• No results found

In dit hoofdstuk zal met behulp van theoretische concepten de onderzoeksvraag beantwoord worden. Voorafgaand worden de belangrijkste theoretische concepten herhaald en zal er een samenvattend overzicht gegeven worden van de antwoorden op de deelvragen.

Theoretische concepten

In eerste instantie is er vanuit gegaan dat de overheid invloed heeft op de moraal over zorg die uitgedragen wordt door burgers. De overheid bepaalt in die zin hoe wij denken over kwesties rondom zorg en hoe wij tegenover het nieuwe zorgplan staan. Tonkens (2012) heeft het in haar reflectie op Arlie Hochschild over het bestaan van vier

burgerschap-regimes. Net als ideologieën hebben burgerschap-regimes allerlei waarden

en normen. Elk regime heeft zijn eigen ‘‘framing en feeling rules’’. Deze bepalen in elk regime wat je wel en niet zou moeten voelen in een bepaalde situatie (Tonkens 2012). De sociale structuur dwingt een bepaalde emotie af, maar men dwingt zichzelf deze ook te voelen. Dit wordt ook wel emotiewerk genoemd (Hochschild 1979). Het nieuwe zorgplan dat door de overheid gepresenteerd wordt heeft veel overeenkomsten met het

active-citizenship regime. In dit regime moeten burgers zelf voor zorg zorgen.

Persoonlijke netwerken worden gecombineerd met professionals. De framing en feeling rules die hier spelen hebben de nadruk op het feit dat men voor zichzelf moet zorgen en niet afhankelijk zijn moet zijn van de staat (Tonkens 2012). Ook in Nederland wordt nu benadrukt dat door de stijgende kosten voor de zorg men een solidaire en zelfredzame burger zou moeten worden die aanspraak maakt voor hulp bij zijn persoonlijke netwerk. Professionele hulp wordt alleen in noodsituaties verleend en afhankelijkheid van de overheid wordt hiermee minder groot. Dit is echter niet het regime dat de afgelopen decennia heeft geregeerd in Nederland. Dit is het welfare-recipiënt regime. Hierin wordt de zorg uitbesteed en aan professionals over gelaten. De vraag is of de ervaringen rondom zorg van de jongere mantelzorgers overeenkomen hebben met een bepaald regime en welke framing en feeling rules bij deze groep aanwezig zijn.

49

Deelvragen

Bij de eerste deelvraag waarin de aandacht gelegd werd op de hoeveelheid zorg en de impact op het leven werd een duidelijk verschil zichtbaar tussen de groep waarbij de zorg van kindsbeen aanwezig is en de groep waarbij de zorg later in het leven

noodzakelijk werd. Bij de groep mantelzorgers waarbij de zorg later in het leven is gekomen waren framing en feeling rules van een welfare-recipiënt regime zichtbaar. Deze mantelzorgers beschreven het als een grote impact en schoven zorgtaken ook vaker af op professionals vanwege het ruimtegebrek in hun eigen leven. De

mantelzorgers waarbij zorg vanaf vroegere leeftijden een deel van hun leven is

beschreven het niet als een zeer grote impact en hadden ook niet het idee dat ze dingen hebben moeten opgeven. De zorg is bij hen gesocialiseerd. De framing en feeling rule dat zorgen voor een gezinslid een normale activiteit is was hier zichtbaar. Mocht de feeling rule niet meer overeenkomen met de framing rule, werd er (wellicht) emotiewerk zichtbaar.

De tweede deelvraag ging in op de reden om voor iemand te zorgen. Er kwam voornamelijk naar voren dat (bijna) alle respondenten het familieargument opnoemden. Dit is wellicht een logische reden voor de respondenten waarbij zorg al het gehele leven aanwezig is en de zorgbehoevende thuis woont. Dit vanwege de socialisatie van de zorg. Het opvallende was echter dat ook de respondenten waarbij de zorg later in het leven noodzakelijk was dit opnoemden als reden voor zorg. Dit kan misschien komen door een historische framing rule waarbij zorg voor familie als normaal wordt beschouwd en waarbij er een schuldgevoel optreed wanneer dit niet zou gebeuren (de feeling rule).

De derde deelvraag was geconcentreerd op de relatie tussen de mantelzorger en de zorgbehoevende. Hierin gaven alle respondenten in eerste instantie een positief gevolg voor de relatie aan (op twee na). De relatie was sterker dan met een ander familielid of vriend het geval zou zijn. Na deze positieve gevolgen voor de relatie kon iedereen uiteindelijk ook een minder leuk gevolg geven zoals intensere ruzies of karakterveranderingen. De respondenten die niet van kindsbeen zorg verlenen gaven wel gemakkelijker minder leuke gevolgen voor de relatie aan. Wellicht vanwege de botsende feeling rule vanuit het oude zorgregime.

De vierde deelvraag beschrijft de positieve en negatieve gevoelens die de

mantelzorgers ervaren tijdens of als gevolg van het zorgen. Er kwam naar voren dat met name de groep mantelzorgers waarbij de zorg later in het leven genoodzaakt werd

50

bewuster negatieve emoties ervoeren en hier (zonder schaamte gevoelens) gemakkelijk voor uit kwamen. Dit wellicht vanwege het aanwezige oude zorgregime. De andere groep ervoer (na flink doorvragen) ook wel negatieve gevolgen, maar deze werden anders/verzachtender omschreven. Dit kan het geval zijn vanwege de socialisatie en de positieve emotie rondom zorg die in het gezin heerst. Het is wellicht zo dat ze zorg niet als iets negatiefs zien en het daarom ook moeilijk vinden om daar iets over te zeggen.

De vijfde deelvraag was gericht op mogelijk (nog) meer zorg in de toekomst. In eerste instantie zouden elf van de vijftien mantelzorgers extra zorg willen verlenen mocht dit noodzakelijk zijn. De overige vier mantelzorgers zouden op hulp van buitenaf (familie of professionals) rekenen. Toch kwam uiteindelijk naar voren dat er acht mantelzorgers waren die geen extra zorg wilden verlenen of geen extra zorg konden verlenen. Het was niet hun taak, of ze konden het niet in hun werkende of studerende leven passen. Tekenen van het oude zorg-regime komen hier wellicht naar boven

aangezien dit regime zorg uitbesteed en veel ruimte over laat om (fulltime) te werken of te studeren. Dit is echter een speculatieve uitspraak omdat er geen duidelijk verschil aanwezig was tussen de twee verschillende groepen mantelzorgers.

In de zesde deelvraag werd duidelijk hoe ver de loyaliteit wat betreft zorg gaat voor alle respondenten. In eerste instantie gaf iedereen aan het normaal te vinden om voor een gezinslid te zorgen. Daarna werd echter duidelijk dat er een band aanwezig moet zijn (op de twee respondenten na die uit culturele overwegingen voor familie zorgden) als voorwaarde tot zorg. De loyaliteit die gewenst is in het active-citizenship regime lijkt hierbij aanwezig. Er was geen verschil te ontdekken tussen de twee verschillende groepen. Toch blijft de mening rondom het zorgen voor iemand anders dan een gezinslid of familielid speculatief omdat slechts één respondent hier ervaring mee had.

De laatste deelvraag heeft betrekking op de mening van de mantelzorgers over het nieuwe zorgplan van de overheid. Hier werd duidelijk dat (op twee respondenten na) niemand het eens was met deze nieuwe plannen op de manier zoals ze nu

uitgevoerd worden. Na veel negatieve reacties waar gewezen werd op het feit dat de overheid moreel gezien geen zorg naar elkaar kan verplichten, werden de respondenten uiteindelijk wat milder maar hadden ze wel kritiek op de uitvoering van het zorgplan. Het is moreel gezien geen verkeerd plan, maar in combinatie met veel werken en verplicht studeren zien de respondenten knelpunten. Dit was echter een verrassende

51

uitkomst aangezien de feeling-rules voor het active-citizenship regime bij veel deelvragen naar voren kwamen. Echter, bij het veel kunnen zorgen en bij het moreel verplichten tot zorg ligt het probleem. Niet iedereen is mentaal gezien in staat om zorg te verlenen en daarnaast spelen factoren als veel tijd voor werken en studeren uit het oude welfare-recipiënt regime nog mee.

Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag was als volgt:

Hoe ervaren mantelzorgers tussen 18 en 34 jaar de zorg die zij verlenen en aan welke

framing en feeling rules zijn deze ervaringen te relateren?

Wat uiteindelijk te zien is, is een mengelmoes van het oude zorgregime, waarin zorg uitbesteden als een recht wordt gezien, en het nieuwe zorgregime waarin zorg voor elkaar een normaal principe is (Tonkens 2012). De framing en feeling rules van het nieuwe zorgregime zijn ten eerste terug te zien in de reden tot zorgen. De meeste respondenten wilden voor hun gezinslid zorgen omdat ze dit nu eenmaal normaal vinden. Ook de respondent die voor een vriend zorgde zei dit normaal te vinden, naast het zorgen voor zijn vriend. Men zou zich zelfs schuldig voelen wanneer ze dit niet zouden doen. Dit kan echter met een historische framing rule te maken hebben waarin zorg voor familie logisch is. Toch kwam in de wil tot extra zorg ook naar voren dat veel respondenten graag extra willen zorgen mocht dit noodzakelijk zijn. Uiteindelijk werd bij de vraag naar loyaliteit duidelijk dat de meeste respondenten een band met iemand noodzakelijk vinden voor er zorg verleend wordt. Deze vorm van loyaliteit is ook terug te vinden in het nieuwe zorgregime, waarin men hulp moet vragen uit het persoonlijke netwerk.

Toch bleken er ook framing en feeling rules van het oude zorg regime aanwezig te zijn. Deze bleken vaak bij de groep mantelzorgers aanwezig te waarbij de zorg later in het leven is gekomen. De groep ervoer de mantelzorg als een grotere impact op het leven en ondervonden sneller relatieproblemen. Daarnaast gaven deze respondenten meer negatieve gevoelens rondom het zorgen aan en ervoeren deze ook bewuster. Uiteindelijk zeiden bijna alle respondenten aan het niet eens te zijn met het nieuwe zorgplan van de overheid. Ze zagen veelal problemen in de zin van het combineren van zorg en werk of opleiding. In het oude zorgregime was veel ruimte over voor een fulltime baan of een

52

voltijd studie. Dit vanwege het feit dat de zorg uitbesteed werd. Dat dit nog steeds belangrijk wordt gevonden geeft aan dat de framing en feeling rules van het oude zorgregime wellicht nog aanwezig zijn.

Het nieuwe zorgplan geeft geen duidelijke verzachtende maatregelen rondom werk en/of opleiding en mentale ondersteuning. Het vele werken/studeren dat in het welfare-recipiënt regime mogelijk is, is in dit nieuwe plan nog steeds van toepassing. Er wordt een combinatie van beide zorgregimes verwacht. Het aanpassen van de framing en feeling rules van het oude zorgregime naar het nieuwe zorgregime kan dus lastig zijn wanneer er enkele speerpunten uit het oude regime behouden blijven. De problemen rondom deze combinatie van beide zorgregimes kwam ook naar voren in het SCP rapport van De Boer en Josten (2015). De vraag in dit rapport was of deze twee

beleidsstructuren samensmelten en meer sociale cohesie creëren of juist botsen omdat ze beide tijd opeisen van burgers. Er wordt geconcludeerd dat werkenden in staat zijn naast hun werk ‘lichte’ en kortdurende mantelzorg te verlenen. Echter, wanneer de zorg intensief is, doen werkenden dit vaak niet wanneer ze zelf ook al veel werken. Alleen mensen die minder werken nemen deze intensieve zorg op zich. De fulltimers ervoeren fysieke en mentale klachten en hebben meer dagen verzuim per jaar wanneer ze

mantelzorg verleenden naast hun werk (De Boer & Josten 2015). Werk en mantelzorg gaat dus wel samen, maar beide in een gematigde verhouding.

Toch hoopt de overheid dit wellicht te bereiken, net zoals in Muehlebach (2012) beschreven is. De overheid zal proberen empathie, solidariteit en medelijden op te wekken en men te laten denken dat dit een eigen emotie is. Dit terwijl de voorzieningen van de verzorgingsstaat uitgehold worden (De Wilde 2013). Op de zorg wordt bezuinigd en Nederland is gedwongen hier in mee te veranderen. Toch wordt met verschillende reclames als ‘‘Nederland verandert en de zorg verandert mee’’ gepretendeerd dat wij deze verandering fijn vinden en het niet als last ervaren om voor elkaar te zorgen. Er wordt op deze manier dus ingespeeld op ons geweten en onze morele waarden als burger. Muehlebach (2012) spreekt hierbij van ‘ethisch burgerschap’. Burgers krijgen bepaalde gevoelsregels aangeleerd (Hochschild 2003). Marinetto (2003) noemt dit

governmentality. Governmentality is een manier waarop overheden proberen om de

burger het meest geschikt te krijgen om het beleid die regeringen produceren te vervullen (Marinetto 2003).

53

andere, waarbij enkele waarden van het oudere regime behouden blijven) ook wel als de Third Way. Het actieve burgerschap is hierin het ethische uitgangspunt. De Third Way staat synoniem voor het combineren van een rechts en links beleid. Hierin wordt het marktdenken vooropgesteld, maar voor sociale ontwikkelingen worden gestimuleerd (Rose 2000). De combinatie van een links en rechts beleid wordt duidelijk wanneer gevraagd wordt naar mogelijke (genoodzaakte) extra zorg in de toekomst. Er wordt aangegeven dat dit soms niet lukt in combinatie met werk en opleiding, die ook belangrijk zijn.

54

7. Discussie

In dit hoofdstuk worden de interpretaties van de resultaten, de beperkingen hiervan en eventuele aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken.

Met dit onderzoek werd getracht aan te tonen welke ervaringen jonge mantelzorgers hebben rondom zorg en met welke framing en feeling rules deze ervaringen

overeenkomen. Daarnaast werd onderzocht of deze framing en feeling rules correspondeerden met het oude zorgregime of met het nieuwe zorgregime. Het

onderzoeken van de framing en feeling rules is in dit onderzoek goed gelukt. Echter, het verbinden van deze framing en feeling rules aan een bepaald zorgregime kon niet voor alle respondenten gedaan worden. Dit probleem kwam naar voren tijdens het

beschrijven van de validiteit in het hoofdstuk methodologie. Enkele respondenten zijn niet representatief. Dit zijn de respondenten die het gehele leven al zorgen voor een gezinslid. De zorg is een onderdeel van het leven en is waarschijnlijk gesocialiseerd. Deze respondenten weten niet beter dan dat ze dit doen en zijn daarom minder beïnvloedbaar door welk zorgregime dan ook. Ik heb dit echter proberen op te lossen door een constante vergelijking te maken met de groep respondenten die later in het leven te maken heeft gekregen met zorg. Deze groep is meer beïnvloedbaar door een zorgregime. Op die manier kon worden ontdekt of de framing en feeling rules

overeenkwamen of niet. Daarnaast is het zo dat ik (op één respondent na) alleen maar mantelzorgers heb geïnterviewd die zorgen voor een gezinslid mogelijk problematisch. Ik heb aangegeven dat ik ook naar mogelijke zorg voor vrienden en kennissen vraag, maar deze antwoorden zijn natuurlijk speculatief. Het feit dat respondenten aangaven hier wel voor open te staan is dus alleen gebaseerd op een scenario. Dit houdt in dat de interne validiteit minder sterk wordt.

Uiteindelijk betekent dit dat de interpretatie van mijn resultaten grotendeels afhangt van de groep respondenten die later in het leven met zorg te maken hebben gekregen. Dit is een groep van zeven respondenten en de groep wordt hiermee erg klein. De uitgeschreven interviews zijn echter wel rijk aan data en dit onderzoek kan daarom veel zeggen over een kleine groep jonge mantelzorgers.

55

Enkele beperkingen aan mijn onderzoek zijn als volgt. Ten eerste het feit dat ik als interviewer het onderzoeksinstrument ben. Sociologen zijn onderdeel van het

bestudeerde object. Dit houdt in dat een onderzoeker nooit onbevooroordeeld te werk zal kunnen gaan (Kwa 2009). Als interviewer ben ik intensief betrokken bij het

verzamelen van data. In principe heeft de respondent in mijn interview de macht. Ik vraag emoties die zij voelen in een bepaalde context die aan hun toebehoord. Ik als onderzoeker zal deze context nooit volledig begrijpen. Dit betekend dat resultaten nooit werkelijk hard gemaakt kunnen worden in mijn onderzoek. Ik biedt slechts een

voorspelling van gevoelens en problemen die optreden tijdens het mantelzorgen.

Vervolgens is niet volledig zeker of de framing en feeling rules overheid-gestuurd zijn (al is dat nooit helemaal zeker), aangezien ik geen ‘‘oudere’’ referentie groep heb. Het feit dat beide regimes terug te vinden zijn bij mijn onderzoeksgroep is geen hard bewijs van invloed van bovenaf. Wanneer een oudere generatie geïnterviewd zou zijn en hierbij duidelijk wordt dat het oude zorg-regime aanwezig is, zou dat het onderzoek meer onderbouwen. Er was echter geen tijd om twee onderzoeksgroepen te vergelijken.

Ook zijn de resultaten niet goed te generaliseren. Dit is sowieso moeilijk bij kwalitatief onderzoek. Hier heeft het echter ook te maken met het tijdsbestek voor dit onderzoek. In één maand tijd zijn meer dan 15 diepte interviews niet mogelijk.

Daarnaast is de herhaalbaarheid van dit onderzoek erg lastig. Zoals hierboven beschreven ben ik als interviewer het onderzoeksinstrument. Hoe respondenten reageren hangt grotendeels af van de opstelling van de interviewer.

Daarnaast is het wellicht problematisch dat er alleen respondenten zijn

geïnterviewd die intensieve mantelzorg verlenen. Het nieuwe zorgplan van de overheid pretendeert niet dat iedereen in staat moet zijn intensieve zorg te verlenen. Wellicht is een vorm van lichte mantelzorg (maar nu dus door meer burgers) naast het werk genoeg om kosten te dekken. Mensen die deze vorm van mantelzorg verlenen kunnen dan ook anders tegen het nieuwe zorgplan aankijken. Dit is uiteraard speculatief. Mijn reden tot het kiezen van intensieve mantelzorgers was dan ook dat deze groep zowel de positieve als negatieve gevoelens intenser ervaren en hier wellicht betrouwbaarder antwoord op kunnen geven.

56

Als vervolg onderzoek zou ik willen aanraden een grotere en meer gevarieerde groep te onderzoeken. Hiermee wordt de validiteit, generaliseerbaarheid en representativiteit groter. Een groep waarbij er ook mantelzorgers zijn die een lichte zorgtaak hebben en daarnaast ook zorg verlenen aan bijvoorbeeld een vriend of kennis. Daarnaast is een referentie groep met ‘‘oudere’’ mantelzorgers van belang om meer bevestiging te kunnen geven op de vraag op de overheid werkelijk invloed heeft op de framing en feeling-rules.

57

8. Beleidsaanbevelingen

Wat in de conclusie met name naar voren komt is dat er problemen opspelen bij het combineren van beide regimes. Er is volgens de respondenten geen oog voor eventuele financiële en mentale steun wanneer (meer) mantelzorg verwacht wordt. Dit wordt kennelijk te weinig aangegeven, aangezien er wel steunpunten zijn voor mantelzorgers zoals Markant en Mezzo. Wanneer de overheid zekerheden biedt als mentale

ondersteuning , betaald verlof of hogere lonen, zullen burgers eerder in staat zijn mantelzorg te verlenen naast hun werk. De vraag is natuurlijk of deze kosten minder hoog zijn dan de kosten die de overheid wil bezuinigen op de zorg. Waar solidariteit en zelfredzaamheid op een positieve manier gepresenteerd worden moet ook oog zijn voor minder leuke gevolgen en moet hier ruimte voor worden gemaakt.

58

9. Literatuur

Boer, de A., Klerk, de M., Oudijk, D., Timmermans, J. & I. Woittiez (2010) Mantelzorg uit de doeken. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Boer, de A. & E. Josten (2015) Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Blond, P. (2010) Red Tory. How lef tand right have broken Britain and how we can fix it. Londen: Faber and Faber.

Boeije, H. (2005) Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Lemma Tijdschriften.

Brandt M., Klaus Haberkern, & M. Szydlik (2009) ‘Intergenerational Help and Care in Europe’. European Sociological Review, 25(5): 585-601.

Bryman, A. (2012) Social Research Methods. New York: Oxford University Press. Dalrymple, T. (2001) Life at the bottom. The worldview that makes the underclass. Chicago: Dee.

Dekker, P. & J. den Ridder (2013) ‘Meer eigen verantwoordelijkheid in de publieke