• No results found

Uit de vergelijking met de ontwikkeling van de N.V. kunnen enkele parallellen gehaald worden wat betreft de erkenning van de entiteit als rechtspersoon. Het gaat dan met name over de discussie vanuit de literatuur en de behoefte vanuit de praktijk om deze vennootschappen te erkennen als rechtspersoon. Het Voorontwerp kent rechtspersoonlijkheid toe aan de personenvennootschap, het is en blijft, voor nu, echter onduidelijk wat deze rechtspersoonlijkheid inhoudt. Het Voorontwerp spreekt alleen over een rechtspersoonlijkheid die beperkter is dan de Boek 2-rechtspersoonlijkheid en dat ‘met name’ goederenrechtelijke zaken beoogd zijn met het toekennen van deze rechtspersoonlijkheid. Doordat er verschillende theorieën over de inhoud van rechtspersoonlijkheid zijn en deze theorieën voor het positieve recht van ondergeschikt belang zijn, is onduidelijk wat de precieze inhoud van rechtspersoonlijkheid van Boek 2 BW is. Er wordt wel door art. 2:5 BW invulling aan de Boek 2-rechtspersoonlijkheid gegeven, maar doordat dit artikel in het Voorontwerp ook van toepassing wordt verklaard op de personenvennootschap is niet duidelijk hoe de twee ‘soorten’ rechtspersoonlijkheid van elkaar verschillen.

De woordkeuze van de wetgever wat betreft de woorden ‘met name’ met betrekking tot het beoogde doel van de rechtspersoonlijkheid, roept ook verwarring op. Kennelijk kan voor de personenvennootschap toch meer beoogd worden dan enkel de goederenrechtelijke aspecten. Het blijft onduidelijk waar de wetgever op doelt met deze woorden. De wetgever stelt wel dat de onderliggende overeenkomst van de personenvennootschap leidend blijft. Dat de rechtspersoonlijkheid van het Voorontwerp beperkter is dan de rechtspersoonlijkheid van Boek 2 BW, zou dus op de contractuele benadering kunnen slaan. Of dit bedoeld wordt met de beperking komt echter ook niet duidelijk uit het Voortonwerp of de concept MvT naar voren. Het lijkt mij echter onwenselijk dat de rechtspersoonlijkheid in de onderliggende overeenkomst van de personenvennootschap beperkt of aangevuld kan worden. Dit zou namelijk betekenen dat er erg veel verschillende vormen van rechtspersoonlijkheid in het rechtsverkeer zouden kunnen verschijnen. Dit komt de rechtszekerheid van derden niet ten goede.

Wat betreft het vennootschappelijk belang van de personenvennootschap, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze het pad van de ontwikkeling van het vennootschappelijk belang van

de N.V. zal volgen. Niet de erkenning van rechtspersoonlijkheid leidde tot het vennootschappelijk belang bij de N.V., maar de verandering van een contractuele zienswijze naar een institutionele zienswijze. De institutionele benadering zal niet op de personenvennootschap van toepassing worden verklaard. De personenvennootschap zou dan niet alleen te veel op de N.V. gaan lijken, maar vanuit de praktijk is er ook een grote behoefte aan een vennootschap met een contractuele basis. Dit contract zorgt voor een makkelijke oprichting en brengt veel lagere kosten met zich mee dan de notariële akte die vereist is voor het oprichten van een N.V. Daarnaast bevestigt de concept MvT de contractuele benadering van de personenvennootschap. Een verandering naar een institutionele benadering voor de personenvennootschap lijkt dus uitgesloten, wat betekent dat ook het vennootschappelijk belang voor de personenvennootschap is uitgesloten. Hierin is dan ook geen parallel te zien met de ontwikkeling van de N.V. De tekst van de concept MvT dient op dit gebied gecorrigeerd te worden.

Op de onderzoeksvraag van dit onderzoek of het toekennen van rechtspersoonlijkheid bij de personenvennootschap ertoe leidt dat het een entiteit wordt met een eigen vennootschappelijk belang, waardoor mogelijk de leerstukken van bestuurdersaansprakelijkheid, zoals bekend uit Boek 2 BW, van overeenkomstige toepassing zijn, kan ik dan ook kort zijn: Nee, het toekennen van rechtspersoonlijkheid leidt er niet toe dat een vennootschap een eigen belang verkrijgt. Daarmee is dan ook uitgesloten dat de leerstukken van bestuurdersaansprakelijkheid, door enkel de toekenning van rechtspersoonlijkheid, overeenkomstig van toepassing zullen zijn op de personenvennootschap.

Literatuurlijst

Boschma & Wezeman 2017

H. Boschma & J.B. Wezeman, ‘De personenvennootschap op weg naar 2020’, Arse Aequi 2017

Van Olffen e.a. 2016

M. Van Olffen e.a., Modernisering personenvennootschappen, Amsterdam 2016 rapport van de Werkgroep Personenvennootschappen

Stokkermans 2019

Chr.M. Stokkermans, ‘Een toekomstgerichte personenvennootschap’, WPNR 2019

Stokkermans 2017

Chr.M. Stokkermans, Sleutels voor personen- vennootschapsrecht (diss. Rotterdam) (IVOR nr. 102), Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Tervoort 2015

A.J.S.M. Tervoort, “Het Nederlandse Personenvennootschapsrecht”, Deventer: Wolters Kluwer 2015

Van Schilfgaarde 2017

P. Van Schilfgaarde, “Van de BV en de NV”, Deventer: Wolters Kluwer 2017

Van Olffen e.a. 2016

M. van Olffen, ‘Naar een nieuwe regeling voor de personenvennootschappen’, Deventer: Wolters Kluwer 2016

De Jongh 2014

M. de Jongh, ‘Tussen societas en universitas, De beursvennootschap en haar aandeelhouders in historisch perspectief’, Kluwer: Deventer 2014

De Jong 2011

B.J. de Jong, ‘Samenwerking in het ondernemingsrecht’, Ondernemingsrecht 2011, aflevering 2/15

Asser/Maeijer & Kroeze 2015

M.J. Kroeze (m.m.v. H. Beckman, M.A. Verbrugh), ’Mr. C. Assers Handleiding tot de

beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 2. Rechtspersonenrecht. Deel I. De rechtspersoon’, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Asser/Van Olffen & Rensen 2019

M. van Olffen & G.J.C. Rensen, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands burgerlijk recht. 2. Rechtspersonenrecht. Deel IIa. NV en BV. Oprichting, vermogen en aandelen, Deventer: Wolters Kluwer 2019.

Schwarz 2018

C.A. Schwarz, Tijdschrift voor vennootschapsrecht, rechtspersonen en ondernemingsbestuur: de impact van het vennootschappelijk belang, deel 1, Uitgeverij Parijs 2018

Huizink 2018

J.B. Huizink, ‘Institutioneel tegenover contractueel’, in: J.B. Huizink (red.), Groene Serie Rechtspersonen, Deventer: Wolters Kluwer.

Van der Heijden & Van der Grinten 1968

E.J.J. van der Heijden & W.C.L. van der Grinten, ‘Handboek voor de naamloze vennootschap’, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1968

Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIb 2019

G. van Solinge & M.P. Nieuwe Weme (m.m.v. mr. drs. R.G.J. Nowak, mr. T. Salemink), Mr.

C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 2.

Rechtspersonenrecht. Deel IIb. NV en BV. Corporate Governance, Deventer: Wolters Kluwer

Van Veen 2017

W.J.M. Van Veen, ‘Het belang van zijn rechtspersoon en zijn raison d’etre’, WPNR 2017/7162

Nijk 2017

R.M. Nijk, ‘Het vennootschappelijk belang, de beschermheer van het nationaal belang?’ MvO 2017/8.3

Raaijmakers 2009

M.J.G.C. Raaijmakers, ‘Vereenvoudiging titel 7.13 BW’, Ondernemingsrecht 2009-19

Blanco Fernandez, 2018

J.M. Blanco Fernandez, ‘De Hoge Raad en de rechtssubjectiviteit van de personenvennootschap’, WPNR 2018/7190

Van Veen 2019

W.J.M. van Veen, ‘P. Scholten: Over rechtspersonen - Het rechtskarakter der vennootschap onder firma.... en andere personenvennootschappen’, WPNR 2019

Van Veen 2017

W.J.M. van Veen, ‘Rechtspersoonlijkheid van de personenvennootschap’, Ondernemingsrecht 2019/107

Timmerman 2019

L. Timmerman ‘Rechtspersoonlijkheid met in beginsel alle gevolgen van dien’, WPNR 2019/7250

Maeijer 1964

J.M.M. Maeijer, ‘Het belangenconflict in de naamloze vennootschap’, oratie 1964

Westenbroek 2016

W.A. Westenbroek, ‘Externe bestuurdersaansprakelijkheid, rechtspersoonlijkheid en toerekening’, Ondernemingsrecht 2016/24

Hamers 2009

J.J.A. Hamers, ’Titel 7.13 BW (vennootschap) en Raaijmakers’ ‘crusade’, Tijdschrift voor ondernemingsbestuur 2009-6.

Kroeze 2019

M.J. Kroeze, ‘De functies van het vennootschappelijk belang’, Rechtsgeleerd Magazijn THEMIS 2019-5

Löwensteyn 1959

F.J.W. Löwensteyn, “Wezen en bevoegdheid van het bestuur van de vereniging en de naamloze vennootschap”, Tjeenk Willink: Zwolle 1959

Jurisprudentie

HR 4 april 2014, NJ 2014/286 m. nt. Van Schilfgaarde (Cancun) HR 13 februari 1942, NJ 1942, 360 (Baus/De Koedoe I).

HR 16 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251

HR 13 juli 2007, NJ 2007/434; JOR 2007/178 (ABN Amro) HR 9 juli 2010, NJ 2010/544; JOR 2010/228 (ASMI)

HR 1 april 1949, NJ 1949, 465 m.nt. PhANH (Doetinchemse IJzergieterij). HR 28 juni 1889, W 5735 (De Beaumont/Tielens)

HR 26 november 1897, W 7047 (Boeschoten/Besier). HR 18 januari 1901, W7553 (De Hoop)

HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649,

Wet van 2 juli 1928, Stb. 216, in art. 37 WvK (oud) Kamerstukken II 2002/03, 28 746

Memorie van Toelichting 2019

Wetsvoorstel “Wet Modernisering Personenvennootschappen”

Wetsvoorstel 2019

GERELATEERDE DOCUMENTEN