• No results found

De eerste deelvraag was de volgende: In welke mate hebben ouderejaars studenten aan de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam een linkser cultureel gedachtengoed in vergelijking met eerstejaars studenten en hoe verschillen zij hierin van studenten aan de faculteit Economie & Bedrijfskunde?

Het antwoord op deze vraag is niet geheel eenduidig. Het culturele gedachtengoed is opgedeeld in attitudes over subsidies en attitudes over immigranten. Voor beide

dimensies blijkt dat ouderejaars studenten niet linkser zijn dan eerstejaars studenten maar tussen de faculteiten zijn er wel verschillen. Met betrekking tot subsidies hebben

studenten aan de faculteit E&B gemiddeld een rechtsere attitude, zij scoren op een schaal van 1 tot 10 gemiddeld 0.535 punten rechtser. Met betrekking tot immigranten blijkt er geen verschil in attitude te zijn tussen de faculteiten.

Interessant is dat er geen sprake is van een significant interactie-effect tussen het aantal studiejaren en de faculteit waaraan men studeert maar dat wel blijkt dat

ouderejaars studenten aan de E&B faculteit negatiever (rechtser) staan tegenover subsidies.

De tweede deelvraag luidde: In welke mate hebben ouderejaars studenten aan de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam een linkser sociaal-economisch gedachtengoed in vergelijking met eerstejaars studenten en hoe verschillen zij hierin van studenten aan de faculteit Economie & Bedrijfskunde?

Het antwoord op deze vraag is dat er geen verschil is tussen de sociaal-

economische attitudes van eerstejaars en ouderejaars studenten bij beide faculteiten. Wel blijkt er een interactie-effect te zijn, het effect van het aantal studiejaren op sociaal-

constatering dat er tussen de eerste jaarlagen van beide faculteiten geen verschil bestaat terwijl de ouderejaars aan de E&B faculteit wel significant rechtser zijn dan de ouderejaars aan de FMG.

De derde deelvraag ging over mogelijke verklaringen wat betreft het verschil in politieke attitudes en luidde als volgt: In welke mate kunnen negatieve reacties op het uiten van politieke attitudes, de politieke attitudes van de leeromgeving en de mate waarin tijdens de studie aandacht is voor economische- en maatschappelijke vraagstukken eventuele

verschillen in de politieke oriëntatie van eerstejaars- en ouderejaars studenten aan de FMG en faculteit E&B verklaren? Het antwoord op deze vraag is meerledig. Allereerst blijkt dat studenten aan de E&B faculteit hun leeromgeving veel rechtser ervaren. Ook blijkt dat sociaal-maatschappelijke vraagstukken aan de FMG veel vaker behandeld worden. De behandeling van economische vraagstukken daarentegen, verschilt niet tussen de jaarlagen noch tussen de faculteiten. Ook de negatieve reacties die men in de leeromgeving ervaart, verschillen niet tussen de jaarlagen of de beide faculteiten.

Uit verdere testen bleek dat het effect van het aantal studiejaren op de zelfplaatsing binnen het politieke spectrum niet serieus afnam nadat deze verklaringen werden

meegenomen in de regressies. Dit betekent dat de onderzochte mogelijke verklaringen geen verklaringen blijken te zijn. Zij zeggen niets over de gevonden verschillen in politieke oriëntatie tussen eerstejaars en ouderejaars studenten.

Op basis van de hiervoor behandelde conclusies op de deelvragen kan een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek: In hoeverre hebben ouderejaars studenten aan de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam een meer linkse politieke oriëntatie in vergelijking met eerstejaars

studenten en hoe verschillen zij hierin vergeleken met studenten aan de faculteit Economie & Bedrijfskunde? In dit onderzoek is duidelijk aangetoond dat ouderejaars studenten aan de FMG niet linkser zijn dan eerstejaars studenten, niet op sociaal- economisch en niet op cultureel gebied.

Ook is duidelijk geworden dat het effect van het aantal studiejaren op de politieke oriëntatie van studenten verschilt tussen de beide faculteiten. Het niet linkser zijn van ouderejaars is bij de E&B faculteit nog veel minder het geval dan bij de FMG. Sterker nog, deze ouderejaars bij E&B zijn op sociaal-economisch vlak en in hun attitudes ten opzichte van subsidies beduidend rechtser dan eerstejaars studenten aan de E&B faculteit.

6.2 Discussie

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Allereerst kan gesteld worden dat er slechts van verschillen en verbanden gesproken kan worden en dat er geen conclusies getrokken kunnen worden over causale verbanden. Het zou immers kunnen dat iemand aan de E&B faculteit studeert omdat hij rechtse denkbeelden heeft, of omgekeerd, dat iemand rechtse denkbeelden heeft omdat hij aan aan de E&B faculteit studeert. Het is niet zonder meer duidelijk wat de oorzaak is en wat het gevolg.

Tevens zou het kunnen dat respondenten enkele vragen niet naar waarheid hebben durven invullen omdat politieke voorkeur niet voor iedereen iets is waar open over

gesproken wordt. Wellicht wordt de mening over sommige stellingen liever privé gehouden.

Verder is het belangrijk te beseffen dat de respondenten niet a-select uit de onderzoekspopulatie zijn getrokken en dat er daarom eventueel sprake kan zijn van overrepresentatie van bepaalde groepen binnen deze populatie. Zo zijn de enquetes voor de eerste- en tweedejaars studenten uitgedeeld onder studenten die toevallig bij dezelfde colleges aanwezig waren, terwijl de enquetes voor de derdejaars studenten van de FMG allen zijn afgenomen via convenience sampling onder vrienden en bekenden, via onder andere Facebook en e-mail. Dit zou kunnen betekenen dat de jongerejaars studenten een betere afspiegeling zijn van de onderzoekspopulatie dan de ouderejaars, bijvoorbeeld omdat mijn vrienden en bekenden wellicht meer mijn eigen politieke overtuigingen delen en deze dus over-gerepresenteerd zijn in de data.

Doordat bijna alle respondenten van de FMG van de studie Algemene Sociale Wetenschappen zijn en de meeste respondenten van E&B van de studie Economie & Bedrijfskunde, zijn de respondenten ook binnen de faculteiten geen goede afspiegeling van de onderzoekspopulatie. Dit betekent dat de mogelijkheid bestaat dat de resultaten om deze reden misschien wel een beter beeld geven van deze twee studies dan van de twee faculteiten. De resultaten kunnen verder ook niet gegeneraliseerd worden naar andere dezelfde faculteiten aan andere universiteiten en zeggen slechts wat over de UvA.

Ondanks dat deze beperkingen in ogenschouw moeten worden genomen bij het wegen van de resultaten van dit onderzoek, kan wel worden gesteld dat deze thesis een significante bijdrage vormt voor de bestaande literatuur en een aanvulling vormt op

voorgaand onderzoek. Zo was het nog niet duidelijk dat de verschillen in politieke attitudes tussen de een sociaal-maatschappelijke faculteit en een economische faculteit zo

aanwezig waren. Tevens is een zeer opvallende conclusie dat het juist de ouderejaars studenten aan de E&B faculteit zijn die rechtser zijn dan de eerstejaars, terwijl er bij de

FMG geen verschil is. Een belangrijke conclusie is dan ook dat de resultaten van dit onderzoek de berichten uit de media dat er op de Universiteit van Amsterdam sprake is van een zogenaamde ‘linkse indoctrinatie’ tegenspreken. Ook klopt het niet dat er, zoals de VVD dat stelde ‘te weinig politieke diversiteit’ is, waarbij gedoeld werd op een

overheersend links gedachtengoed. Die diversiteit is er tussen de faculteiten in ieder geval wel degelijk.

In de toekomst zou het interessant zijn om deze opvallende bevindingen verder te onderzoeken met een kwalitatieve methode. Zo kunnen er wellicht diepte-interviews gehouden worden om op die manier andere verklaringen te vinden voor de verschillen in politieke attitude die nu in dit onderzoek niet zijn meegenomen. Interessant is het dan ook om te kijken of ouderejaars studenten eventueel aangeven dat hun politieke attitudes veranderen tijdens, en wellicht door, hun studie. Op die manier zou er misschien meer duidelijk worden over een eventueel causaal verband.

6.3 Evaluatie

Terugkijkend op het onderzoeksproces en het schrijven van deze scriptie kan ik stellen dat ik een aantal dingen heb onderschat of anders had moeten aanpakken. Ten eerste blijken de voorbereidende vakken die kwantitatief onderzoek en SPSS behandelden geen

voldoende basis voor een goede kennis van de statistiek. Tijdens het onderzoeksproces heb ik veel meer tijd en moeite dan ik had verwacht moeten stoppen in het begrijpen en uitzoeken van SPSS. Hierdoor heb ik ook veel dingen volledig verkeerd gedaan die daarna opnieuw moesten. Tevens had ik eerder moeten beseffen dat de vragenlijst voor de enquete meer gebaseerd had moeten zijn op de operationarisatie van bestaande theorie. Ik heb te veel en te lang zelf diverse vragen opgesteld waarvan ik dacht dat ze relevant waren. Dit heeft het begin mijn onderzoeksproces behoorlijk gestagneerd omdat ik niet goed doorhad hoe ik de concepten nu precies kon meten. Iets minder eigenwijs zijn en wat sneller handelen naar de gekregen feedback was beter geweest.

Het verzamelen van de data heb ik in het begin wat onderschat. Ik had verwacht dat zowel uit het uitdelen als het laten invullen van de enquetes vrij vlot zou verlopen. Dit bleek wat langer te duren waardoor ik wat in tijdsnood leek te komen. Gelukkig bleek al snel dat wanneer de data allemaal verzameld was en ik wist wat ik moest doen, een en ander alsnog allemaal vrij snel ging.

Wat ik tijdens het onderzoeksproces vooral geleerd heb, is dat iets er vooraf als een onoverkomelijke opgave kan uitzien omdat het moeilijk is te zien waar je moet beginnen. Zodra ik echter daadwerkelijk een begin maak met schrijven, of verschillende toetsen in

SPSS gewoon een aantal keer probeer, worden de volgende stappen al snel

overzichtelijk. Waar het dus vooral op neer komt, is minder nadenken over wat te doen maar gewoon beginnen en gedurende het werken steeds dingen blijven aanpassen. Dan gaat het allemaal een stuk beter.

7. Literatuurlijst

Astin, A. W. (1977). Four Critical Years. Effects of College on Beliefs, Attitudes, and Knowledge.

Bebermeier, S., Echterhoff, G., Bohner, G., & Hellmann, J. H. (2015). The generalization of shared reality: When communication about one target shapes evaluations of other targets.

European Journal of Social Psychology, 45(5), 623-640.

Bobo, L., & Licari, F. C. (1989). Education and political tolerance testing the effects of cognitive sophistication and target group affect. Public Opinion Quarterly, 53(3), 285-308.

Cialdini, R. B. (1987). Influence (Vol. 3). A. Michel.

Cialdini, R. (2016). Pre-Suasion: A Revolutionary Way to Influence and Persuade. Simon and Schuster.

Coleman, J. S (1994). Foundations of social theory. Harvard university press.

Driesens, K. (1994). Armoede en sociale netwerken. Kleine opvangnetten met grote gaten of minder draagkracht. Vrancken, J., Geldof, D., van Mexel, G., Armoede en sociale

uitsluiting. Jaarboek.

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human relations, 7(2), 117-140.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Hendriks, F. (2009). Democratic reform between the extreme makeover and the reinvention of tradition: the case of the Netherlands. Democratization, 16(2), 243-268.

Higgins, E. T., & Rholes, W. S. (1978). “Saying is believing”: Effects of message modification on memory and liking for the person described. Journal of Experimental

Kroesen, J., Kuiper, Y., & Nanninga, P. (2010). Religie en cultuur in hedendaags

Nederland: observaties en interpretaties. J. E. Kroesen (Ed.). Uitgeverij Van Gorcum.

Lancee, B., & Sarrasin, O. (2015). Educated preferences or selection effects? A longitudinal analysis of the impact of educational attainment on attitudes towards immigrants. European Sociological Review, 31(4), 490-501.

Lukianoff, G., & Haidt, J. (2015). The coddling of the American mind. The Atlantic, 1, 09-15.

Mariani, M. D., & Hewitt, G. J. (2008). Indoctrination U.? Faculty ideology and changes in student political orientation. PS: Political Science & Politics, 41(04), 773-783.

McClosky, H. (1964). Consensus and ideology in American politics. American Political

Science Review, 58(02), 361-382.

Newcomb, T. M. (1973). The impact of college on students. Transaction Publishers.

Newton, B. T. (1989). Democratic aims of education revisited. Education, 110(1).

Sue, D. W. (Ed.). (2010). Microaggressions and marginality: Manifestation, dynamics, and

impact. John Wiley & Sons.

Thys, R. (2001). Een nieuw spoor? Netwerken en armoedebestrijding. Tijdschrift voor Welzijnswerk, 25, 20-29.

Werfhorst, van der, H. (2017, 10 februari). ‘Zijn wetenschappers links.’ Stuk Rood Vlees. Geraadpleegd van http://stukroodvlees.nl/zijn-wetenschappers-links/

8. Appendix

Onderzoeksinstrument

Beste respondent, bedankt dat u de tijd neemt om deze enquête in te vullen. Ik ben student Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en deze enquête is een onderdeel van mijn bachelorscriptie. Deze enquête gaat over politieke voorkeuren en over reacties op het uiten van politieke voorkeuren. Er wordt vertrouwelijk met uw gegevens omgegaan en deze worden niet aan derden verstrekt. Wanneer u achteraf spijt heeft van uw deelname aan het onderzoek dan kunt u mij altijd bereiken via

jacco.hester@student.uva.nl en dan wordt uw enquête vernietigd. Ook voor andere vragen over dit onderzoek kunt u mij mailen. Het staat u ook te allen tijde vrij om te stoppen met deze enquête of vragen niet in te vullen. Het invullen neemt ongeveer 5 minuten in beslag. Veel succes.

Algemene informatie

Ik ben een: 0 man 0 vrouw 0 anders Ik ben …….. jaar oud.

Ik volg de studie ………

Bij welke faculteit hoort uw studie ………? Ik zit in jaar ……… van mijn studie.

Ik heb bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen gestemd op:

( )VVD ( )PVV ( )CDA ( )D66 ( )GroenLinks ( )SP ( )PVDA ( )ChristenUnie ( )Partij voor de Dieren ( )50+ ( )SGP ( )DENK ( )FvD ( )Anders, namelijk:……… In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zichzelf op deze schaal plaatsen, waarbij 1 links betekent, en 10 rechts?

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Politieke attitude

Geeft u bij de volgende stellingen aan in welke mate u het met de stelling eens bent, waarbij 1 staat voor volledig mee oneens en 10 staat voor volledig eens.

Mensen moeten meer verantwoordelijkheid nemen om voor zichzelf te zorgen. 1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet meer verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat iedereen krijgt wat hij nodig heeft.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat, en niet de markt, moet de gezondheidszorg in Nederland reguleren. 1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet verantwoordelijk zijn voor gelijke onderwijskansen voor iedereen.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat, en niet de markt, moet verantwoordelijk zijn voor het terugdringen van de werkloosheid.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet meer maatregelen nemen om de sociale zekerheid te verbeteren.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Een grote verzorgingsstaat is belangrijk. 1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet de staatsschuld zoveel mogelijk onder controle houden.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet zich strikt aan de overheidsbudgetten houden.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet zich zo weinig mogelijk met de marktwerking bemoeien.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet meer dereguleren.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

De staat moet zo weinig mogelijk aan protectionisme doen.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet meer Europese integratie komen.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet meer geld naar culturele projecten.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet meer geld naar onderwijs.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet meer geld naar wetenschappelijk onderzoek.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet streng geselecteerd worden welke immigranten in Nederland mogen blijven.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Er moet een maximum zitten aan het aantal immigranten dat in Nederland mag blijven.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Immigranten moeten zich aanpassen aan Nederland en niet andersom.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Immigranten die een misdaad begaan, moeten direct worden uitgezet naar hun land van herkomst.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Sociale interactie met betrekking tot politieke attitudes

Geeft u bij de volgende stellingen aan in welke mate u het met de stelling eens bent, waarbij 1 staat voor volledig mee oneens en 10 staat voor volledig eens.

Mijn medestudenten hebben dezelfde politieke attitudes als ikzelf.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Mijn medestudenten hebben, onlangs of in het verleden, weleens beledigd gereageerd wanneer ik mijn politieke attitudes uitte.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Mijn medestudenten hebben, onlangs of in het verleden, weleens vijandig gereageerd wanneer ik mijn politieke attitudes uitte.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Ik heb tijdens de werkgroepen weleens niet voor mijn politieke attitudes uit durven komen.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Tijdens mijn studie heb ik meegemaakt dat mensen negatief reageerden op linkse politieke attitudes.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Tijdens mijn studie heb ik meegemaakt dat mensen negatief reageerden op rechtse politieke attitudes.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Tijdens mijn studie heb ik mijn politieke uitingen weleens aangepast aan mijn medestudenten.

1 — 2 — 3 — 4 — 5 — 6 — 7 — 8 — 9 — 10

Als 1 staat voor een linkse politieke oriëntatie en 10 staat voor een rechtse politieke oriëntatie, geef ik de docenten tijdens mijn studie het volgende cijfer: ……

Als 1 staat voor een linkse politieke oriëntatie en 10 staat voor een rechtse politieke oriëntatie, geef ik de lesstof tijdens mijn studie het volgende cijfer: ……

Onderwerpen tijdens studie

Kruist u bij de volgende stellingen aan in welke mate u het met de stelling eens bent.

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Europese integratie” aan bod gekomen.

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Financiële crisis” aan bod gekomen.

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Oorlog in Syrië” aan bod gekomen.

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Israël-Palestina conflict” aan bod gekomen. ( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Klimaatproblematiek” aan bod gekomen.

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Inkomensongelijkheid” aan bod gekomen. ( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

Tijdens mijn studie is het onderwerp “Migratie” aan bod gekomen.

( )Volledig mee oneens ( )Oneens ( )Neutraal ( )Eens ( )Volledig mee eens

GERELATEERDE DOCUMENTEN