• No results found

Nu de resultaten zijn besproken en er antwoord is gegeven op de deelvragen, zal in dit hoofdstuk een link gelegd worden tussen de empirische bevindingen en de theorieën die zijn besproken in hoofdstuk twee van deze scriptie. Vervolgens zal er een antwoord geformuleerd worden op de hoofdvraag Hoe verklaren de deelnemers van ApenkooiGym hun eigen

speelsheid en welke rol speelt sociale acceptatie hierin?

Een veel gehoorde omschrijving van speelsheid onder respondenten komt overeen met wat er in de theorie is beschreven over speels gedrag. Ellis (1973) stelt namelijk dat spelen kan worden gezien als een vorm van gedrag waarin de speler alleen wordt gemotiveerd door het gedrag op zich, er is geen sprake van een eindproduct. Deze

eigenschappen van het gedrag komt in een deel van de interviews duidelijk naar voren. Zo noemt Donna speels gedrag ‘dingen die niet echt hoeven’, Arga benadrukt de ‘doelloosheid’ van het gedrag en Sara is van mening dat speels gedrag ‘niet nuttig’. Luuk is van mening dat speelsheid vooral plezier moet opleveren, het moet leuk zijn en het maakt eigenlijk niet uit wat je doet als het maar positief voelt. Vrijheid is voor hem ook een must wanneer het over speelsheid gaat.

Dat vrijblijvendheid en vrijwilligheid van de gymles een positieve meerwaarde vormt voor een deel van de respondenten, komt overeen met wat Huizinga in 1938 al omschreef als een van de voorwaarden voor spel. Volgens Huizinga is “alle spel bovenal een vrije

handeling. Bevolen spel is geen spel meer” (2010, p. 20). De respondenten noemen deze vrijblijvendheid als groot voordeel van de ApenkooiGym, vergeleken met teamsporten waarbij op vaste tijden en dagen getraind moet worden en waar teamgenoten rekenen op je deelname.

Een groot deel van de respondenten noemt het sociale aspect van de ApenkooiGym een belangrijke reden voor deelname. Deze empirische bevindingen komen overeen met het volgende wat uiteen is gezet in de theorie; “Play is mainly an immature matter; however, in many mammalian species social play continues through adulthood.” (Palagi, p. 70, in Pellegrini, 2011). Uit een ander onderzoek dat is gedaan naar speelsheid en volwassenen is naar voren gekomen dat speelsheid op latere leeftijd positieve invloed heeft op cognitieve, emotionele, sociale en psychologische functies en op algemene ‘healthy aging’(Yarnal, Qian, 2011). De uiteenzettingen vanuit theorie en empirie sluiten hier op elkaar aan.

Een belangrijke opmerking is gemaakt door Michel. Hij legt uit dat hij er pas sinds

een korte tijd achter is dat spelen en ontspannen hele belangrijke zaken zijn in zijn leven, onder andere om al zijn verantwoordelijkheden zoals werk en het opvoeden van zijn kinderen, goed uit te kunnen blijven voeren. Deze mening staat haaks op het idee van Huizinga, dat stamt uit 1938, dat volwassenen niet perse spel en speelsheid nodig hebben in hun leven. Wanneer naar de moderne opvattingen over volwassenen en spelen wordt

gekeken, is duidelijk dat het inzicht van Michel hiermee overeenkomt. Zo komt uit het betoog van wetenschapsjournalist Mieras (2011) over het belang van spelen voor jeugd en

volwassenen, naar voren dat mensen die een speelse levenshouding hebben onder andere vindingrijker, innovatiever, minder angstig en minder snel depressief zijn.

Zoals in het theoretische hoofdstuk van deze scriptie is geschreven, werd bovenstaande uiteenzetting van Huizinga reeds als achterhaald beschouwd binnen deze scriptie. De combinatie tussen modernere opvattingen over volwassenen en speelsheid, welke ook uiteen gezet zijn in het theorie hoofdstuk, en de empirie leidt hier tot een afwijzing van een deel vande ideeën van Huizinga.

In het theoretische deel van deze scriptie is ook het idee van pedagoge en ontwikkelingspsychologe Webster-Strattom uiteen gezet. Volgens haar is het binnen

maatschappijen waar schoolprestaties, werk en inkomen steeds belangrijker worden, zoals de huidige maatschappij anno 2013 in Amsterdam, moeilijk om het idee los te laten dat “spelen tijdverspilling is” (Webster-Strattom, 2007, p. 25). Dit komt overeen met de meningen van een groot deel van de respondenten. Zij ondervinden zelf dat er weinig tijd en ruimte lijkt te zijn voor speelsheid, deels omdat het gedrag op zich doelloos is, anderzijds omdat er veel nadruk ligt op activiteiten die financiële opbrengsten als gevolg hebben in hun volwassen leven. Echter, de respondenten zijn zich er wel van bewust dat ondanks de doelloosheid van speels gedrag, dat zij er persoonlijk veel positieve gevolgen aan ondervinden en ze het daarom belangrijk vinden het te implementeren in hun leven.

Vygotsky (Lee, 2010) heeft het idee dat volwassenen spelen om bepaalde behoeften te bevredigen die in het dagelijks leven niet bevredigd kunnen worden. Uitspraken van de respondenten als “even lekker niet na hoeven denken”, “gedachten even lekker opzij zetten”, “even echt ontsnappen aan de volwassenheid en de verplichtingen om volwassen, serieuze dingen te doen”, sluiten aan bij dit gedachtegoed van Vygotksy.

Na de gemaakte links tussen theorie en empirie wordt nu antwoord gegeven op de hoofdvraag ; Hoe verklaren de deelnemers van ApenkooiGym hun eigen speelsheid en welke rol speelt sociale acceptatie hierin? Uit het gedane onderzoek in Amsterdam onder een aantal van de deelnemers van Apenkooigym blijkt dat het overgrote deel van de respondenten een

duidelijk idee heeft over speelsheid en speels gedrag in het algemeen. Vragen die gingen over hun eigen speelgedrag vonden de respondenten echter soms moeilijk te beantwoorden. Ze moesten duidelijk nadenken over zaken waar zij normaliter niet lang bij stilstaan. De meerderheid van de respondenten concludeert echter wel dat zij zichzelf speels vindt, ondanks dat de ideeën over wat speelsheid precies is onderling van elkaar verschillen.

De respondenten verklaren hun eigen speelsheid op uiteenlopende manieren. Zo hebben de studenten onder de respondenten nog niet zo heel veel verantwoordelijkheden en daardoor veel tijd en ruimte om speelsheid te implementeren in hun dagelijks leven. Daar tegenover staan de respondenten die het dusdanig druk hebben dat zij speelsheid inzetten om al die serieuze taken die zij moeten uitvoeren, aankunnen. Ook wordt er tegenwoordig van mensen verwacht dat ze én hard werken, geld verdienen en carrière maken, én voor hun gezin zorgen, én ze moeten een sociaal leven hebben, én moeten sporten en lol maken. Van

buitenaf wordt speelsheid dus deels op individuen opgelegd volgens een deel van de

respondenten. Hier komt het belang van sociale acceptatie duidelijk naar voren. Zoals in de theorie is beschreven is sociale categorisering een belangrijk mechanisme voor mensen. Het helpt hen om zichzelf en anderen te kunnen placeren in verschillende groepen. Door de druk te voelen om aan alle bovengenoemde zaken te voldoen, zullen mensen zich op zo een manier op te stellen dat zij worden geaccepteerd binnen hun groep. Door de sociale categorisering, de hierbij horende rechten en plichten te vervullen en vervolgens sociale acceptatie te krijgen kunnen mensen deel uit (blijven) maken van hun sociale groep.

Het lijkt alsof sociale acceptatie de mogelijkheden tot spelen kan maken of breken. Sociale acceptatie van de omgeving is voor een groot deel van de respondenten de grootse voorwaarde en doorslaggevende factor in het wel of niet kunnen en mogen vertonen van speels gedrag.

GERELATEERDE DOCUMENTEN