• No results found

In dit hoofdstuk wordt de probleemstelling van de scriptie beantwoord aan de hand van de bevindingen uit de vorige hoofdstukken. De probleemstelling van de scriptie luidt als volgt: ‘Op welke wijze zou het fiscale classificatiebeleid voor (buitenlandse) samenwerkingsverbanden vormgegeven moeten worden in Nederland teneinde een vermindering van internationale hybride mismatches in relatie met Nederland te bewerkstelligen?’

Het fiscale classificatiebeleid voor buitenlandse samenwerkingsverbanden is in Nederland gebaseerd op de similarity approach en vindt plaats aan de hand van de corporate resemblance method. Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat deze benadering door de meeste landen wordt gebruikt. Hiermee loopt Nederland aldus niet uit de pas met de internationale praktijk. In hoofdstuk 3 is naar voren gekomen dat de Verenigde Staten met de elective approach hebben gekozen voor een andere benadering dan gangbaar is. Een dergelijke benadering is bevorderlijk voor de rechtseenvoud en rechtszekerheid, maar biedt ook veel mogelijkheden voor belastingontwijking door middel van hybride entiteiten. De antimisbruikregels die vervolgens ontstaan kunnen weer ten koste gaan van de rechtseenvoud en rechtszekerheid en daarom is deze benadering in mijn optiek niet aanbevelenswaardig. Uit de rechtsvergelijkende analyse in hoofdstuk 4 blijkt dat de focus bij het ‘voor rekening en risico van’-criterium, dat één van de twee hoofdcriteria is waarop het huidige fiscale classificatiebeleid in Nederland is gestoeld, meer moet komen te liggen op het aansprakelijkheidscriterium. De aansprakelijkheid van de participanten/aandeelhouders van een samenwerkingsverband zou ten opzichte van de rechtspersoonlijkheidseis leidend moeten zijn in het fiscale classificatiebeleid van Nederland, zowel voor binnenlandse als buitenlandse samenwerkingsverbanden.

Dit zou logischerwijs ook voortvloeien uit het door de Werkgroep Personenvennootschappen voorgestelde behoud van de fiscale transparantie van personenvennootschappen na de toekenning van rechtspersoonlijkheid. Het onderscheid maken tussen fiscaal transparante en fiscaal niet-transparante samenwerkingsverbanden op grond van het rechtspersoonlijkheidscriterium is niet meer consistent indien personenvennootschappen met een rechtspersoonlijkheid toch fiscaal transparant blijven. Dit is ook niet bevorderlijk voor

de rechtseenvoud. De fiscale classificatie van een samenwerkingsverband wordt onnodig gecompliceerder gemaakt door onderscheid te maken tussen de samenwerkingsverbanden die een rechtspersoonlijkheid hebben op grond van Boek 2 BW en samenwerkingsverbanden die een rechtspersoonlijkheid hebben op grond van Titel 13 Boek 7 BW.

Het overdraagbaarheidscriterium, het tweede hoofdcriterium waarop het huidige Nederlandse fiscale classificatiebeleid is gebaseerd, dient in mijn optiek te worden geschrapt. Uit de rechtsvergelijkende analyse blijkt dit criterium in combinatie met het unanieme toestemmingsvereiste voor de meeste classificatieconflicten te zorgen. Het schrappen van het overdraagbaarheidscriterium zou leiden tot een vermindering van internationale hybride mismatches in relatie met Nederland, aangezien de fiscale classificatie van personenvennootschappen in Nederland meer in lijn zou zijn met de internationale praktijk.

Literatuurlijst

Jurisprudentie

Hoge Raad 24 november 1976, BNB 1978/13. Hoge Raad 7 juli 1982, BNB 1982/268.

Hoge Raad 2 juni 2006, BNB 2006/288. HvJ-EU 6 december 2007, C-298/05.

Hoge Raad 27 februari 2009, BNB 2009/120. Hoge Raad 23 september 2011, BNB 2012/12. Hof Amsterdam 21 juni 2016, JOR 2016/266.

Boeken

P. Adriaansen, F. van Kuijk & M. Staes, ‘Chapter 11: Luxembourg’, in: G.K. Fibbe & A.J.A. Stevens, Hybrid Entities and the EU Direct Tax Directives , Den Haag: Kluwer, 2014, p. 197 – 218.

M. Baldwin & T. Kiranoglu, Cahiers: Qualification of taxable entities and treaty protection, IFA, 2014, Volume 99B p. 835 – 857.

J. Barenfeld, Taxation of Cross-Border Partnerships, IBFD 2005, Doctoral Series Vol. 9. P. Berna, P. Mischo & F. Van Kuijk, Cahiers: Qualification of taxable entities and treaty protection, IFA, 2014, Volume 99B p. 513 – 535.

J.P. Boer, De Anglo-Amerikaanse trust in de inkomsten- en vennootschapsbelasting, Leiden: SDU, 2011, p. 63 – 142.

A. C. Infanti & B. Moens, Cahiers: Qualification of taxable entities and treaty protection, IFA, 2014, Volume 99B p. 859 – 871.

M.L.M. van Kempen, Rechtspersoonlijkheid en belastingplicht van vennootschappen (diss.), Tilburg: Schoordijk Instituut/CCL 1999, p. 1 – 19.

H. Ordower, Corporate Income Tax Subjects, IBFD 2015, EATLP International Tax Series 2013, Volume 12 p. 563 – 584.

L.E.S. Pfatteicher & C. Kotarba, Chapter 17: United States in Taxation of International Partnerships: 15 Years OECD Partnership Report: Past, Present and Future (F. Haase ed., IBFD 2014), Books IBFD.

F.P.G. Pötgens, M.A.H. Reimert, Q.W.J.C.H. Kok, H. Koster, S.R. Pancham, D.R. Post, N.G.H. Speet, J.L. van de Streek, S.A.W.J. Strik, H. Vermeulen, G.C. van der Burgt, F.J. Elsweier & A.W. Hofman, Studenteneditie Cursus Belastingrecht Vennootschapsbelasting 2020-2021, Wolters Kluwer 2020, p. 21 – 129.

M. Schmitz & P.J. Warner, Acknowledgements in Luxembourg in International Tax (Third revised edition), IBFD 2016, Books IBFD.

J. Snape, Corporate Income Tax Subjects, IBFD 2015, EATLP International Tax Series 2013, Volume 12 p. 535 – 562.

S.E. van der Waals, De optimale rechtsvorm voor de samenwerking in het beroep. Confectie of maatpak? (Serie Van der Heijden Instituut nr. 139) (diss. Utrecht), Deventer: Wolters Kluwer 2017.

(Vak)literatuur

J.A.R. van Eijsden, De kwalificatie van de open CV en haar deelgerechtigden in grensoverschrijdende situaties, WFR 1998/856.

G.K. Fibbe, Hybride mismatches onder de ATAD; symptoombestrijding is geen oplossing, WFR 2016/186, p. 1 - 14.

G.K. Fibbe & A.J.A Stevens, Hybride hersenspinsels over BEPS en ATAD 2 (deel II: hybride entiteiten), NTFR 2017/45.

E.J.W. Heithuis, Een alternatief fiscaal regime voor de personenvennootschappen, NLF-W 2019/7.

O.R. Hoor, Classification of Foreign Entities for Luxembourg Tax Purposes: Methodology and Tax Consequences, Journal Articles & Papers IBFD European Taxation 2012/4-52.

F. van Horzen, De strijd tegen agressieve belastingontwijking: gevolgen in Nederland. Tijdschrift Formeel Belastingrecht 2018/2-1.

H.T.P.M van den Hurk & S. Ubachs, ‘Het einde van de hybride structuren nadert...’, TFO 2016/147.2

M.L.M. van Kempen, Kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen, Weekblad voor Fiscaal Recht 2005/573.

M.H.G.M. van der Linden, Buitenlandse samenwerkingsverbanden boven Nederland; leuker kunnen we het niet maken, maar toch wel gemakkelijker, Weekblad voor Fiscaal Recht 2004/276.

A.J.A. Stevens & S.A. Stevens, De subjectieve en objectieve vennootschapsbelastingplicht, Weekblad voor Fiscaal Recht 2019/188.

S.A. Stevens & P-J.B. Tuk, Personenvennootschappen in de vennootschapsbelasting, TFO 2020/168.2

M.F. de Wilde, Het OESO BEPS-project in vogelvlucht De Wilde, MBB 2016/11, p. 409 - 423.

Rapporten

OECD (2015), Neutralising the Effects of Hybrid Mismatch Arrangements, Action 2 – 2015 Final Report, OECD/G20 Base Erosion and Profit Shifting Project, OECD Publishing, Paris Werkgroep Personenvennootschappen (2016), Modernisering Personenvennootschappen, ZIFO/Van der Heijden Instituut.

Overige bronnen

Besluit van 11 december 2009, nr. CPP2009/519M, Stcrt. 2009, 19749. Besluit van 15 december 2015, BLKB2015/1209M, Stcrt. 2015, 46508.

Conceptwetsvoorstel modernisering personenvennootschappen.

Memorie van Toelichting bij conceptwetsvoorstel modernisering personenvennootschappen. Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking, Nota naar aanleiding van het verslag.