• No results found

In sectie 4.2 wordt de hoofdvraag van deze scriptie beantwoord. Voorts wordt in sectie 4.3 de beperkingen van dit onderzoek besproken en in sectie 4.4 de onderwerpen voor verder

onderzoek.

In deze scriptie staat de volgende vraag centraal:

In welke mate hebben welke persoonlijkheidskenmerken van “the big five” invloed op het adequaat rapporteren door een individuele internal auditor en zijn er

persoonlijkheidskenmerken te definiëren die voor het rapporteren van elementair belang zijn?

Belangrijk om te benadrukken is, dat deze scriptie een exploratief onderzoek is. Een van de kenmerken van dit type onderzoek is dat er gezocht wordt naar een verband tussen

verschillende variabelen waar nog geen eerder onderzoek naar is gedaan.

4.2 Beantwoorden hoofdvraag

In de literatuurstudie is onderzocht welke elementen uit “the big five” model en welke persoonlijkheidskenmerken uit de PfPI test relevant zijn voor een individuele internal auditor om adequaat te kunnen rapporteren. Op basis van de literatuurstudie is een profiel opgesteld met de wenselijke persoonlijkheidskenmerken voor een individuele internal auditor die zich bezighoudt met rapporteren. In dit profiel zijn alle vijf de elementen van “the big five” opgenomen evenals 14 persoonlijkheidskenmerken uit de PfPI test.

In het kwantitatieve onderzoek is getest in hoeverre meer dan 51% van de huidige populatie auditors beschikt over het gewenste persoonlijkheidskenmerk. Voor 11 van de 19 vastgestelde gewenste scores, is geen reden om aan te nemen dat de score van de steekproef afwijkt van de veronderstelling dat minimaal 51% van de totale populatie auditors de gewenste score behaalt op het betreffende persoonlijkheidskenmerk. Voor acht persoonlijkheidskenmerken is de z toets verworpen. Dit betekent dat er bewijs is dat de aanname dat meer dan 51% van de totale populatie auditors de gewenste score behaalt, niet juist is. Anders gesteld, minder dan 51% van de totale audit populatie heeft de gewenste score op het persoonlijkheidskenmerk. Uit de chi-kwadraat toets kan geconcludeerd worden dat mannen, zowel op “the big five” element neuroticism als op alle onderliggende persoonlijkheidskenmerken, significant hoger dan vrouwen.

Opvallend in de kwantitatieve analyse is de relatief hoge standaarddeviaties. In bijna alle gevallen is deze boven de 2 op een schaal waar van 0 tot 10 gescoord wordt (range van 11). Dit is een afwijking van iets meer dan 18%!

De bespreking van de conclusie volgt het OCEAN model. Eerst wordt het big five element besproken en vervolgens de onderliggende persoonlijkheidskenmerken.

Openness

Op basis van de literatuurstudie is zowel openness als drie (van de vier) onderliggende persoonlijkheidskenmerken (innovatiegerichtheid en creativiteit, intellectuele versus actieoriëntatie en zelfreflectie) een gewenste score midden opgenomen in het profiel met wenselijke persoonlijkheidskenmerken.

Op basis van de z toets wordt de hypothese voor openness verworpen. Er is niet aannemelijk gemaakt dat meer dan 51% van de internal audit populatie de gewenste score midden behaalt. Echter is voor de onderliggende factoren (persoonlijkheidskenmerken) innovatiegerichtheid en creativiteit en intellectuele versus actieoriëntatie de hypothese wel geaccepteerd. Daar os wel aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% de wenselijke score midden behaalt.

Conscientiousness

Op basis van de literatuurstudie is zowel voor conscientiousness als vier (van de vijf)

onderliggende persoonlijkheidskenmerken (planning en organisatie, zelfdiscipline, beheersing en prestatieoriëntatie) een gewenste score hoog opgenomen in het profiel met wenselijke persoonlijkheidskenmerken.

Op basis van de z toets wordt de hypothese conscientiousness geaccepteerd. Er is aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score hoog behaalt. Ook voor de onderliggende factoren (persoonlijkheidskenmerken) zelfdiscipline en beheersing is de hypothese geaccepteerd en is aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% de wenselijke score hoog behaalt .

Extraversion

Op basis van de literatuurstudie is voor extraversion een gewenste score opgenomen in het profiel met wenselijke persoonlijkheidskenmerken. Uit de literatuurstudie bleek dat geen van de onderliggende persoonlijkheidskenmerken van extraversion direct te relateren zijn aan schriftelijk rapporteren.

Op basis van de z toets wordt de hypothese extraversion geaccepteerd. Er is aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score midden behaalt.

Agreeableness

Op basis van de literatuurstudie is zowel voor agreeableness als drie (van de vier) onderliggende persoonlijkheidskenmerken (competitiviteit, vertrouwen in anderen en inschikkelijkheid) een gewenste score midden opgenomen in het profiel met wenselijke persoonlijkheidskenmerken.

Op basis van de z toets wordt de hypothese agreeableness geaccepteerd. Er is aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score midden behaalt. Ook voor de onderliggende factoren (persoonlijkheidskenmerken) competitiviteit en inschikkelijkheid is aannemelijk dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score midden behaalt.

Neuroticism

Op basis van de literatuurstudie is zowel voor neuroticism als alle vierde onderliggende persoonlijkheidskenmerken (sensitiviteit (gewenste score laag), zelfvertrouwen (gewenste score hoog), stressgevoeligheid (gewenste score laag) en frustratietolerantie (gewenste score hoog)) een gewenste score opgenomen in het profiel met wenselijke

persoonlijkheidskenmerken.

Op basis van de z toets wordt de hypothese neuroticism geaccepteerd. Er is aannemelijk gemaakt dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score hoog behaalt. Ook voor de onderliggende factor (persoonlijkheidskenmerk) sensitiviteit is

aannemelijk dat minimaal 51% van de totale internal audit populatie de wenselijke score laag behaalt.

Bij neuroticism en alle vier de onderliggende persoonlijkheidskenmerken is een chi-kwadraat score vastgesteld lager dan 0,05 voor de variabele geslacht. Dit betekent dat er verschillen zijn

in de scores tussen mannen en vrouwen op neuroticism en alle vier de onderliggende persoonlijkheidskenmerken. Mannen scoren procentueel veel vaker de gewenste score in vergelijking met vrouwen.

Conclusie

- Er is een profiel op te stellen met persoonlijkheidskenmerken die van elementair belang zijn om adequaat te kunnen rapporteren. Het profiel bestaat uit 19

persoonlijkheidskenmerken.

- Voor alle vijf “the big five” de elementen is een wenselijke score te definiëren. - Voor 14 van de 21 PfPI kenmerken is een wenselijke score te definiëren.

- Voor vier van de vijf big five elementen kan uit de z test geconcludeerd worden dat meer dan 51% van de totale audit populatie de wenselijke score behaalt.

- Voor 7 van de 14 PfPI persoonlijkheidskenmerken kan uit de z test geconcludeerd worden meer dan 51% van de totale audit populatie de wenselijke score behaalt. - Voor neuroticism en alle vier de onderliggende persoonlijkheidskenmerken is uit de

chi-kwadraat toets een score kleiner dan 0,05 gekomen voor de variabele geslacht. Dit betekent dat er verschillen is tussen de scores van mannen en vrouwen. Mannen scoren significant hoger dan vrouwen. Dit betekent dat mannen in een werk omgeving emotioneel stabieler zijn.

4.3 Beperkingen

Exploratief onderzoek

In deze scriptie is exploratief onderzoek uitgevoerd. Er is onderzocht of er een profiel met persoonlijkheidskenmerken voor individuele internal auditors te definiëren is (op basis van de persoonlijkheidskenmerken uit de PfPI test) om adequaat te kunnen rapporteren.

Een van de kenmerken van dit type onderzoek is dat er gezocht wordt naar een verband tussen verschillende variabelen waar nog geen eerder onderzoek naar is gedaan (zoeken naar

wetmatigheden in de realiteit). Op dit moment is er weinig tot geen onderzoek gedaan naar persoonlijkheidskenmerken benodigd voor rapporteren voor individuele internal auditors. Er is dan ook een beperkt wetenschappelijk kader waaruit informatie geput kan worden.

Niet gehele audit-proces bekeken

In sectie 1.1 Aanleiding is aangegeven dat in deze scriptie enkel gekeken is naar een onderdeel van rapporteren: schriftelijk rapporteren. De andere onderdelen zijn niet

meegenomen in deze scriptie (het reviewen van een geschreven rapport en het presenteren van bevindingen aan het management). Het profiel met gewenste persoonlijkheidskenmerken kan dan ook niet 1 op 1 gebruikt worden voor de andere onderdelen van rapporteren. Dit is een beperking voor de toepassing van het profiel.

Een andere beperking is dat in deze scriptie niet gekeken is naar de gewenste

persoonlijkheidskenmerken die nodig zijn voor de andere onderdelen voor het uitvoeren van het audit-proces (het verzamelen van informatie en het maken van beslissingen). Het is goed mogelijk dat voor het uitvoeren van activiteiten in die delen van het proces andere

persoonlijkheidskenmerken gewenst zijn.

Homogeniteit onderzoekssample

Op dit moment is er geen eenduidig inzicht in hoe de opbouw van de totale populatie internal auditors eruit ziet in Nederland (bijvoorbeeld verdeling man / vrouw, leeftijd verdeling of niveau van opleiding). Dat maakt het lastig om iets te kunnen zeggen over de homogeniteit

van de gebruikte sample in dit onderzoek. Dit heeft allicht ook invloed op de uitkomsten van dit onderzoek en de reproduceerbaarheid hiervan voor toekomstige onderzoekers.

4.4 Vervolgonderzoek

In deze sectie worden de hypotheses besproken die interessant zijn voor verder onderzoek. Enkele uitkomsten uit dit exploratieve onderzoek kunnen onderwerp zijn van toekomstig onderzoek..

Er zijn vier aspecten waar in de toekomst verder onderzoek naar gedaan kan worden.

1) In deze scriptie zijn 19 hypotheses getest. Hypotheses zijn geformuleerd op zowel “the big five” niveau als op persoonlijkheidskenmerkniveau (PfPI). Bij het uitvoeren van de z toets viel op dat op “ the big five” niveau een hypothese verworpen is (openness), maar voor enkele onderliggende factoren ( persoonlijkheidskenmerken) de hypothese wel geaccepteerd is (innovatiegerichtheid en creativiteit en intellectuele versus actieoriëntatie). Andersom komt hetzelfde voor (bij conscientiousness).

Een hypothese voor toekomstig onderzoek kan zijn: wat is de verklaring dat respondenten op “the big five” niveau wel de gewenste score halen, maar niet op alle onderliggende

persoonlijkheidskenmerken (factoren). En, hoe kan het dat dit ook andersom kan voorkomen. 2) In deze scriptie is onderzocht of er een profiel is op te stellen met noodzakelijke

persoonlijkheidskenmerken om adequaat schriftelijk te rapporteren. Voor de praktische toepasbaarheid van een profiel voor een individuele internal auditor, is het noodzakelijk om een profiel op te stellen waarin alle benodigde scores voor de benodigde

persoonlijkheidskenmerken voor het gehele audit-proces zijn opgenomen (het verzamelen van informatie, het maken van beslissingen en het rapporteren). Op die manier kan een dergelijk profiel helpen bij het aannemen van nieuwe internal auditors of dienen voor de ontwikkeling van huidige internal auditors. Een hypothese voor toekomstig onderzoek is dan ook, is er een profiel op te stellen met persoonlijkheidskenmerken die een internal auditor moet hebben om adequaat zijn functie te kunnen uitoefenen.

3) Momenteel is er geen eenduidig beeld over de opbouw van de beroepsgroep van

individuele internal auditors. Een hypothese voor verder onderzoek kan zijn: onderzoek hoe de opbouw van de internal auditpopulatie eruit ziet. Hierbij kan gekeken worden naar

geslacht, leeftijdsspreiding opleiding en ervaring in het vakgebied. Als dit inzicht er is kan in onderzoek naar aspecten die het auditvakgebied raken een betere uitspraak gedaan worden over de gevonden (statistische) resultaten. Dit draagt bij aan het verder verbeteren van de auditfunctie.

4) Uit de chi-kwadraat toets is geconcludeerd dat vrouwen op de werkvloer veel lager scoren op neuroticism (emotionele stabiliteit) en op de onderliggende persoonlijkheidskenmerken van mannen. De toekomstige hypothese die onderzocht kan worden is, welke invloed heeft een (veel) lagere score op neuroticism en de onderliggende persoonlijkheidskenmerken voor het adequaat rapporteren (of adequaat uitvoeren van de internal auditfunctie)? Immers, mensen die lager scoren op neuroticism hebben eerder last van stress of angstgevoelens, zijn sneller nerveus, onzeker en maken zich meer zorgen.

Referenties