuchtrecht’, kenmerk MEVA/BO-3082928.

Aanbiedingsbrief 'beroepsbeperkende afspraken IGZ 2000-2013, kenmerk L2013-1013059.

Commissiebrief inzake SO Informele EU-Gezondheidsraad d.d. 22 september 2014, kenmerk 667261-126383- IZ, p. 6-7.

Bijlage 'Toelichting op de Wet BIG' bij Beleidsreactie evaluatie Wet BIG d.d. 2 december 2014, kenmerk 630404-123060-MEVA.

Plenair dertigledendebat over het volgen van foute artsen,<www.tweedekamer.nl>, geraadpleegd op 17 april 2015

Stb. 2011, 631.

Tijdschriften

Bishoen & Welbergen 2014

R.V.A. Bishoen en I.M. Welbergen, ‘Herziening richtlijn erkenning beroepskwalificaties’,NtER 2014- 1, p. 8-16.

Claessens 2014

S.J.F.J. Claessens, ‘Modernisering van de Richtlijn erkenning beroepskwalificaties, SEW (62) 2014-1, p. 2-11.

Crommentuyn 2009

R. Crommentuyn, ‘Tuchtrecht houdt op bij de grens – Foute arts kan in ander EU-land vaak gewoon aan de slag’, Medisch Contact 2009-24, p. 1065-1067.

De Die & Velink 2014

A.C. de Die & C. Velink, ‘Kroniek rechtspraak bestuursrecht’, TvGR (38) 2014-5, p. 383-403. Marselis 2015

D. Marselis, ‘Grenzeloze horrordokters’, Arts en Auto 2015-4, p. 16-18. Hendriks & Van der Meer 2011

A. Hendriks & H. van der Meer, 'Europese zwarte lijst de oplossing?', Arts in Spe, 2011-2 p. 38-39. Hendriks 2011

A.C. Hendriks, ‘Toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg, met bijzondere aandacht voor de IGZ’, Ars Aequi 2011-07/08, p. 528-539.

46 Hendriks 2013

A. Hendriks, ‘Kroniek van het gezondheidsrecht’, NJB 2013, afl. 15, p. 1023. Hubben 2012

J.H. Hubben, ‘De IGZ: van stille kracht naar publieke waakhond’, TvGR 2012 (36) 2, p. 96-108. Kahn 2011

Ph. S. Kahn, ‘De rapporten van de commissies-Lemstra over de disfunctionerende Twentse neuroloog: een beschouwing’, TvGR 2011 (35) 4, p. 313-322.

Kastelein 2009

W. R. Kastelein, ‘Meer bevoegdheden voor de Inspectie? Over ‘zwarte’ lijsten en andere sancties,

TvGR (33) 2009 7, p. 503?

Klaassen 2014

A.G.H. Klaassen, 'Bestuurderstoets voor de zorg (of niet)?', TvGR 2014- 8, p. 648-655. Legemaate e.a. 2010

J. Legemaate, F.A.G. Hout, B.J.M. Frederiks en P.B.M. Robben, 'Het maken van beroepsbeperkende afspraken door de Inspectie', TvGR 2010, p. 20

Roscam Abbing 1997

H.D.C. Roscam Abbing, ‘Vrij verkeer van artsen binnen de EU en verantwoorde beroepsuitoefening’,

TvGR (21) 1997- 8, p. 158-164.

Sijmons & Hubben 2014

J.G. Sijmons & J.H. Hubben, 'De Tweede Evaluatie Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg', TvGR 2014, p. 264-281.

Sluijters 2001

B. Sluijters, 'De Wet BIG tegen het licht: betere bescherming en nog wat', TvGR (25) 2001-1, p. 29-36. Van Reenen 2014

R.van Reenen, ‘ENMCA stimuleert betere regels, betere uitvoering’, Medisch Contact 1 mei 2014, p. 953-958.

47

Jurisprudentie

Hoge Raad 26 januari 1990, NJ 1991/393

ABRS 17 september 2014, TvGR (38) 2014-8, p.691-696. Rb. Den Haag 26 april 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1694. Rb. Rotterdam 15 juli 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:5245. Rb. Den Haag, 28 oktober 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:14401. Rb. Noord-Holland 8 april 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:3132. KwartaalSignaal 131, (AAK20147493), p. 7493-7495.

Websites

‘Kamerleden roepen minister Schippers op matje’, <demonitor.ncrv.nl>

’Foute tandarts Veizi alsnog doorgehaald in het BIG-register’, <demonitor.ncrv.nl>, ‘Tandarts met Brits beroepsverbod was actief in Nederland’, <demonitor.ncrv.nl> ‘Reportage gemist’, 28 oktober 2014, <demonitor.ncrv.nl>

‘Registratie zorgverleners onzorgvuldig en incompleet’,<demonitor.ncrv.nl> 'Liegende artsen moeten harder worden aangepakt', <demonitor.ncrv.nl> ‘Geen controle op ‘zwarte lijsten’ artsen, <demonitor.ncrv.nl>

'Horrortandarts Van N. nog steeds in artsenregister BIG', <demonitor.ncrv.nl> 'Ministerie moet buitenlandse artsen googlen’, <demonitor.ncrv.nl>

'Aanpak foute dokters moet beter', <demonitor.ncrv.nl>

R.P. Wijne, 'Registratie in het specialistenregister, een korte beschouwing naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State', <www.gzr-updates.nl> R. Wijne, ‘Richtlijn 2013/55/EU: waarschuwingssysteem voor aan beroepsbeoefenaar opgelegde maatregel’ <patiënt- en arts.blogspot.nl>

R.J. van der Gaag, ‘Herregistratie basisarts: brede werknorm’. <www.knmg.artsennet.nl> E. de Jong, ‘Arts krijgt inschrijving BIG-register terug’,<www.kbsadvocaten.nl>

P. Herfs, ‘Naar een veiliger BIG-register, <www.ntdigitaal.nl> CIBG, 'Strategisch Business Plan CIBG',

<www.cibg.nl/file/Homepage/Strategisch%20Business%20Plan%20CIBG.pdf>,

ENMCA, 'Analysis of ENMCA on the alert mechanism', <enmca.eu/analysis-enmca-alert-mechanism- july-2014-186>

Plenair dertigledendebat over het volgen van foute artsen,

<debatgemist.tweedekamer.nl/debatten/volgen-van-foute-artsen>

‘Reactie wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg’, <www.brancheorganisatieszorg.nl> ‘Samenwerking binnen Europa', <www.bigregister.nl>

GERELATEERDE DOCUMENTEN