• No results found

In deze tekst is de volgende vraag behandeld: Wat is de meest geëigende

waarderingsgrondslag voor financiële instrumenten bij een naderende financiële crisis, historische kostprijs of fair value? Deze onderzoeksvraag is relevant, omdat dit onderzoek alleen inzoomt op een naderende financiële crisis, terwijl in andere onderzoeken de historische-kostprijswaardering en de fair-valuewaardering voor financiële instrumenten beoordeeld worden bij een periode van crisis.

In dit onderzoek zijn echter wel een aantal beperkingen. Er worden verschillende aannames gedaan om een oordeel te kunnen vormen. De vraag is in hoeverre deze aannames gegrond zijn. Daarbij gaat een deel van de argumenten uit de literatuur over een periode van crisis, die door mij zijn beoordeeld ook van toepassing te zijn op een naderende crisis. Tevens is er in het algemeen gekeken wat de meest geëigende waarderingsgrondslag is voor

financiële instrumenten bij een naderende crisis, maar niet naar een specifieke branche. Tot slot wordt er gesproken over activa, maar in hoeverre heeft dit dezelfde invloed op financiële instrumenten.

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden wordt er een literatuuronderzoek gedaan waarin wetenschappelijke bronnen worden onderzocht, geanalyseerd en beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria: waarschuwingssignaal, versterking, betrouwbaarheid en relevantie. De criteria samengevat geven een verschillend beeld over de geëigendheid van de historische-kostprijswaardering en de fair-valuewaardering met betrekking tot financiële instrumenten bij een naderende crisis.

Het eerste criterium is het waarschuwingssignaal, dit criterium wordt onderverdeeld in afwaardering en netto-contantewaarde. De fair-valuewaardering zorgt voor een krachtiger waarschuwingssignaal dan de historische-kostprijswaardering, omdat deze

waarderingsgrondslag het hoogste bedrag aan afwaarderingen veroorzaakt voor financiële 31

instrumenten bij een naderende crisis. Het lagere bedrag aan afwaardering ontstaat bij de historische-kostprijswaardering door middel van reserves en doordat er pas afgewaardeerd hoeft te worden als het actief of de verplichting met een redelijke mate van zekerheid op langer termijn minder waard zal zijn. De fair-valuewaardering zorgt wederom voor een krachtiger waarschuwingssignaal dan de historische-kostprijswaardering, omdat deze

waarderingsgrondslag de laagste totale nettowaarde veroorzaakt voor financiële instrumenten bij een naderende crisis. De hogere nettowaarde ontstaat bij historische-kostprijswaardering, doordat er pas afgewaardeerd hoeft te worden als het actief of de verplichting met een redelijke mate van zekerheid op langer termijn minder waard zal zijn. De activa dalen hierdoor minder waarde. Er wordt hierbij aangenomen dat de waarde van het actief lager ligt dan de aanschafwaarde bij een naderende financiële crisis.

Naast het waarschuwingssignaalcriterium is er ook het versterkingscriterium, dit criterium wordt onderverdeeld in procycliciteit en besmetting. De historische-

kostprijswaarderingsgrondslag zorgt voor de minste versterking van een naderende crisis op basis procycliciteit dan de fair-valuewaarderingsgrondslag, omdat deze waarderingsgrondslag de minste stijging in het leverage veroorzaakt. Het leverage stijgt op basis van de historische- kostprijswaarding minder, doordat er minder wordt afgewaardeerd, verliezen later

verantwoord worden en er minder sprake is van fluctuaties. De historische-

kostprijswaardering zorgt daarnaast voor de minste versterking van een naderende crisis op basis van besmetting dan de fair-valuewaardering, omdat deze waarderingsgrondslag het minst wordt beïnvloed door gedwongen verkoopprijzen. De fair-valuewaarderingsgrondslag wordt namelijk meer beïnvloed, doordat de waardering meer gebruik maakt van marktprijzen en er moeilijk valt af te wijken van de marktprijzen. De leveragestijging had echter

gereduceerd kunnen worden in de genaderde kredietcrisis als er meer voorzieningen waren genomen voor de hypotheken die omgezet waren in verhandelbare obligaties, de voorziening had de klap op kunnen vangen van de te hoog gewaardeerde activaposten (Kothari & Lester, 2012, p. 349). Daarnaast zou bij de fair-valuewaarderingsmethode het besmettingseffect verkleind kunnen worden als de indirecte opbrengstwaarde mag worden verondersteld bij niveau 1 en niveau 2 bij een naderende crisis. Deze methode schakelt de invloed van

gedwongen verkoopprijzen gedeeltelijk uit. Het onderdeel besmetting zal echter minder zwaar meewegen doordat men bij de naderende crisis steeds meer gebruik ging maken van niveau 2 en niveau 3 waardering bij de fair-valuewaarderingsmethode (Leux, 2012, p. 246).

Het derde criterium is betrouwbaarheid. De historische-kostprijswaardering zorgt voor een lagere mate van variabiliteit en een hogere mate van beoordelingsvermogen voor

financiële instrumenten bij een naderende crisis dan de fair-valuewaardering. De historische- kostprijswaardering zorgt voor een lagere mate van variabiliteit en een hogere mate van beoordelingsvermogen, doordat de waardering minder gebruik maakt van schattingen, minder last heeft van fluctuaties, niet zorgt voor classificatieverschillen en winst pas mag

verantwoorden bij een redelijke mate van zekerheid voor financiële instrumenten bij een naderende crisis. Daarentegen zorgt de fair-valuewaardering voor minder speling bij het afwaarderen. De historische-kostprijswaardering wordt dus als meer betrouwbaar beschouwd dan de fair-valuewaardering. De betrouwbaarheid kan vergoot worden op basis van de fair-

valuewaardering door managers minder invloed te geven. De invloed van managers op de

waardering van financiële instrumenten zou echter verkleind kunnen worden bij een

naderende crisis als ongerealiseerde winsten en verliezen niet direct in het resultaat worden geboekt, maar op other comprehensive income worden geboekt en elke 3 jaar worden beoordeeld door een onafhankelijke taxateur.

Het laatste criterium is relevantie. De fair-valuewaarderingsgrondslag zorgt voor meer invloed op een economische beslissing bij een naderende crisis dan de historische-

kostprijswaarderingsgrondslag. De fair-valuewaarderingsmethode maakt namelijk gebruik van schattingen, heeft de kredietverliezen van leningen slechter voorspeld en geeft minder speelruimte in het afwaarderen, doch zijn er meer mogelijkheden binnen de fair-

valuewaardering om de reële waarde weer te geven. De fair-valuewaardering zorgt dus voor relevantere verslaglegging dan de historische-kostprijswaardering.

Naar aanleiding van de bovenstaande criteria wordt tot de conclusie gekomen dat fair

value de meest geëigende waarderingsgrondslag voor financiële instrumenten bij een

naderende financiële crisis is. De fair-valuewaarderingsgrondslag zorgt zowel voor een krachtiger waarschuwingssignaal als voor een relevantere verslaglegging bij een naderende financiële crisis in vergelijking met de historische-kostprijswaardering. De historische- kostprijswaardering versterkt de naderende crisis daarentegen minder en zorgt voor een betrouwbaardere verslaglegging dan de fair-valuewaardering. Doch zijn oplossingen beschikbaar om het versterkingseffect te verkleinen en de waardering betrouwbaarder te maken. Tot slot wordt het versterkingseffect op basis van besmetting minder zwaar meegewogen.

Verder onderzoek over dit onderwerp is nodig, er blijven nog veel vragen onbeantwoord. Hierbij zijn eventuele onderzoeksvragen voor een vervolgonderzoek opgesteld. Hoe kan de mate van betrouwbaarheid van de fair-valuewaarderingsgrondslag vergroot worden voor financiële instrumenten bij een naderende crisis? Zou de fair value

betrouwbaarder geschat kunnen worden op basis van andere stappen dan de beschreven stappen in het theoretisch kader?

GERELATEERDE DOCUMENTEN