• No results found

Het fors verbreden van de bomenrijen en heggen heeft een vrij beperkte toename van het berekende groene karakter tot gevolg; het niet meenemen van bomenrijen en heggen heeft een sterkere afname van het groene karakter tot gevolg. Het effect is het sterkst in Zeeland.

Resultaten test 7

In test 7 worden de verschillen berekend in groen karakter wanneer water niet wordt meegerekend. • Procentueel treedt een afname van het groene karakter op in ca. 9% van Nederland.

• Het aantal gridcellen in klassen 0 en 3 neemt toe, en het aantal gridcellen in vooral de klassen 1 en 4 neemt af. De gridcellen langs natuurlijk ogende wateren (inclusief de zee) hebben in de KELK-versie vooral de waarden 1 en 4, en deze scoren bij het niet meerekenen van water meestal 1 punt lager.

• De door het model berekende gemiddelde score in Nederland voor groen karakter (2.19) neemt met 0.07 af tot 2.12.

• Zoals te verwachten is de invloed van het niet meerekenen van water het minst in de provincie met het minste water: Drenthe, en het meest in de waterrijkste provincie Zuid-Holland.

Conclusie test 7

Het niet meerekenen van water heeft een vrij beperkte afname van het berekende groene karakter tot gevolg.

Uit veel (internationaal) onderzoek blijkt dat water een belangrijke positieve factor is bij de waardering van het landschap. Bij statistische validatie die is gedaan in het kader van het BelevingsGIS is het belang van de aanwezigheid van water als afzonderlijke indicator niet aangetoond. Wel bleek de indicator Natuurlijkheid iets beter te correleren met het oordeel van inwoners over de natuurlijkheid van hun omgeving als water wordt meegerekend (de indicator Groen karakter van KELK-versie 2 wordt nagenoeg op dezelfde wijze berekend als de indicator Natuurlijkheid van het BelevingsGIS).

5

Verificatie en testen software

Bij de ontwikkeling van zowel OSIRIS als KELK 2.0 zijn veel tests uitgevoerd, zowel door software engineers, als door deskundigen op het gebied van de verschillende indicatoren. Daarbij zijn ook fouten gevonden en gecorrigeerd. Net als bij de kalibratie en validatie zijn deze tests niet systematisch uitgevoerd en beschreven. Om toch inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van de scripts en kennismatrices in KELK 2.0 zijn enkele cruciale scripts en matrices gekozen om aan een test te onderwerpen. Dit hoofdstuk beschrijft niet alleen de resultaten van deze tests, maar geeft ook meer achtergronden van het software concept van zowel OSIRIS als KELK.

5.1 Software concept van OSIRIS

Het Kennismodel Effecten Landschap Kwaliteit (KELK) is ontwikkeld binnen de OSIRIS-software. OSIRIS is een generieke modelleeromgeving waarin ruimtelijke data aan ruimtelijke modellen (GIS- functionaliteiten) en kwalitatieve redeneerregels kunnen worden gekoppeld. OSIRIS is ontwikkeld rond 2001 vanuit de behoefte om effecten van ruimtelijke plannen te analyseren: 1) kennis van verschillende disciplines consistent te koppelen/te integreren en; 2) de software tool ontwikkeling- inspanningen die daarvoor nodig zijn te bundelen.

Op basis van bestaande systemen en hun gebruikers, startende projecten en een doorkijk naar verwachtte ontwikkelingen is een algemeen conceptueel raamwerk neergezet bestaande uit: a) scenario’s met een ruimtelijke expliciete strategie (bijv. clustering van functies, of juist een meer diffuse strategie); b) transparante toepassing van vuistregels en; c) de mogelijkheid om vanuit specifieke locaties in modelresultaten het beslispad terug te traceren naar de ‘drivers’ ten einde begrip te verkrijgen, of het scenario en/of ruimtelijke strategie te kunnen verbeteren. Het beslispad wordt hierin bepaald door de causale modelrelaties en de (kwalitatieve) vuistregels (Verweij et al., 2010a).

Bij vertaling van het conceptuele raamwerk naar softwarespecificaties zijn keuzes gemaakt die tot de volgende eigenschappen van OSIRIS hebben geleid:

• Scheiding van software en inhoudelijke kennis – er is geen software ontwikkelingskennis nodig om modellen met OSIRIS te maken: er is volledige vrijheid in het definiëren van scenario’s, ruimtelijke strategieën, vuistregels, het gebruik van bestaande GIS data en relaties tussen data en regels. Daarmee is het modelleren ook de volledige verantwoordelijkheid van de modelleur. De software ontwikkelaar heeft geen enkele invloed op de modeleer keuzes.

• Gebruik van bestaande GIS data en GIS software – voor afbeelden kaarten en ruimtelijke berekeningen zoals map algebra (Burrough en McDonell, 1998).

• Herhaalbaarheid – alle bij elkaar horende scenario’s, kennis, data, meta-informatie is archiveerbaar en uitwisselbaar met anderen.

• Proces keten beheer – rekenoptimalisatie waardoor het systeem alleen dat uitrekent waar om gevraagd wordt en ‘slim’ (tussenliggende) resultaten bewaart en bijhoudt welke berekende modelresultaten moeten worden herberekend als gevolg van model wijzigingen.

• Planbeheer – Het systeem beheert meer plannen en faciliteert vergelijkingen tussen de plannen. • Typologie beheer – (Kwalitatieve) vuistregels maken gebruik van typologieën om (kennis en

causale) relaties vast te leggen. Typologieën zijn gesynchroniseerd tussen de verschillende vuistregels om de regels consistent met elkaar te houden.

OSIRIS is oorspronkelijk voor Nederlandse toepassingen ontwikkeld, maar wordt door een bredere gemeenschap binnen en buiten Europa gebruikt voor ex-ante/ex-post beleidsevaluatie, onderzoek en

5.2 Modelleren met OSIRIS

Een typische modelleer exercitie begint bij het inventariseren van systeemconcepten en het verzamelen van relevante GIS data waarna typologieën en daarvan gebruikmakende vuistregels worden opgesteld. Als laatste worden de systeemconcepten aan de GIS data, vuistregels en ruimtelijke operaties gekoppeld (zie figuur 5.1). In OSIRIS heten systeemconcepten ‘system attributes’ en worden GIS data, vuistregels en ruimtelijke operaties ‘sources’ genoemd. Een source is in staat om een system attribute te kwantificeren/kwalificeren. Zie Verweij (2004) voor een uitgebreide handleiding over het gebruik van OSIRIS.

Figuur 5.1: Vastleggen van causale relaties door system attributes aan sources te koppelen. Zwarte lijnen vertegenwoordigen de kwalificatie/kwantificatie van een system attribute door een source. Grijs gestippelde lijnen vertegenwoordigen een terug referentie van een operatie (vuistregel, of GIS functie) naar een system attribute noodzakelijk voor het uitvoeren van de operatie.

Verschillende ruimtelijke strategieën worden toegepast door een systeem attribuut aan een andere source te koppelen. In figuur 5.1 wordt dit geïllustreerd door de lijn S die in een strategie is gekoppeld aan VegPresent en in een andere strategie aan VegFuture.