• No results found

Dat de Hoge Raad een eis van verdediging stelt, is overduidelijk gebleken. Wanneer een gedraging op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging en de bedoeling van de verdachte niet als verdedigend, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden aangemerkt, kan een beroep op (putatief) noodweer(exces) niet slagen.166 Hierbij moet wel

opgemerkt worden dat deze verwerpingsgrond pas in beeld lijkt te komen op het moment dat de gedraging naar de uiterlijke verschijningsvorm inderdaad als aanvallend aangemerkt moet worden.167 In zaken waar het aanvallende karakter van de gedraging niet direct uit de feitelijke

vaststellingen blijkt, speelt de verdediginseis dus een marginale, of misschien zelfs geen rol. Of de Hoge Raad ook een eis van verdedigingswil stelt, ligt een stuk genuanceerder. Wat in ieder geval uitgesloten lijkt te zijn, is dat de verdedigingswil gezien moet worden als een onderdeel van het vereiste dat de verdediging geboden moet zijn door noodzakelijke verdediging of als een vorm van eigen schuld. De verdedigingswil moet wat mij betreft ook niet gezien worden als een volledig zelfstandige verwerpingsgrond. Zowel de bedoeling van de verdachte en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging moeten immers wijzen op een aanvallende gedraging: het gaat om cumulatieve vereisten.168 Het enkel wijzen op de

afwezige verdedigingswil, zonder daarbij in te gaan op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging, lijkt in strijd te zijn met dit uitgangspunt. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de Hoge Raad zonder al te veel moeite accepteert dat de vaststelling dat een gedraging naar de uiterlijke verschijningsvorm als aanvallend wordt aangemerkt, ook impliceert dat die gedraging aanvallend bedoeld was.169 Andersom acht ik dit een stuk lastiger. Dat uit de

uiterlijke verschijningsvorm van een gedraging ook een bedoeling wordt afgeleid, is niet heel vreemd. Ik kan mij echter moeilijk voorstellen dat de uiterlijke verschijningsvorm van een gedraging zou moeten blijken uit de bedoeling van de verdachte. De door Borgers en Van Verseveld besproken mogelijkheid dat de verdedigingswil kan fungeren als weerlegging van het vermoeden dat een gedraging aanvallend is, acht ik niet geheel onwaarschijnlijk.170 Daar

ligt wel aan ten grondslag dat de Hoge Raad in sommige situaties, zoals vechtpartijen, een vermoeden voor ogen heeft dat gedragingen die in dat soort situaties zijn verricht een aanvallend karakter hebben. Of de Hoge Raad met dergelijke vermoedens werkt, valt niet met

166 HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788, r.o. 2.5. 167 Van Verseveld, DD 2016/34, p. 363.

168 Zie paragraaf 3.2.

169 Van Verseveld, DD 2016/34, p. 370.

zekerheid te zeggen. Zoals opgemerkt in paragraaf 4.3, denk ik echter dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging hier nog steeds bepalend is. Het vermoeden dat de verdachte probeert te weerleggen, is niet zozeer dat zijn gedraging aanvallend bedoeld is, maar eerder dat de gedraging naar de uiterlijke verschijningsvorm aanvallend is. De vaststelling van de feiten is daarbij bepalend. Van het subjectieve karakter van de eis van verdedigingswil blijft dan nog maar weinig over.

Het stellen van een eis van verdedigingswil is, gelet op de grondslagen van de noodweerregeling, gerechtvaardigd. Vooral het morele aspect van de rechtsordehandhaving verdraagt zich niet met een verdachte die met onzuivere intenties gehandeld heeft. De eis van verdedigingswil voegt echter weinig tot niets toe aan het klassieke noodweerschema. De eis van verdedigingswil maakt alleen verschil in het geval dat de verdachte het recht had zich te verdedigen, zich ook afweerde, maar niet de intentie had om zich te verdedigen.171 Gevallen

waarin beargumenteerd kan worden dat dit heeft plaatsgevonden, komen weinig voor. Wanneer die argumentatie berust op een enkele strijdkreet of per ongeluk afgelegde verklaring van de verdachte, ben ik met Jansen eens dat het enigszins willekeurig oogt om de verwerping van het beroep op (putatief) noodweer(exces) enkel daarop te baseren.172

Wanneer de verwerping van een beroep op (putatief) noodweer(exces) gebaseerd is op een enkele verwijzing naar de afwezige verdedigingswil, is het ook lastig om te doorgronden waar het verweer nu echt inhoudelijk tekortschiet. Dit doet afbreuk aan de inzichtelijkheid van het rechterlijk oordeel. Een tamelijk abstract concept als de verdedigingswil is voor de gemiddelde jurist al lastig te begrijpen, laat staan voor een leek. Mocht de Hoge Raad dus toch een eis van verdedigingswil willen stellen, dan is het omwille van de begrijpelijkheid en uniformiteit van rechterlijke uitspraken wenselijk dat de verdedigingswil nader gedefinieerd wordt.173 Gelet op het feit dat een eis van verdedigingswil weinig tot geen toegevoegde

waarde heeft en al snel ten koste gaat van de inzichtelijkheid en begrijpelijkheid van rechterlijke uitspraken, concludeer ik echter dat het onwenselijk is om deze eis te stellen. Ook de invulling die de Hoge Raad geeft aan de eis van verdediging voegt weinig toe aan het klassieke noodweerschema. Dit blijkt uit het feit dat in alle 65 geanalyseerde uitspraken waar het aanvallende karakter van de gedraging een rol speelt, het beroep op (putatief) noodweer(exces) ook had kunnen worden verworpen aan de hand van het klassieke noodweerschema. Ik kan mij geen andere invulling aan een eis van verdediging voorstellen

171 Jansen 2015, DD 2015/43, p. 444. 172 Jansen 2015, DD 2015/43, p. 444.

die in tegenstelling tot de maatstaf van de Hoge Raad, wel toegevoegde waarde zou hebben. Het klassieke noodweerschema omvat klaarblijkelijk al het uitgangspunt dat er sprake moet zijn van ‘verdediging’. De maatstaf van de Hoge Raad komt de inzichtelijkheid van rechterlijke uitspraken niet ten goede. Vaak valt uit uitspraken moeilijk op te maken waar de vaststelling dat een gedraging als aanvallend aangemerkt moet worden precies op is gebaseerd. Bovendien kan de sterke werking van het oordeel dat een gedraging als aanvallend aangemerkt kan worden voor rechters aanleiding zijn om terughoudender te zijn bij het motiveren van een verwerping van een beroep op (putatief) noodweer(exces) en het inzichtelijk maken van hun gedachtegang.174 Dat is een onwenselijke ontwikkeling. De weinig

strenge eisen die de Hoge Raad stelt aan de vaststelling dat een gedraging als aanvallend aangemerkt moet worden en het niet-juridische karakter van de termen ‘aanval’ en ‘verdediging’ dwingen de rechter er ook niet toe om het beroep op (putatief) noodweer(exces) nauwkeurig te analyseren. Al met al zie ik ook in een eis van verdediging weinig voordelen, behalve dan het gegeven dat het voor rechters een gemakkelijkere manier kan zijn om een beroep op (putatief) noodweer(exces) te verwerpen. Het zou bevorderlijk zijn voor de kwaliteit van rechterlijke uitspraken als rechters, ondanks het feit dat de Hoge Raad dit niet verlangt, een beroep op (putatief) noodweer(exces) altijd beoordelen aan de hand van het klassieke noodweerschema en daarbij hun gedachtegang zo inzichtelijk mogelijk maken.

Literatuurlijst

Bertens 2009

T. Bertens, ‘Eigen schuld en noodweer’, in: M.J.A. Duker e.a. (red.), Welberaden. Beschouwingen over de rechtsontwikkeling in de rechtspraak van de Hoge Raad der Nederlanden, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2009, p. 1-13.

Blomsma & Klip, DD 2009/13

J.H. Blomsma & A.H. Klip, ‘Noodweer en noodweerexces’, DD 2009/13, p. 156-175 (online in Kluwer Navigator).

Borgers, NJ 2012/474

M.J. Borgers, annotatie bij HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2175, NJ 2012/474.

Buruma, NJ 2010/391

Y. Buruma, annotatie bij HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3895, NJ 2010/391.

Ter Haar & Meijer, TPWS 2016/49

R. ter Haar & G.H. Meijer, ‘Het overzichtsarrest van de Hoge Raad inzake noodweer nader beschouwd (ECLI:NL:HR:2016:456)’, TPWS 2016/49 (online in Kluwer Navigator).

De Hullu 2015

J. de Hullu, Materieel strafrecht: over algemene leerstukken van strafrechtelijke aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Jansen, DD 2014/70

R. Jansen, ‘Een nieuwe kijk op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij noodweer. Wordt de minst ingrijpende wijze van verdediging verlangd?’, DD 2014/70.

Jansen, DD 2015/43

Krabbe, AA 2014/11

M.J.M. Krabbe, ‘Geen smoesjes! Over de consequente verwerping van

strafuitsluitingsgronden door internationale rechtbanken’, AA 2014/11, p. 872-876.

Machielse, in: Handboek strafzaken

A.J. Machielse, ‘36.7 Noodweer en noodweerexces; artikel 41 Sr’, in: P.A.M. Mevis e.a. (red.), Handboek strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2013 (online in Kluwer Navigator).

Machielse, in: Wetboek van Strafrecht

A.J. Machielse, ‘Commentaar op art. 41 Sr’, in: T.J. Noyon/G.E. Langemeijer & J. Remmelink (voortgezet door J.W. Fokkens, E.J. Hofstee & A.J. Machielse), Wetboek van Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016 (online in Kluwer Navigator).

Nan, NBSTRAF 2016/106

J.S. Nan, annotatie bij HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, NBSTRAF 2016/106.

Reijntjes, NJ 2014/392

J.M. Reijntjes, annotatie bij HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1234, NJ 2014/392.

Rozemond, NJ 2016/154

N. Rozemond, annotatie bij HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:108, NJ 2016/154.

Sangero 2006

B. Sangero, Self-defence in criminal law, Oxford: Hart Publishing 2006.

Van Verseveld, DD 2016/34

A. van Verseveld, ‘Noodweer: de Hoge Raad geeft een overzicht’, DD 2016/34.

Ten Voorde, in: T&C Strafrecht

J. M. ten Voorde, ‘Commentaar op art. 41 Sr’, in: C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen (red.), Tekst en Commentaar Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017 (online in Kluwer Navigator).

Jurisprudentielijst

Hoge Raad

HR 10 februari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC1287. HR 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5982. HR 8 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3895 HR 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0035. HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2175. HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788. HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1234. HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:108. HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.

Gerechtshoven

Hof Den Haag, 28 februari 1997, ECLI:NL:GHSGR:1997:AD2703. Hof Den Haag 22 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8627. Hof Den Haag 15 oktober 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6946. Hof Den Haag 5 november 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6517. Hof Amsterdam 13 juni 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3148. Hof Den Bosch 29 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1160.

Hof Arnhem-Leeuwarden 25 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3171. Hof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5190. Hof Amsterdam 29 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4553. Hof Amsterdam 24 augustus 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4998. Hof Amsterdam 12 oktober 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5012. Hof Den Haag 8 maart 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:532. Hof Den Haag 12 maart 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BW1024. Hof Den Bosch 22 maart 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9688. Hof Den Haag 4 oktober 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1977. Hof Den Bosch 27 januari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:157. Hof Den Bosch 17 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2182. Hof Amsterdam 12 juni 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2287. Hof Amsterdam 24 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1112. Hof Den Bosch 26 januari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:255.

Hof Amsterdam 20 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3779. Hof Amsterdam 7 november 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4818. Hof Den Bosch 8 december 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5668. Hof Den Bosch 30 januari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:317.

Rechtbanken

Rb. Utrecht 29 februari 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BV7353. Rb. Maastricht 3 april 2012, ECLI:NL:RBMAA:2012:BW0668. Rb. Almelo 20 april 2012, ECLI:NL:RBALM:2012:BW3531. Rb. Zutphen 15 mei 2012, ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5840. Rb. Den Bosch 10 juli 2012, ECLI:NL:RBSHE:2012:BX0830. Rb. Overijssel 24 december 2012, ECLI:NL:RBOVE:2013:3449. Rb. Amsterdam 29 april 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ8977. Rb. Overijssel 24 december 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:3449. Rb. Overijssel 10 juni 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:4007.

Rb. Noord-Holland 3 oktober 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:13273. Rb. Overijssel 6 oktober 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4517.

Rb. Noord-Nederland 3 december 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:6326. Rb. Zeeland-West-Brabant 31 mei 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3222. Rb. Rotterdam 1 februari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:836.

Rb. Overijssel 14 maart 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:1113. Rb. Den Haag 21 april 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4112. Rb. Rotterdam 25 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3258. Rb. Noord-Nederland 6 juni 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2023. Rb. Rotterdam 20 juli 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:5797. Rb. Rotterdam 28 juli 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6063. Rb. Rotterdam 2 augustus 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6056. Rb. Rotterdam 10 augustus 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6364. Rb. Noord-Nederland 31 oktober 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4109. Rb. Gelderland 9 november 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5753. Rb. Rotterdam 30 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9566. Rb. Oost-Brabant 22 december 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:6709. Rb. Noord-Nederland 15 februari 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:510. Rb. Noord-Nederland 15 maart 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:969.

Rb. Dordrecht 22 maart 2011, ECLI:NL:RBDOR:2011:BP8909. Rb. Zwolle-Lelystad 12 april 2011, ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2008. Rb. Den Bosch 10 juli 2012, ECLI:NL:RBSHE:2012:BX0830. Rb. Gelderland 18 augustus 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5311. Rb. Gelderland 18 augustus 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5312. Rb. Noord-Holland 31 maart 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:2769. Rb. Oost-Brabant 6 juli 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:3589.

Rb. Zeeland-West-Brabant 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4946. Rb. Amsterdam 23 februari 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1080.

Rb. Limburg 7 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:6474.

Rb. Rotterdam 10 augustus 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:6364. Rb. Rotterdam 17 november 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:9274. Rb. Limburg 28 november 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:11604.

Gerechten in Eerste Aanleg

Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 6 juli 2016, ECLI:NL:OGEAC:2016:39. Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 21 april 2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:310.

Bijlagen

Bijlage 1: Aanvallend karakter van de gedraging als zelfstandige verwerpingsgrond

Instantie Datum ECLI Mogelijke

verwerpingsgrond(en)

Hof Den Haag 22-06-2010 ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8627 Aanranding, culpa in causa

Hof Den Haag 15-10-2010 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO6946 Wederrechtelijke aanranding,

subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Utrecht 29-02-2012 ECLI:NL:RBUTR:2012:BV7353 Proportionaliteit, hevige gemoedsbeweging Rb. Maastricht 03-04-2012 ECLI:NL:RBMAA:2012:BW0668 Wederrechtelijke

aanranding,

subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Almelo 20-04-2012 ECLI:NL:RBALM:2012:BW3531 Aanranding, culpa in causa

Rb. Zutphen 15-05-2012 ECLI:NL:RBZUT:2012:BW5840 Wederrechtelijke aanranding, culpa in causa

Rb. Den Bosch 10-07-2012 ECLI:NL:RBSHE:2012:BX0830 Aanranding,

proportionaliteit, hevige gemoedsbeweging, culpa in causa

Hof Den Haag 05-11-2012 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6517 Aanranding, subsidiariteit Rb. Overijssel 24-12-2012 ECLI:NL:RBOVE:2013:3449 Aanranding,

subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Amsterdam 29-04-2013 ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ8977 Aanranding Hof Amsterdam 13-06-2013 ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3148 Ogenblikkelijke

aanranding Rb. Overijssel 24-12-2013 ECLI:NL:RBOVE:2013:3449 Aanranding,

subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Overijssel 10-06-2014 ECLI:NL:RBOVE:2014:4007 Aanranding Rb. Noord-

Holland 03-10-2014 ECLI:NL:RBNHO:2014:13273 Subsidiariteit

Rb. Overijssel 06-10-2015 ECLI:NL:RBOVE:2015:4517 Aanranding, culpa in causa

Rb. Noord- Nederland

03-12-2015 ECLI:NL:RBNNE:2015:6326 Aanranding, culpa in causa

Hof Den Bosch 29-03-2016 ECLI:NL:GHSHE:2016:1160 Subsidiariteit, culpa in causa

Hof Arnhem- Leeuwarden

25-04-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:3171 Wederrechtelijke aanranding

Rb. Zeeland- West-Brabant 31-05-2016 ECLI:NL:RBZWB:2016:3222 Subsidiariteit Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao 06-07-2016 ECLI:NL:OGEAC:2016:39 Aanranding, subsidiariteit Hof Amsterdam 08-12-2016 ECLI:NL:GHAMS:2016:5190 Aanranding

Rb. Rotterdam 01-02-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:836 Aanranding, culpa in causa

Rb. Overijssel 14-03-2017 ECLI:NL:RBOVE:2017:1113 Wederrechtelijke aanranding, culpa in causa

Rb. Den Haag 21-04-2017 ECLI:NL:RBDHA:2017:4112 Wederrechtelijke aanranding, culpa in causa

Rb. Rotterdam 25-04-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:3258 Proportionaliteit, hevige gemoedsbeweging, culpa in causa

Hof Amsterdam 29-05-2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:4553 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit Rb. Noord-

Nederland

06-06-2017 ECLI:NL:RBNNE:2017:2023 Subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Rotterdam 20-07-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:5797 Culpa in causa

Rb. Rotterdam 28-07-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:6063 Subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Rotterdam 02-08-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:6056 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit Rb. Rotterdam 10-08-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:6364 Aanranding

Hof Amsterdam 24-08-2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:4998 Subsidiariteit Hof Amsterdam 12-10-2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:5012 Wederrechtelijke

aanranding, subsidiariteit Rb. Noord-

Nederland

31-10-2017 ECLI:NL:RBNNE:2017:4109 Wederrechtelijke

aanranding, subsidiariteit Rb. Gelderland 09-11-2017 ECLI:NL:RBGEL:2017:5753 Aanranding,

subsidiariteit Rb. Rotterdam 30-11-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:9566 Wederrechtelijke

aanranding, subsidiariteit Rb Oost-

Brabant 22-12-2017 ECLI:NL:RBOBR:2017:6709 Wederrechtelijke aanranding, culpa in causa Rb. Noord- Nederland 15-02-2018 ECLI:NL:RBNNE:2018:510 Wederrechtelijke aanranding, subsidiariteit, culpa in causa

Hof Den Haag 08-03-2018 ECLI:NL:GHDHA:2018:532 Aanranding, subsidiariteit Rb. Noord- Nederland 15-03-2018 ECLI:NL:RBNNE:2018:969 Wederrechtelijke aanranding, culpa in causa

Bijlage 2: Aanvallend karakter van de gedraging als aanvullend argument

Instantie Datum ECLI Verwerpingsgrond(en)

Rb. Dordrecht 22-03-2011 ECLI:NL:RBDOR:2011:BP8909 Aanranding, subsdiariteit, culpa in causa

Rb. Zwolle- Lelystad

12-04-2011 ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2008 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit Hof Den Haag 12-03-2012 ECLI:NL:GHSGR:2012:BW1024 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit, culpa in causa

Hof Den Bosch 22-03-2012 ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9688 Aanranding

Rb. Den Bosch 10-07-2012 ECLI:NL:RBSHE:2012:BX0830 Aanranding, hevige gemoedsbeweging Hof Den Haag 04-10-2012 ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1977 Subsidiariteit Hof Den Bosch 27-01-2014 ECLI:NL:GHSHE:2014:157 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit Hof Den Bosch 17-07-2014 ECLI:NL:GHSHE:2014:2182 Ogenblikkelijke

aanranding Hof Amsterdam 12-06-2015 ECLI:NL:GHAMS:2015:2287 Aanranding Rb. Gelderland 18-08-2015 ECLI:NL:RBGEL:2015:5311 Ogenblikkelijke

aanranding, subsidiariteit, culpa in causa

Rb. Gelderland 18-08-2015 ECLI:NL:RBGEL:2015:5312 Ogenblikkelijke aanranding Hof Amsterdam 24-03-2016 ECLI:NL:GHAMS:2016:1112 Wederrechtelijke

aanranding Rb. Noord-

Holland 31-03-2016 ECLI:NL:RBNHO:2016:2769 Ogenblikkelijke aanranding, hevige gemoedsbeweging Rb. Oost-

Brabant 06-07-2016 ECLI:NL:RBOBR:2016:3589 Subsidiariteit Rb. Zeeland-

West-Brabant 09-08-2016 ECLI:NL:RBZWB:2016:4946 Subsidiariteit Hof Den Bosch 26-01-2017 ECLI:NL:GHSHE:2017:255 Ogenblikkelijke

aanranding

Rb. Amsterdam 23-02-2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:1080 Aanranding, subsidiariteit, culpa in causa Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 21-04-2017 ECLI:NL:OGEAA:2017:310 Subsidiariteit, proportionaliteit, hevige gemoedsbeweging Rb. Limburg 07-07-2017 ECLI:NL:RBLIM:2017:6474 Subsidiariteit Hof Amsterdam 20-09-2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:3779 Wederrechtelijke

aanranding, subsidiariteit Hof Amsterdam 07-11-2017 ECLI:NL:GHAMS:2017:4818 Wederrechtelijke

aanranding

Rb. Rotterdam 10-08-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:6364 Aanranding, subsidiariteit Rb. Rotterdam 17-11-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:9274 Culpa in causa

Rb. Limburg 28-11-2017 ECLI:NL:RBLIM:2017:11604 Aanranding Hof Den Bosch 08-12-2017 ECLI:NL:GHSHE:2017:5668 Aanranding