• No results found

Concluderend kan, gezien de antwoorden op de verschillende deelonderwerpen, worden gekomen tot een genuanceerd antwoord op de vraag of het huidige beleid van

tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, zoals aanvaard door de Hoge Raad, voldoet aan de eisen zoals gesteld door het EHRM. Hoewel er de jure meerdere

mogelijkheden tot vervroegde vrijlating voor een levenslang gedetineerde bestaan, is er de

facto slechts sprake is van een enkele mogelijkheid tot vervroegde vrijlating. Deze

mogelijkheid is gelegen in een positief advies van het adviescollege levenslanggestraften. Op basis hiervan kan men na 25 jaar aanvangen met de re-integratieactiviteiten en maximaal twee jaar hierna zal beoordeeld worden of men in aanmerking komt voor gratieverlening.

Uit de bespreking van recht en jurisprudentie op nationaal en Europees niveau komt naar voren dat op beide niveaus het resocialisatiebeginsel een prominente plek inneemt. In zowel bindende als niet-bindende rechtsbronnen is het beginsel te vinden. Ten aanzien van de

rechtspraak kan gesteld worden dat de EHRM-jurisprudentie een aantal eisen stelt. Zo stelt het EHRM dat het beginsel een ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat een balans gevonden dient te worden tussen resocialisatie en andere strafdoelen zoals vergelding, afschrikking en beveiliging van de maatschappij. Duidelijk is dat de resocialisatie als verplichte factor

meegewogen dient te worden. Staten hebben bij de wijze waarop men uitvoering geeft aan de tenuitvoerlegging een zekere beoordelingsvrijheid (margin of appreciation). Wat echter wel vast staat is dat de levenslang gedetineerde een mogelijkheid moet krijgen vervroegd in vrijheid te worden gesteld, hij vanaf het begin moet weten aan welke criteria hij hiervoor moet voldoen en dat er na 25 jaar een herbeoordeling dient plaats te vinden. De ‘prospect of release’ wordt gekoppeld aan de ‘possibility of review’.

Het arrest van 9 december 2017 waarbij dit beleid is aanvaard blinkt niet uit in helderheid. Zeer summier wordt gesteld dat het beleid zoals het er nu is, voldoet aan de Straatburgse eisen. Hierbij wordt gewezen op procedures die in de praktijk niet leiden tot vervroegde vrijlating, wordt de jurisprudentie van het EHRM verkeerd geïnterpreteerd en wijkt men af van de eerder zelf geformuleerde gezichtspunten.

Er is, van het viertal specifieke punten van kritiek, een drietal punten waarvan gezegd kan worden dat zij strijdig zijn met de Straatsburgse eisen.

Ten eerste bestaat het adviescollege niet uit leden van de rechterlijke macht maar uit een aantal experts op verschillende relevante gebieden. Hoewel zowel de Hoge Raad als het EHRM stelt dat een rechterlijke toetsing een waarborg kan bieden voor een goede

herbeoordeling is dit geen vereiste. Dit blijkt uit het Hutchinson-arrest. Hier is dan ook geen sprake van strijd met de Straatsburgse eisen.

Het tweede punt zijn de eisen die gesteld worden aan de gedetineerde. Hoewel deze eisen te vinden zijn in het Besluit adviescollege levenslanggestraften, en daarmee vanaf het begin toegankelijk voor de gedetineerde, zijn deze eisen strenger dan gesteld in de jurisprudentie. Zo worden ook belangen van slachtoffers en nabestaanden meegenomen. Nu dit laatste criterium niet ziet op de verdachte maar gekoppeld worden aan de belangen van slachtoffers en nabestaanden kan niet gezegd worden dat dit een objectief criterium is en niet ziet op de ontwikkeling van verdachte en de strafdoelen zoals gesteld in de Vinter-rechtspraak. Hier zal sprake zijn van een strijd met art. 3 EVRM.

Het derde punt ziet op de tijd die verstreken is voordat de gedetineerde herbeoordeeld wordt. Nu het EHRM stelt dat dit tijdstip ten aanzien van de mogelijkheid op gratie na 25 jaar dient te liggen zal het Nederlandse beleid hiermee in strijd zijn nu men na 25 jaar slechts de mogelijkheid tot aanbieden van re-integratieactiviteiten beoordeelt.

Het vierde punt is dat de beoordeling ziet op het feit of begonnen kan worden met het aanbieden van re-integratieactiviteiten. Hieruit blijkt dat, in lijn met wat de staatssecretaris van mening was, de eerste 25 jaar in het teken zal staan van vergelding en niet van re- integratie. Hiermee handelt men in strijd met de rechtspraak van het EHRM nu hierin is gesteld dat staten een impliciet positieve verplichting hebben tot het aanbieden van

resocialisatieactiviteiten vanaf de start van de detentie. Hier geeft men tevens een verkeerde invulling aan het resocialisatiebegrip nu re-integratie hier deel van behoort uit te maken. Op drie van de vier specifieke punten is er sprake van strijd met de Straatsburgse eisen. Daar komt het meer algemene punt bij dat de Hoge Raad in haar arrest in het geheel niet ingaat op het feit dat uit de Straatsburgse eisen de nadruk op en het belang van resocialisatie blijkt. Gezien het huidige beleid op basis van het Masterplan DJI 2013-2018 en in het verlengde hiervan het Besluit adviescollege levenslanggestraften kan zelfs gesteld worden dat Nederland tegen de Europese tendens ingaat. De Nederlandse wetgever zal er dan ook verstandig aan doen met een beleidswijziging te komen.

Literatuurlijst

Abels 2012

D. Abels, Prisoners of the International Community: The Legal Position of Persons

Detained at International Criminal Tribunals, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2012.

Beks 1994

G. Beks & H. Kaajan, Berecht en gestraft, Een geschiedenis van de rechterlijke organisatie

en de strafinstellingen, 1811-1993, Den Haag: Het Rijksarchief in Zuid-Holland 1994.

Bleichrodt 2009

F. Bleichrodt, ‘De strafrechter en de invulling van de straf’, DD 2009, afl. 8.

Bleichrodt & Vegter 2016

F. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Kluwer 2016.

De Bont & Meijer 2013

T. de Bont & S. Meijer, ‘Perspectief voor levenslanggestraften?’, Justitiële Verkenningen 2013, p. 120-136.

C.H. Brants 2011

C.H. Brants, ‘Nederland en de afschaffing van de doodstraf: achterlijk of vooruitstrevend?’,

Justitiële Verkenningen 2011, afl. 1.

Claessen & Meijer 2013

J. Claessen & S. Meijer, ‘De levenslange gevangenisstraf: hoe lang nog?’, Strafblad 2013, p. 1110-1123.

Claessen 2016

J. Claessen, ‘Anderhalve eeuw levenslange gevangenisstraf in Nederland: van invoering tot de laatste stand van zaken’, Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht (56) 2016, afl. 19.

Claessen 2018

J. Claessen, ‘De levenslange gevangenisstraf in Nederland anno 2018: De door staatssecretaris en Hoge Raad geboden zekerheid doet de onzekerheid voor levenslanggestraften voortduren’, Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht (21) 2018.

Crijns & Dubelaar 2017

J. Crijns & M. Dubelaar, ‘Straf(proces)recht’, Ars Aequi 2017, Kwartaalsignaal 142, p. 8313- 8317.

Van der Grinten 2015

L. van der Grinten, ‘Weer streepjes op de Muur? Hoe ontwikkelingen in 2015 de bezwaren omtrent de huidige tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf oplossen’, TPWS (21) 2015 , afl. 12.

Van Hattum 2005

W. van Hattum, ‘Het irrationele van de levenslange gevangenisstraf; de levenslange gevangenisstraf in Nederland in het licht van de rechtspraak van het EHRM en andere Europese ontwikkelingen’, in: A.Harteveld, D. de Jong & E. Stamhuis, Systeem in ontwikkeling. Liber amicorum G. Knigge, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005.

Van Hattum 2009

Van Hattum, ‘In de daad een mens. De gratieprocedure levenslanggestraften: departementaal beleid en magistratelijke toezicht, vroeger en nu’, DD 2009/24.

Van Hattum 2013

W. van Hattum, ‘Levenslang post Vinter’, NJB 2013, p. 1956-1964.

Van Hattum 2018

W. van Hattum, ‘De Hoge Raad en het reviewmechanisme: een misplaatste uitnodiging aan levenslanggestraften om re-integratieactiviteiten te ontplooien’, NJB 2018/691.

Jacobs 2017

P. Jacobs, ‘LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL VOOR DE LEVENSLANG GESTRAFTE? De door de staatssecretaris voorgestelde en reeds doorgevoerde wijzigingen in de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf beschouwd in het licht van artikel 3 EVRM’, (42) NTM-NJCMBulletin. 2017, p. 188-204.

De Jonge 2006

G. de Jonge, ‘De Europese Gevangenisregels zijn vernieuwd. De rechtskracht ervan blijft echter gering’, Sancties 2006, afl. 6.

Kaat 2016

F. Kaat, Resocialisatie van gedetineerden: het Nederlandse sanctiestelsel en de juridische invulling van het resocialisatiebegrip, Tilburg: Celsus Juridische Uitgeverij 2016.

Kalamalidou 2017

A. Kalamalidou, Embedding Human Rights in Prison: English and Dutch Perspectives, London: Palgrave Macmillan 2017.

Kelk 1978

C. Kelk, Recht voor gedetineerden: Een onderzoek naar de beginselen van het detentierecht, Alphen aan de Rijn: Samson 1978.

Kelk & Boone 2015

C. Kelk & M. Boone, Nederlands detentierecht, Deventer: Kluwer 2015.

Liem & Schuyt 2017

M. Liem & P. Schuyt, ‘Tussentijdse toetsing bij levenslange gevangenisstraf: Amerikaanse ‘lessons to be learned’’, NJCM-Bulletin 2017 (42), afl. 2, p. 235-246.

Maers 1994

G. Maers, Gedetineerden en mensenrechten : de toepassing van het EVRM in penitentiaire

detentiesituaties door de Europese jurisdicties en haar gevolgen voor de rechtspositie van veroordeelde gedetineerden in België, Antwerpen: Maklu 1994.

Meijer 2017

S. Meijer,’Rehabilitation as a positive obligation’, European Journal of Crime, Criminal Law

and Criminal Justice (25) 2017, afl. 2.

Murdoch 2006

J. Murdoch, The Treatment of Prisoners: European Standards, Straatsburg: Council of Europe Publishing 2006.

Van de Pol & Koster2016

U. van de Pol & M. Koster, ‘De RSJ en levenslang’, Sancties 2016, afl. 3.

Van de Sande 2007

L. van de Sande, De tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, een paradoxale taak, Sancties 2007, afl. 1, p. 6-31.

Wright, Crewe & Hulley 2016

S. Wright, B. Crewe, & S. Hulley, ‘Suppression, denial, sublimation: Defending against the initial pains of very long life sentences’ Theoretical Criminology (21) 2016, afl. 2, p. 225- 246.

Zamble & Porporino 1988

E. Zamble & J. Porporino, Coping, Behaviour and Adaptation in Prison Inmates, New York: Springer 1988.

Van Zyl Smit & Snacken 2009

D. van Zyl Smit & S. Snacken, Principles of European Law and Penology. Penology and

human rights, Oxford: Oxford University Press 2009.

Van Zyl Smit & Appleton 2016

D. van Zyl Smit & C. Appleton, Life Imprisonment and Human Rights, London: Bloomsburg 2016.

Jurisprudentielijst

EHRM 21 februari 1975, 4451/70 (Golder/Verenigd Koninkrijk) EHRM 6 mei 1978, 7994/77 (Kotälla/Nederland)

EHRM 4 juli 2006, 59450/00 (Ramirez Sanchez/Frankrijk) EHRM 19 juni 2007, 12066/02 (Ciorap/Moldavië)

EHRM 4 december 2007, 44362/04 (Dickson/Verenigd Koninkrijk). EHRM 17 janurai 2008, 33138/06 (Pilcic/Kroatië)

EHRM 12 februari 2008, 21906/04 (Kafkaris/Cyprus) EHRM 9 juli 2013, 66069/09 (Vinter/Verenigd Koninkrijk)

EHRM 8 juli 2014, 15018/11 en 61199/1 (Harakchiev en Tolumov/Bulgarije) EHRM 13 november 2014, 40014/10 (Bodein/Frankrijk)

EHRM 30 juni 2015, 41418/04 (Khoroshenko/Rusland) EHRM 26 april 2016, 10511/10 (Murray/Nederland)

EHRM 17 januari 2017, 57592/08 (Hutchinson/Verenigd Koninkrijk)

HvJEU 15 juli 1964, ECLI:EU:C:1964:66 (COSTA/E.N.E.L).

HR 11 februari 1977, NJ 1977, 255 HR 16 juni 2009, NJ 2009,602

HR 24 mei 2016, ECLI:NL:PHR:2016:406 CAG 24 mei 2016, ECLI:NL:PHR:2016:406 HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1325. HR 9 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3185

Hof Den Haag 19 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:37

Hof Arhnem-Leeuwarden 15 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2456 en

ECLI:NL:GHARL:2018:2457

Rb Den Haag 10 augustus 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:9397

Rb Noord-Nederland 24 november 2015, ECLI:RBNNE:2015:5389 en ECLI:RBNNE:2015:5390 RSJ, 28 maart 2008, 08/0133/GA RSJ, 18 augustus 2011, 11/1196/GA RSJ 18 februari 2014, 13/3509/GA RSJ, 21 augustus 2014, 14/1296/GA RSJ 15 mei 2015, 14/3891/GA RSJ, 19 mei 2015, 14/3242/GV RSJ 6 augustus 2015, 15/1330/GA RSJ 12 november 2015, 15/2527/GA RSJ, 29 maart 2016, 16/0276/GV RSJ, 10 mei 2016, 16/0239/GV RSJ, 12 april 2017, 16/1660/GV

RSJ 13 juli 2017, 16/4060/GA en 16/4062/GA

RSJ, 20 oktober 2017, 17/1028/GA