• No results found

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van vriendschapskwaliteit op de

alcoholconsumptie van een jongvolwassene. Drie aspecten van vriendschapskwaliteit zijn bestudeerd: hoe aardig de jongvolwassene de vriend vindt, hoeveel tijd de jongvolwassene en de vriend samen doorbrengen en op hoeveel locaties de jongvolwassene en de vriend elkaar zien. Uit binaire logistische regressie blijkt dat hoe aardig de jongvolwassene de vriend vindt geen invloed heeft op de alcoholconsumptie van de jongere. Hoe vaak de jongvolwassene en de vriend elkaar zien heeft wel invloed op de alcoholconsumptie.

Twee hypotheses zijn getoetst. De eerste hypothese is: vrienden die de jongvolwassene aardig vindt hebben meer invloed op het alcoholgebruik van de

jongvolwassene. De tweede hypothese is: Als de jongvolwassene en de vriend elkaar vaker zien, heeft de vriend meer invloed op de alcoholconsumptie van de jongvolwassene. De eerste hypothese is niet bevestigd. Uit de regressieanalyse met de interactieterm van de

alcoholconsumptie van de groepsgenoot en hoe aardig de respondent de groepsgenoot vindt blijkt niet dat deze interactieterm een significant effect heeft op de alcoholconsumptie van de jongvolwassen respondent. De tweede hypothese is wel bevestigd. De interactievariabele van de alcoholconsumptie van de groepsgenoot en hoeveel tijd de jongvolwassene en de vriend samen doorbrengen heeft een significant effect op de alcoholconsumptie van de

jongvolwassene. Als de jongvolwassene en de groepsgenoot meer tijd samen doorbrengen, neemt de kans dat de jongvolwassene alcohol heeft geconsumeerd af. De frequentie van het contact in de relatie tussen de jongvolwassene en de groepsgenoot speelt dus een rol in de mate van invloed die de groepsgenoot op de jongvolwassene uitoefent.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee theorieën: de sociale leertheorie van Akers et al. (1979) en de differentiële associatietheorie van Sutherland (1947). Voor de sociale leertheorie van Akers et al. (1979) is al veel empirisch onderzoek uitgevoerd dat de theorie bevestigt. Jongvolwassene zouden vooral beïnvloed worden door peers aan wie de jongvolwassene veel waarde hecht (o.a. Morgan & Grube, 1991; Urberg et al., 1997). In dit onderzoek komt naar voren dat de alcoholconsumptie van jongvolwassenen niet wordt beïnvloed door hoe aardig zij de peer vinden. Dit onderzoek biedt dus geen empirische

ondersteuning voor de sociale leertheorie. Een mogelijke verklaring voor de resultaten van dit onderzoek is dat jongeren wellicht meer beïnvloed worden door de peergroep dan door één peer met wie ze een hechte band hebben. Invloed van de peergroep wordt ook voorspeld binnen de sociale leertheorie en wordt empirisch ondersteund door Overbeek et al. (2010), die

aantonen dat niet beste vrienden maar groepseffecten een belangrijkere rol spelen bij het alcoholgebruik van een jongvolwassene. Vervolgonderzoek kan worden gericht op de invloed van de peergroep in aanvulling op de invloed van individuele peers. Tot slot bevestigt dit onderzoek wel één idee binnen de sociale leertheorie: modeling, het spiegelen van het alcoholgebruik van een andere aanwezige. Imitatie is namelijk een vorm van sociaal gedrag (Akers et al., 1979). In dit onderzoek wordt het idee van modeling bevestigd doordat het alcoholgebruik van de groepsgenoot samenhangt met dat van de respondent.

De tweede theorie waar gebruik van is gemaakt, is de differentiële associatietheorie van Sutherland (1947). Deze theorie voorspelt dat als de jongere en de peer elkaar vaker zien, dat de peer dan meer invloed op de jongere zou uitoefenen. De resultaten van dit onderzoek bevestigen de theorie. Peers die de jongere meer ziet hebben inderdaad meer invloed dan peers die de jongere minder ziet.

Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen die gevolgen hebben voor de generaliseerbaarheid van de resultaten. Voor de dataverzameling van de dataset is geen gebruik gemaakt van een aselecte steekproef. Het sample bevat uitsluitend studenten, overwegend van Nederlandse afkomst, waardoor niet te generaliseren is naar jongeren die geen student zijn of naar jongeren van niet-Nederlandse afkomst. De manier waarop de data is verzameld kan ook van invloed zijn geweest op de gegevens. Zo moesten de proefpersonen de peernominaties (vragen over wie uit de groep zij het aardigst vonden of wie uit de groep het meest dronk) invullen waar de andere groepsgenoten bij aanwezig waren. Het is mogelijk dat de participanten hierdoor (onbewust) beïnvloed zijn en daarom bijvoorbeeld bij meerdere groepsgenoten hebben aangegeven die het aardigst te vinden. Ook is het niet bekend of de participanten al hadden gedronken voordat zij meededen aan het onderzoek. De dataset bevat geen controlevraag hiernaar.

Voor vervolgonderzoek zou de data op een andere manier kunnen worden verzameld. Hoewel het Bar-Lab een redelijk natuurlijke setting had waar de participanten toch konden worden gecontroleerd, is er een nog natuurlijkere setting denkbaar: een echte bar. In een echte bar is pas zichtbaar hoe jongeren drinken in die omgeving. Het Bar-Lab was immers

gevestigd op de Radboud Universiteit. Het kan zijn dat de participanten anders alcohol hebben genuttigd omdat zij op de universiteit waren en niet in een kroeg. Observaties in een bar of kroeg zouden dus realistischer zijn. Hierbij zouden de participanten op videobeelden kunnen worden opgenomen om hun gedrag later eventueel nogmaals te bekijken.

De participanten konden aangeven wie zij het aardigst vonden, maar niet of ze ook met die persoon bevriend waren. Daarnaast missen vragen die in andere studies naar

vriendschapskwaliteit wel worden gebruikt, zoals vragen van Bukowski et al. (1994) over in hoeverre de participant en de vriend een intieme vriendschap hebben, of de participant en de vriend onzekerheden delen, of de vriend de respondent zou helpen in lastige situaties en of de participant gelukkig is als hij of zij tijd doorbrengt met de vriend.

Ondanks enkele beperkingen van de gebruikte dataset, biedt dit onderzoek een waardevolle bijdrage aan studies naar peer pressure onder jongeren en drankgebruik. Op dit gebied er is namelijk nog weinig onderzoek gedaan naar situationele invloed. In dit onderzoek is juist gekeken naar de directe situatie bij de alcoholconsumptie van jongeren. Daarnaast is in dit onderzoek geen gebruik gemaakt van zelfrapportages van alcoholconsumptie, die een vertekend beeld kunnen laten zien. In plaats daarvan, is gebruik gemaakt van observaties, die accurater zijn. Deze studie biedt onderzoek met betere metingen naar een onderwerp waar nog weinig over bekend is. Tot slot is door dit onderzoek duidelijk geworden dat hoeveel contact een jongvolwassene met een vriend heeft invloed heeft op de mate van invloed van het alcoholgebruik van de vriend op het alcoholgebruik van de jongvolwassene. Een hogere vriendschapskwaliteit leidt dus tot meer invloed van de vriend op de jongvolwassene.

Bibliografie

Agnew, R. (1991). ‘The interactive effects of peer variables on delinquency’. Criminology, 29(1), pp. 47-72.

Akers, R.L., Krohn, M.D., Lanza-Kaduce, L. & Radosevich, M. (1979). ‘Social learning and deviant behavior: a specific test of a general theory’. American Sociological Review, 44 (4), pp. 636-655.

Berndt, T.J. (2002). ‘Friendship quality and social development’. Current Directions in

Psychological Science, 11(1), pp. 7-10.

Berndt, T.J. & Keefe, K. (1995). ‘Friends influence on adolescents’ adjustment to school’.

Child Development, 66, pp. 1312-1329.

Berten, H., Cardoen, D., Brondeel, R. & Vettenburg, N. (2012). ‘Alcohol and cannabis use among adolescents in Flemish secondary school in Brussels: Effects of type of education’.

BioMed Central, 12(215).

Borsari, B. & Carey K.B. (2001). ‘Peer influences on college drinking: A review of the research’. Journal of Substance Abuse, 13(4), pp. 391-424.

Bot, S.M., Engels, R.C.M.E., Knibbe, R.A. & Meeus, W.H.J. (2005). ‘Friend’s drinking behaviour and adolescent alcohol consumption: The moderating role of friendship characteristics’. Addictive Behaviors, 30(5), pp. 929-947.

Brechwald, W.A. & Prinstein, M.J. (2011). ‘Beyond homophily: a decade of advances in understanding peer influence processes’. Journal of Research on Adolescence, 21(1), pp. 166- 179.

Bukowski, W.M., Hoza, B. & Boivin, M. (1994). ‘Measuring friendship quality during pre- and early adolescence: the development and psychometric properties of the friendship qualities scale’. Journal of Social and Personal Relationships, 11, pp. 471-484.

Bushman, B.J. & Cooper, H.M. (1990). ‘Effects of alcohol on human aggression: a integrative research review’. Psychological Bulletin, 107(3), pp. 341-354.

Caudill, B.D. & Marlatt, G.A. (1975). ‘Modeling influences in social drinking: an

experimental analogue’. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 43(3), pp. 405-415.

Collins, R.L., Parks, G.A. & Marlatt, G.A. (1985). ‘Social determinants of alcohol

consumption: the effects of social interaction and model status on the self-administration of alcohol’. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 53(2), pp. 189-200.

Conway, T.L., Vickers, R.R., Ward, H.W. & Rahe, R.H. (1981). ‘Occupational stress and variation in cigarette, coffee and alcohol consumption’. Journal of Health and Social

Behavior, 22(June), pp. 155-165.

Corcoran, K.J. (1995). ‘Cognitive and situational factors predict alcoholic beverage selection’. Addictive Behaviors, 20(4), pp. 525-532.

DeRicco, D.A. & Niemann, J.E. (1980). ‘In vivo effects of peer modeling on drinking rate’.

Journal of Applied Behavior Analysis, 13, pp. 149-152.

Gardner, M. & Steinberg, L. (2005). ‘Peer Influence on Risk Taking, Risk Preference, and Risky Decision Making in Adolescence and Adulthood: An Experimental Study’.

Developmental Psychology, 41(4), pp. 625-635.

Geller, E.S., Kalsher, M.J. & Clarke, S.W. (1991). ‘Beer versus mixed-drink consumption at fraternity parties: a time and place for low-alcohol alternatives’. Journal of Studies on

Alcohol, 52 (3), pp. 197-204.

Giordano, P.C. (2003). ‘Relationships in adolescence’. Annual Review of Sociology, 29, pp. 257-281.

Larsen, H., Overbeek, G., Granic, I. & R.C.M.E. Engels (2012). ‘The strong effect of other people’s drinking: two experimental observational studies in a real bar’. The American

Maxwell, K.A. (2002). ‘Friends: the role of peer influence across adolescent risk behaviors’.

Journal of Youth and Adolescence, 31(4), pp. 267-277.

Megens, K.C.I.M. & Weerman, F. M. (2010). ‘Attitudes, delinquency and peers: The role of social norms in attitude-behaviour inconsistency’. European Journal of Criminology, 7(4), pp. 299-316.

Mercken, L., Candel, M., Willems, P. & Vries, H. de (2007). ‘Disentangling sociale selection and social influence effects on adolescent smoking: the importance of reciprocity in

friendships’. Addiction, 102, pp. 1483-1492.

Morgan, M. & Grube, J.W. (1991). ‘Closeness and peer group influence’ (Author postprint).

British Journal of Social Psychology, 30, pp. 159-169.

Overbeek, G., Bot, S.M., Sentse, M., Knibbe, R.A. & Engels, R. (2010). ‘Where it’s at! The rol of best friends and peer group members in young adults’ alcohol use’. Journal of Research

on Adolescence, 21(3), pp. 631-638.

Rosenbluth, J., Nathan, P.E. & Lawson, D.M. (1978). ‘Environmental influences on drinking by college students in a college pub: behavioral observation in a natural environment’.

Addictive Behaviors, 3, pp. 117-121.

Sutherland, E.H. (1947). Principles of Criminology (vierde editie). New York: J.B. Lippincott Co.

Urberg, K.A., Degirmencioglu, S.M., Tolson, J. & Halliday-Scher, K. (1995). ‘The structure of adolescent peer networks’. Developmental Psychology, 31(4), pp. 540-547.

Urberg, K.A., Degirmencioglu, S.M. & Pilgrim, C. (1997). ‘Close friend and group influence on adolescent cigarette smoking and alcohol use’. Developmental Psychology, 33(5), pp. 834- 844.

Urberg, K.A., Luo, Q., Pilgrim, C. & Degirmencioglu, S.M. (2003). ‘A two-stage model of peer influence in adolescent substance use: individual and relationship-specific differences in susceptibility to influence’. Addictive Behaviors, 28, pp. 1243-1256.

Yu, J., Evans, P.C. & Perfetti, L. (2004). ‘Road aggression among drinking drivers: Alcohol and non-alcohol effects on aggressive driving and road rage’. Journal of Criminal Justice, 32, pp. 421-430.

GERELATEERDE DOCUMENTEN