• No results found

7 Conclusie, waardering en aanbeveling

In document Weert Van Horne Kazerne (pagina 23-27)

7.1 Conclusie

Tijdens het proefsleuvenonderzoek is geconstateerd dat zich in het

onderzoeksterrein een esdek bevindt en zijn daarmee samenhangende sporen van grondbewerking aangetroffen (zogenaamde “esgreppeltjes”). Onder dit esdek is een oudere akkerlaag aangetroffen met daaronder één greppel.

Mogelijk is het terrein als sinds de volle middeleeuwen in gebruik als akkerland, maar voldoende vondstmateriaal om deze datering goed te onderbouwen ontbreekt. De aanleg van deze greppel zou te maken kunnen hebben met de eerste ontginning van dit terrein maar een aanleg als erfafscheiding is niet uit te sluiten. Tevens zijn tijdens de aanleg van de sleuven enkele scherven ijzertijd aardewerk in en onder de oude akkerlaag aangetroffen die wijzen op akkerbouw in deze periode in de directe omgeving van een nederzetting.

De onderzoeksvragen zoals geformuleerd in de vraagstelling in het programma van eisen kunnen als volgt worden beantwoord:

• Zijn op het terrein vindplaatsen aan te wijzen? Welke vindplaatsen zijn dit en hoe worden deze vindplaatsen gewaardeerd conform KNA 3.1, bijlage 4?

In het onderzoeksgebied zijn alleen een zeer klein aantal off-site sporen, namelijk sporen van ontginning/akkerbouw aangetroffen.

• Hoe is het gesteld met de gaafheid, zowel in horizontale als in verticale zin, en met de conserveringsgraad van het bodemarchief ter plaatse?

De dikte van het aanwezige esdek bedraagt op sommige plekken minder dan 50 cm en is behoudens de recente bouwvoor intact en heeft een beschermende laag gevormd voor eventueel daaronder liggende sporen. Oudere sporen, behalve een oude akkerlaag en één greppel zijn echter niet aangetroffen.

• Wat is er te zeggen over de bodemopbouw ter plaatse?

Onder een recent ophogingspakket van circa 30 tot 80 cm bevond zich een esdek van circa 30 tot 60 cm. Dit esdek was doorgaans opgebouwd uit drie lagen.

Onder dit esdek werd een oude akkerlaag van circa 10 cm aangetroffen, echter in werkput één en twee ontbreekt deze laag. Daaronder bevond zich boven de natuurlijke ondergrond van geel/lichtbruin zwak lemig fijn zand (C-horizont) een circa 20 cm dikke laag waarin de natuurlijke ondergrond is gebioturbeerd.

De overgang tussen deze twee lagen was geleidelijk.

• Wat is de aard, omvang en kwaliteit van de archeologische sporen en sporenclusters?

Behalve enkele “esgreppeltjes” die waarschijnlijk te maken hebben met de vorming van het esdek, is slechts één greppel aangetroffen. Uit deze greppel kwam geen vondstmateriaal tevoorschijn. De greppel bevond zich onder de oude akkerlaag en heeft mogelijk te maken met de eerste ontginning van dit gebied. Maar een juiste datering is niet te geven maar is te situeren in de volle middeleeuwen of ouder.

• Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

Tijdens het onderzoek zijn alleen fragmenten aardewerk tevoorschijn gekomen.

Eén scherf dateert uit de periode tussen het neolithicum en de vroege ijzertijd, één scherf uit de periode late bronstijd/vroege ijzertijd, twee scherven uit de Romeinse tijd, één scherf uit de vroege middeleeuwen en een aantal scherven uit de volle middeleeuwen en een paar uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd.

Verder werd één fragment van een pijp gevonden uit de 17e/18e eeuw. Deze vondsten zijn op drie fragmenten na allemaal tijdens de aanleg van de sleuven aangetroffen. Ze wijzen op agrarische activiteiten in het onderzoeksgebied en bewoning in de directe omgeving ervan in de periode van het neolithicum tot de volle middeleeuwen.

• Wat is de datering van de sporen?

In de sporen werden geen vondsten aangetroffen. Op basis van de stratigrafi-sche positie en de opvulling zijn de esgreppels in de periode LMEB-NT te dateren en voor de greppel onder de akkerlaag kan de LMEB als een terminus ante quem beschouwd worden.

• Wat is de conserveringsgraad van sporen en verschillende categorieën, inclusief eventueel aanwezig archeobotanisch en zoölogisch materiaal?

De sporen zijn redelijk goed bewaard gebleven. Het aangetroffen aardewerk is in meer of mindere mate verweerd. Archeobotanisch en zoölogisch materiaal is niet aangetroffen.

• Wat is de relatie tussen de vindplaats en het landschap?

Totdat in de vorige eeuw het Bisschoppelijk College werd gebouwd op dit terrein is het terrein in gebruik geweest als akkerland. Bij de bouw van de school is het terrein opgehoogd, wat duidelijk zichtbaar is in het huidige landschap.

Waarschijnlijk ligt het plangebied op de uitloper van de in zuidwestelijke-noordoostelijke richting liggende dekzandzandrug/lage landduin. Meer ten noordoosten van het plangebied ligt een dekzandrug waar een dal doorheen loopt.

• Wanneer is de archeologische site als woonplaats in onbruik geraakt?

Niet van toepassing.

• Hoe is de opbouw van het esdek en wanneer is deze ontstaan?

In het esdek zijn doorgaans drie lagen te onderscheiden (Aa1- t/m Aa3-horizont), waarbij de grens tussen de onderste twee niet altijd even duidelijk zichtbaar is. Deze lagen bestaan uit zwak tot matig humeus, bruingrijs/grijsbruin fijn zand. De onderste laag is iets donkerder dan de laag daarboven. Dit is te verklaren doordat voor de onderste laag bijvoorbeeld ander soort, meer humeuze, plaggen zijn gebruikt. Op basis van vondsten in de onderliggende oude akkerlaag dient de vorming van het esdek na de volle middeleeuwen gedateerd te worden.

• Wat is het leemgehalte van de bodem?

De natuurlijke ondergrond bestaat uit zwak lemig fijn zand.

7.2 Waardering en aanbeveling

Volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie moet een vindplaats op een drietal waarden gewaardeerd worden (zie tabel 1).

Bij een waarderingsscore van 5 of meer op fysieke kwaliteit is een vindplaats behoudenswaardig. Bij een lagere score op deze waarde moet gekeken worden naar de inhoudelijke kwaliteit van deze vindplaats. Wordt een van de criteria voor deze waarde “hoog” gescoord dan is de vindplaats alsnog behoudenswaardig.

De vindplaats bestaat uit enkele off-site sporen, namelijk één greppel en enkele “esgreppeltjes”. De belevingswaarde van een vindplaats valt uiteen in twee criteria: schoonheid en herinneringswaarde. De schoonheid is niet van toepassing aangezien de vindplaats niet meer zichtbaar is in het landschap. Ook de herinneringswaarde kan niet gescoord worden. In de eerste plaats kan de vindplaats niet worden gekoppeld aan een feitelijke historische gebeurtenis.

Daarnaast is ook geen associatie met sagen of legenden waaraan een religieuze betekenis wordt toegekend of die om andere redenen een rol spelen in de beleving van het landschap.

De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt bepaald door de gaafheid en de conservering. De gaafheid van de vindplaats scoort goed. De vindplaats bevindt zich onder een esdek waardoor de sporen goed worden beschermd. De conservering van het vondstmateriaal is redelijk. In de sporen zijn geen vondsten aangetroffen, maar bij de aanleg zijn fragmenten aardewerk verzameld die redelijk goed bewaard zijn gebleven. Organisch materiaal is niet aangetroffen, maar zou in diepere sporen kunnen worden verwacht.

De inhoudelijke kwaliteit wordt bepaald door de zeldzaamheid, de informatie-waarde, de ensemblewaarde en de representativiteit. In eerste instantie wordt naar de eerste drie gekeken. De zeldzaamheid is laag aangezien het niet om een unieke vindplaats gaat. De informatiewaarde is laag. De vindplaats kan eventueel een bijdrage leveren aan de kennis en het ontstaan van esdekken in Zuid-Nederland, maar het proefsleuvenonderzoek heeft geen nieuwe inzichten

opgeleverd. Daardoor is de kans klein dat een definitieve opgraving wel bijdraagt aan de kennis van esdekken. Ook de ensemblewaarde is laag, want hoewel in de regio Weert vaker off-site sporen zoals greppels en dergelijke worden aangetroffen, is uit het plangebied maar één melding bekend (een drenkput voor vee). De representativiteit wordt niet gescoord.

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid Wordt niet gescoord.

Herinneringswaarde Wordt niet gescoord.

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit

Zeldzaamheid 1

Informatiewaarde 1

Ensemblewaarde 1

Representativiteit Wordt niet gescoord.

De vindplaats is op grond van de fysieke kwaliteit als niet behoudenswaardig aangemerkt. Vervolgens is de vindplaats gewaardeerd op de inhoudelijke kwaliteit (de zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde). Dit levert een lage inhoudelijke score van drie op. De vindplaats wordt daarom als niet behoudenswaardig aangemerkt. Wel heeft het onderzoek aangetoond dat in de directe omgeving van het onderzoeksgebied nederzettingssporen uit de periode neolithicum tot volle middeleeuwen te verwachten zijn.

Door BAAC bv wordt daarom geen vervolgonderzoek geadviseerd voor dit deel van het plangebied. Aan dit selectieadvies kan echter geen rechtskracht worden ontleend. Alleen het selectiebesluit dat door de bevoegde overheid op basis van deze rapportage wordt genomen bezit rechtskracht in deze.

Tabel 1 Waarderingstabel voor de vindplaats.

In document Weert Van Horne Kazerne (pagina 23-27)