• No results found

Conclusie onderzoek SVS

Betrouwbaarheid en validiteit

In dit onderzoek werd gekeken of de constructie van de vragenlijst goed is. Bovendien werd gekeken of het mogelijk is met behulp van deze vragenlijst de sociale veiligheid op school en in de klas in kaart te brengen vanuit het perspectief van de leerling. Uit de resultaten blijkt dat de SVS een betrouwbare en valide vragenlijst is. Met behulp van psychometrische technieken is aangetoond dat de betrouwbaarheid van de vragenlijst goed is. Ook de validiteit is geborgd, er is rekening gehouden met sociaal wenselijke antwoorden en gebleken is dat de leerlingen de

vragenlijst zorgvuldig hebben ingevuld. De externe validiteit is geborgd doordat de deelnemende leerlingen les volgen op verschillende onderwijsniveaus. Er is gebruik gemaakt van concreet geformuleerde vragen met antwoordmogelijkheden op een drie-punts Likerts schaal en bovendien laat de factoranalyse een duidelijke structuur zien waarmee de constructvaliditeit geborgd is. Ook zijn er begrijpelijke verschillen tussen jongens en meisjes gevonden. De interne validiteit kan ook bepaald worden door te kijken naar convergente en divergente validiteit. Bij convergente

validiteit wordt gekeken naar de samenhang tussen constructen en bij divergente validiteit wordt gekeken naar de verschillen tussen de constructen. Het blijkt dat de schalen die hoog laden op de ene factor laag laden op de andere factor. Hiermee mogen we aannemen dat de vragenlijst een duidelijk onderscheid kan maken tussen de probleemgebieden. Het onderzoek heeft

plaatsgevonden in een natuurlijke setting voor de leerlingen waardoor de ecologische validiteit geborgd is. Ook zijn er begrijpelijke correlaties gevonden met antwoordschalen waarmee we voorlopig kunnen concluderen dat de SVS een valide vragenlijst is.

Verschillen analyse

Geslacht. De analyses laten duidelijke verschillen zien tussen jongens en meisjes, de

leeftijden van de leerlingen, de onderwijsniveaus, de onderwijsniveaus per leerjaar en tussen de scholen onderling. Jongens blijken meer behoefte aan bewondering te ervaren, meer

neiging tot agressief gedrag en minder empathisch vermogend te zijn dan meisjes. Ook blijken jongens meer vrienden met antisociale normen te hebben dan meisjes. Meisjes zijn vaker depressief maar ervaren meer steun van vrienden dan jongens. Jongens ervaren vaker pest- en extremistisch gedrag op school en in de klas terwijl meisjes zich op school en in de klas sociaal veiliger voelen. Jongens blijken meer zelfbewust en kunnen hun gevoelens beter reguleren terwijl meisjes meer sociaal bewust zijn en gevoelens van anderen beter kunnen beïnvloeden. Jongens verbergen graag hun kwetsbaarheid en praten niet graag negatief over zichzelf terwijl meisjes het belangrijker vinden dan jongens om een goede indruk te maken op anderen waarmee ze de neiging hebben zichzelf gunstiger te presenteren dan in werkelijkheid het geval is.

Leeftijden. De analyses laten duidelijke verschillen zien tussen de leeftijden. Oudere

leerlingen verkeren vaker in antisociale vriendengroepen dan jongere leerlingen. Bovendien voelen oudere leerlingen zich sociaal veiliger op school en in de klas dan jongere leerlingen.

Onderwijsniveaus. De analyses laten duidelijke verschillen zien tussen de

onderwijsniveaus op school. Opvallend is dat leerlingen van de Havo meer behoefte aan bewondering en minder empathisch vermogend zijn dan leerlingen van de Mavo, Mavo/Havo en Vwo. Leerlingen van de Mavo en de Havo neigen meer tot agressief gedrag dan leerlingen van het Vwo. De leerlingen van de Mavo en Havo verkeren vaker in antisociale

minder sociale steun vanuit school en klasgenoten ervaren dan leerlingen van de Mavo, Mavo/Havo en het Vwo. Ook ervaren Havo leerlingen minder sociale steun vanuit het gezin dan Mavo leerlingen. Vwo leerlingen zijn zich meer sociaal bewust en kunnen gevoelens van anderen beter beïnvloeden dan leerlingen van de Mavo, Mavo/Havo en Havo. Leerlingen van de Mavo en Havo ervaren vaker pestgedrag dan leerlingen van het Vwo. Opvallend is dat leerlingen van de Havo ook vaker pestgedrag ervaren dan leerlingen van de Mavo/Havo. De leerlingen van de Mavo en Havo ervaren vaker extremistisch gedrag dan Vwo leerlingen. Vwo leerlingen voelen zich sociaal veiliger op school en in de klas dan Mavo, Mavo/Havo en Havo leerlingen. Leerlingen van de Mavo, Mavo/Havo en Havo verbergen graag hun kwetsbaarheid en zijn daardoor geneigd zichzelf gunstiger voor te doen dan in werkelijkheid het geval is.

Onderwijsniveau per leerjaar. De analyses laten duidelijke verschillen tussen de

onderwijsniveaus per leerjaar zien. De leerlingen van Mavo 3, Mavo/Havo 1, Havo 1, 2, 3 en 4, Vwo 3 en 5 hebben ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 de meeste behoefte aan bewondering. De leerlingen van Havo 4 hebben ten opzichte van de leerlingen van Mavo 2 de meeste behoefte aan bewondering. De leerlingen van Havo 3 laten ten opzichte van de

leerlingen van Mavo/Havo 2, Vwo 3, 4 en 5 de meeste agressieve kenmerken zien. De leerlingen van Havo 4 laten ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2, Vwo 3, 4 en 5 de meeste agressieve kenmerken zien. De leerlingen van Vwo 5 verkeren ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 1 het vaakst in antisociale vriendengroepen. De leerlingen van Havo 1 verkeren ten opzichte van de leerlingen van Vwo 2 het vaakst in antisociale

vriendengroepen. De leerlingen van Vwo 5 verkeren ten opzichte van de leerlingen van Havo 1 en 2 het vaakst in antisociale vriendengroepen. De leerlingen van Havo 3 verkeren ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 1 en 2, Vwo 1, 2 en 3 het vaakst in antisociale vriendengroepen. De leerlingen van Vwo 5 verkeren ten opzichte van de leerlingen van Vwo 1

het vaakst in antisociale vriendengroepen. De leerlingen van Mavo 3 ervaren ten opzichte van Mavo 2 en Vwo 5 de minste sociale steun van school. De leerlingen van Mavo/Havo 2 ervaren ten opzichte van Mavo 3, havo 1, 2, 3, en 4 en Vwo 1 de minste sociale steun van school. De leerlingen van Havo 1 ervaren ten opzichte van Mavo 2 en Vwo 5 de minste sociale steun van school. De leerlingen van Havo 2 ervaren ten opzichte van Mavo/Havo 1 en 2, Mavo 2, Vwo 3 en 5 de minste sociale steun van school. De leerlingen van Havo 4 ervaren ten opzichte van Mavo 2, Vwo 5 de minste sociale steun van school. De leerlingen van Mavo 2 ervaren ten opzichte van Vwo 2, 3 en 4 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Mavo/Havo 1 ervaren ten opzichte van Vwo 2 en 3 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Mavo/Havo 2 ervaren ten opzichte van Mavo 2, Mavo/Havo 1, Havo 1, 2, 3 en 4 en Vwo 1 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Havo 1 ervaren ten opzichte van Vwo 2, 3 en 4 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Havo 2 ervaren ten opzichte van Mavo 3, Vwo 2, 3, 4 en 5 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Havo 3 ervaren ten opzichte van Vwo 2, 3, 4 en 5 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Havo 4 ervaren ten opzichte van Vwo 2, 3 en 4 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Vwo 1 ervaren ten opzichte van Vwo 2, 3 en 4 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Mavo 3 ervaren ten opzichte van de leerlingen van Havo 4 de minste sociale steun van klasgenoten. De leerlingen van Vwo 2 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 3 het meest beperkt in hun emotionele

ontwikkeling. De leerlingen van Mavo 3 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 4 het meest beperkt in hun sociale ontwikkeling. De leerlingen van Mavo 2 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 en Vwo 4 en 5 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Mavo 3 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 en Vwo 2, 4 en Vwo 5 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Mavo/Havo 1 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Havo 2

bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2, Vwo 2, 4 en 5 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Havo 3 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2, Vwo 2, 3, 4 en 5 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Havo 4 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Vwo 1 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2, Vwo 4 en 5 het meeste pestgedrag te ervaren. De leerlingen van Mavo/Havo 1 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 2, 3, 4 en 5 het minste sociale veiligheid op school en in de klas te ervaren. De leerlingen van Mavo 2 en 3 Mavo/Havo 1, Havo 1, 2, 3 en 4 en Vwo 1 bleken ten opzichte van de leerlingen van Mavo/Havo 2 het minste sociale veiligheid op school en in de klas te

ervaren. De leerlingen van Havo 1 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 2, 3 en 5 het minste sociale veiligheid op school en in de klas te ervaren. De leerlingen van Havo 2 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 2, 3 en 5 het minste sociale veiligheid op school en in de klas te ervaren. De leerlingen van Havo 3 bleken ten opzichte van de leerlingen van Vwo 2, 3 en 5 het minste sociale veiligheid op school en in de klas te ervaren. De

leerlingen van Mavo/Havo 1, Mavo 2, Havo 2, 3, en 4 bleken zichzelf ten opzichte van de leerlingen van Vwo 4 het meest te bedriegen. De leerlingen van Mavo/Havo 1, Mavo 2, Havo 2 en 3 bleken zichzelf ten opzichte van de leerlingen van Vwo 5 het meest te bedriegen.

Scholen. De analyses laten duidelijke verschillen zien tussen de scholen. Leerlingen

van de school in Almere hebben meer behoefte aan bewondering en zijn minder empathisch vermogend dan de leerlingen van de school in Amersfoort. De leerlingen van de school in Amersfoort ervaren meer steun vanuit school en het gezin dan de leerlingen van de school in Almere. De leerlingen van de school in Almere zijn zich meer bewust van andermans

gevoelens en blijken beter om te kunnen gaan met gevoelens van anderen dan de leerlingen van de school in Amersfoort. De leerlingen van de school in Amersfoort zijn het meest

geneigd sociaal wenselijke antwoorden te geven en zichzelf daarmee te bedriegen, bovendien verbergen ze graag hun kwetsbaarheid en zijn daardoor geneigd zichzelf gunstiger voor te doen dan in werkelijkheid het geval is.

Factoranalyse

Uit de factoranalyse blijkt dat er een duidelijk onderscheid gemaakt kan worden tussen de verschillende factoren die het gevoel van sociale veiligheid op school en in de klas

beïnvloeden; sociale veiligheid en steun van klasgenoten, afwijkende

persoonlijkheidskenmerken en agressie, emotionele ontwikkeling en steun van het gezin, sociale ontwikkeling en steun van vrienden.

Uit de resultaten blijkt dat 15,5% van de leerlingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek op één, twee, drie, vier of een combinatie van de factoren gesignaleerd worden als een leerling die zich sociaal onveilig voelt op school en in de klas.

Wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen jongens en meisjes vindt er bij de meisjes een verschuiving van de factoren plaats; sociale veiligheid, pest- en extremistisch gedrag en steun van klasgenoten en school, emotioneel sociale ontwikkeling en steun van het gezin en vrienden, afwijkende persoonlijkheidskenmerken en agressie.

Uit de resultaten blijkt dat 14.5% van de meisjes die hebben deelgenomen aan het onderzoek op één, twee, drie of een combinatie van de factoren gesignaleerd worden als een leerling die zich sociaal onveilig voelt op school en in de klas. Van de jongens die hebben deelgenomen aan het onderzoek blijkt 15.7% op één, twee, drie, vier of een combinatie van de factoren gesignaleerd te worden als een leerling die zich sociaal onveilig voelt op school en in de klas.

Signaleren van leerlingen die zich extreem onveilig voelen op school en in de klas

Uit de leerling analyse blijkt dat 27 leerlingen zich in hoge mate sociaal onveilig voelen op school en in de klas, waarvan 20 leerlingen van de school in Almere en 7 leerlingen van de school in Amersfoort. Van de 20 leerlingen van de school in Almere bleken drie leerlingen uit twee klassen Mavo/Havo 1, één leerling uit Havo 1, vijf leerlingen uit twee klassen Havo 2, vier leerlingen uit twee klassen Havo 3, één leerling uit Havo 4, één leerling uit Atheneum 1, vier leerlingen uit twee klassen Atheneum 3 en één leerling uit Atheneum 4. Van de 7 leerlingen van de school in Amersfoort bleek één leerling uit Mavo 2. Zes leerlingen bleken uit twee klassen Mavo 3 waarvan vijf leerlingen uit dezelfde klas Mavo 3 kwamen. Daarmee komt deze klas naar voren met de meeste probleemleerlingen.

Gestandaardiseerde scores.

Uit de gestandaardiseerde scores blijkt dat meer dan de helft van de leerlingen op individueel niveau een gemiddeld niveau van sociale veiligheid op school en in de klas ervaart. Deze leerlingen ervaren sociale steun vanuit klasgenoten, ervaren weinig sociale problemen en weinig pestgedrag.

Van alle leerlingen ervaart 12.2% een sociaal onveilig gevoel, sociale problemen, pestgedrag en weinig sociale steun van klasgenoten. Ook laat 13.1% van de leerlingen in hoge mate afwijkende persoonlijkheidskenmerken zien. Bovendien blijkt van alle leerlingen 12% een beperkte emotionele ontwikkeling en 12.2% een beperkte sociale ontwikkeling te hebben.

Wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen jongens en meisjes op

gestandaardiseerde scores blijkt 14.7% van de jongens beperkte sociale veiligheid en sociale steun van klasgenoten te ervaren en bovendien meer dan gemiddeld sociale problemen en pestgedrag te ervaren. Ook blijkt 11.5% van de jongens meer dan gemiddeld behoefte aan bewondering te hebben, anderen te manipuleren ten gunste van zichzelf, een ernstig gebrek

aan empathie te tonen, een hoge mate van agressief en extremistisch gedrag te vertonen, in antisociale vriendengroepen te verkeren en weinig steun te ervaren vanuit school. Bovendien heeft 10.8% van de jongens een beperkte emotionele ontwikkeling en ervaart weinig sociale steun vanuit het gezin. Tot slot heeft 11.2% van de jongens een beperkte sociale ontwikkeling en blijkt weinig sociale steun te ervaren van vrienden. Bij de meisjes blijkt 11.8% een beperkte sociale veiligheid en sociale steun vanuit klasgenoten en school te ervaren, een hoge mate van pestgedrag, sociale problemen en extremistisch gedrag te ervaren. Ook heeft 11.8% van de meisjes een beperkte emotionele en sociale ontwikkeling en blijkt weinig sociale steun van gezin en vrienden te ervaren. Tot slot blijkt 11.0% van de meisjes meer dan gemiddeld behoefte aan bewondering te hebben, anderen te manipuleren ten gunste van zichzelf en bovendien een gebrek aan empathie te tonen, agressief gedrag te vertonen en in antisociale vriendengroepen te verkeren.