• No results found

6. CONCLUSIE

6.1 Conclusie

In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies van dit onderzoek besproken. Deze conclusies worden beschreven aan de hand van de gestelde hoofdvraag:

Met welke kenmerken, onder welke voorwaarden en in welke context dragen hofjes op een positieve manier bij aan het welbevinden van zelfstandig wonende ouderen?

Uit het onderzoek is het belang gebleken van de woonomgeving voor het welbevinden van zelfstandig wonende ouderen. In het conceptueel model zoals beschreven in hoofdstuk 3 wordt uitgegaan van een homogene groep ouderen die dezelfde verwachtingen hebben van de woonomgeving. Het empirisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat de respondenten zeer verschillende wensen en behoeften hebben wanneer het gaat om de kenmerken van hofjes. Desondanks zijn er wel belangrijke conclusies te trekken uit de uitkomsten van dit onderzoek. De conclusies zullen worden besproken per deelvraag.

1. Wat verklaart de toenemende populariteit van hofjes en op welke manier kunnen hofjes bijdragen aan het welbevinden van zelfstandig wonende ouderen?

Steeds meer ouderen in Nederland hebben de behoefte om langer zelfstandig te blijven wonen naarmate ze ouder wonen. Daarnaast zien we dat zelfstandig wonen wordt gestimuleerd vanuit het huidige zorgbeleid. Volgens het literatuuronderzoek kunnen hofjes zelfstandig wonen onder ouderen vergemakkelijken waardoor hun welbevinden toeneemt. Wanneer we de kenmerken van hofjes in het SSKK-model plaatsen dan zien we dat de meeste kenmerken steun opleveren voor de bewoners in plaats van stress. Hofjes dragen namelijk bij aan een gevoel van veiligheid en beschutting en stimuleren daarnaast sociaal contact en onderlinge hulp bij de bewoners. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat zeker behoefte is aan hofjes als woonvorm voor ouderen.

2. Wat zijn de meningen en ervaringen van bewoners en andere betrokkenen over de invloed van de kenmerken van hofjes op het welbevinden van zelfstandig wonende ouderen?

84% van de respondenten blijkt tevreden te zijn met hun woonsituatie in het hofje. Dit is vergelijkbaar met de tevredenheid van ouderen die niet in een hofje wonen. De kenmerken van hofjes lijken daarom niet duidelijk bij te dragen aan een verhoogd welbevinden van ouderen in vergelijking tot andere woonvormen. In het conceptueel model wordt aangenomen dat een grotere bijdrage aan het

58 welbevinden van ouderen de voornaamste oorzaak is van de toenemende populariteit van hofjes. Deze aanname moet echter worden genuanceerd. De volgende stelling kan dan ook verworpen worden:

Ouderen die in een hofje wonen hebben een hoger welbevinden dan ouderen die zelfstandig buiten een hofje wonen.

Belangrijk om te onthouden is dat alle hofjes verschillend zijn en beschikken over andere kenmerken. Hofjes waar de bewoners bijvoorbeeld zeer tevreden zijn met de poort die ’s nachts wordt afgesloten, met de nabijheid van zorgvoorzieningen of met het bestuur van het hofje, scoren gemiddeld hoger op algemene tevredenheid. Dit zijn kenmerken die veel steun opleveren voor de bewoners volgens het SSKK-model. Het aantal woningen in de hofjes, de samenstelling van de bewonersgroep en de locatie van de hofjes blijken echter geen significant verband te hebben met de algemene tevredenheid van bewoners. Of een hofje beschikt over gelijkvloerse woningen blijkt wel van groot belang te zijn volgens de respondenten. De volgende veronderstelling kan dan ook worden bevestigd:

Alle hofjes zijn verschillend waardoor het ene hofje meer bijdraagt aan het welbevinden van zelfstandig wonende ouderen dan andere hofjes.

Vervolgens is gekeken naar de voorwaarden die nodig zijn om de kenmerken van hofjes goed tot hun recht te kunnen laten komen. Dit geeft antwoord op de derde deelvraag:

3. Onder welke voorwaarden komen de kenmerken van hofjes het beste tot hun recht zodat een match ontstaat tussen de kenmerken van de hofjes en de wensen van de oudere bewoners?

De belangrijkste voorwaarde is dat ouderen nog redelijk mobiel zijn wanneer zij in een hofje wonen. Hofjeswoningen zijn geschikt voor ouderen die maar beperkte zorg nodig hebben en nog redelijk mobiel zijn. Wanneer ouderen echter meer behoefte krijgen aan zorg en bijvoorbeeld afhankelijk worden van een rolstoel, dan zullen de meeste hofjes minder geschikt zijn. Veel hofjeswoningen zijn niet gelijkvloers en niet groot genoeg voor een rolstoel. Daarnaast blijken veel van deze hofjes ook niet makkelijk aangepast te kunnen worden. Deze stelling wordt door de uitkomsten van het onderzoek bevestigd:

Hofjes zijn minder geschikt voor ouderen die minder gezond en mobiel zijn dan andere ouderen.

Zodra de gezondheid te slecht wordt zullen bewoners wel moeten verhuizen, hierdoor lijken hofjes er niet direct voor te kunnen zorgen dat ouderen langer zelfstandig kunnen wonen. Maar zo lang

59 bewoners nog redelijk gezond en mobiel zijn dragen hofjes volgens de respondenten wel bij aan meer sociaal contact, een veiliger gevoel, beschutting en meer mogelijkheden tot steun en hulp van mede-bewoners. Deze voordelen van hofjes lijken een indirect effect te hebben waardoor zelfstandig wonen toch enigszins wordt vergemakkelijkt. Voor ouderen die nog redelijk mobiel en gezond zijn kan onderstaande stelling dan ook worden bevestigd:

Hofjes maken het mogelijk voor ouderen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen door bepaalde sociale en fysieke kenmerken waar andere woonvormen niet over beschikken.

De laatste deelvraag is gericht op de context waarbinnen hofjes functioneren:

4. Hoe ziet de context waarbinnen hofjes functioneren eruit en hoe kan deze zo worden vormgegeven dat deze een stimulerende invloed heeft op het functioneren van hofjes?

Door de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is de markt waarin hofjes zich bevinden momenteel goed. Het beleid is erop gericht dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Dit heeft een positief effect op de populariteit en het functioneren van de hofjes. De populariteit van de hofjes blijkt volgens de bestuurders en beheerders van de hofjes echter maar beperkt toe te nemen. Verder is opvallend dat hofjes maar beperkt in aanraking komen met andere actoren. Het Rijk, de gemeente, de thuiszorg, het Landelijk Hofjesberaad en bewonerscommissies blijken de voornaamste actoren te zijn waar hofjes mee in aanraking komen. De invloed van deze actoren op het functioneren van hofjes verschilt. De verhuurderheffing, welke ingevoerd is door het Rijk, blijkt een grote negatieve financiële druk te leggen op het functioneren van hofjes. Een oplossing hier zou zijn om hofjes vrij te stellen van deze heffing of te zorgen dat hofjes in aanmerking komen voor een verlaging van de heffing. De laatste veronderstelling kan dan ook worden bevestigd:

De context waarin hofjes functioneren en het beleid dat wordt gevoerd heeft effect op het welbevinden van de oudere bewoners.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat hofjes bijdragen aan gevoelens van veiligheid, beschutting en sociaal contact onder de oudere bewoners. De meeste bewoners blijken dan ook zeer tevreden te zijn met hun woonomgeving. Hofjes kunnen er echter niet voor zorgen dat ouderen langer zelfstandig kunnen wonen wanneer deze minder mobiel worden. Hieruit blijkt dat hofjes een woonvorm zijn die voornamelijk geschikt is voor ouderen met geen of een lichte behoefte aan zorg.