• No results found

In het begin van dit onderzoek werd de vraag gesteld: ‘Hoe komen online relaties tussen demonstranten op Twitter tot stand en hoe beschouwen zij hun onderlinge verbondenheid?’ Aan de hand van drie deelvragen is er geprobeerd om op deze tweeledige onderzoeksvraag een zo compleet mogelijk antwoord te geven. Allereerst worden nu dan ook de antwoorden op de verschillende deelvragen besproken.

De deelvraag van het eerste onderdeel van de analyse luidde: ‘Wat was de functie van Twitter binnen de Maagdenprotestbeweging?’. Uiteindelijk is er onderscheid gemaakt in de functies die Twitter voor de beweging had en de functies die Twitter voor de respondenten zelf had. Voor de gehele beweging bleek Twitter voornamelijk belangrijk op drie punten. Ten eerste wist Twitter transparantie voor de beweging te vergaren, waardoor zowel snel nieuwe personen betrokken konden raken, als maatschappelijk draagvlak opgebouwd kon worden. Ten tweede zorgde Twitter ervoor dat de beweging toegankelijk werd naar buiten toe. De ideeën van een klein clubje activisten werden via Twitter vertaald naar grotere maatschappelijke belangen. Als laatste belangrijke punt verschafte Twitter de beweging autonomie in de vorm van het kunnen controleren van de beeldvorming in de massamedia, voornamelijk via het neerzetten van eigen frames. Aan de hand van sociale media kon de beweging dus ontkomen aan de asymmetrische machtsrela met massa media (Gamson & Wolfsfeld, 1993). Door het actief moeten verdedigen tegen negatieve beeldvorming ontstonden er interessant genoeg bepaalde groepsdynamieken en gevoelens van onderlinge verbondenheid. Op deze manier heeft Twitter dus wel degelijk voor het creëren van sterke onderlinge relaties gezorgd en het ontstaan van een gedeeld collectief handelingsframe (Juris, 2012). Voor de respondenten zelf bleken de functies van Twitter uiteen te lopen. Een eerste conclusie kon getrokken worden: er bestaat een verschil in de manier waarop verschillende demonstranten Twitter gebruiken op basis van de functie die het medium voor hen heeft. Dit leidde ertoe dat er drie verschillende soorten Twittergebruik van personen geconstateerd konden worden: informeel (1), strategisch (2) en informatief (3).

54 Deze conclusie is in het tweede deel van de analyse uitgediept en aangevuld. De deelvraag van het tweede deel luidde: Hoe beschouwen demonstranten hun online relaties en hoe verhoudt dit zich tot hun gebruik van Twitter?’ Al snel bleek dat hoe iemand zijn online relaties beschouwde, samenhing met de in deel I onderscheden vormen van Twittergebruik. Wanneer iemand Twitter bijvoorbeeld voornamelijk strategisch gebruikte, leidde dit tot een sceptischere houding tegenover zijn of haar online relaties. Alhoewel de door Gladwell geschetste problematiek (2010) dat sociale media enkel losse relaties creëren hiermee bevestigd leek te worden, bleken zijn conclusies te kort door de bocht. Online relaties kunnen namelijk niet zomaar los van offline relaties worden geanalyseerd. Tussen online- en offline contact bestaat dan ook een versterkende wisselwerking. Aan de hand van een aantal voorbeelden zagen we hoe online contact offline contact kon stimuleren en verdiepen, waarmee het argument van Poell (2016) bevestigd werd, maar ook hoe offline contact online contact kon versterken. De wisselwerking tussen offline- en online contact leidde dan ook tot onderling sterkere relaties en gevoelens van onderlinge verbondenheid. Daarmee heeft Twitter dus wel degelijk bijgedragen aan het vormen van sterke onderlinge relaties.

In het derde deel van de analyse is er aan de hand van de deelvraag ‘Hoe oefent de communicatiestructuur van Twitter invloed uit op de vorming en het tot stand komen van online relaties?’ gekeken naar hoe de communicatiestructuur van Twitter van invloed was op de vorming van online relaties. Hierbij is eerst de communicatiestructuur van Twitter in detail beschreven. Deze structuur bleek te bestaan uit drie verschillende communicatiestromen: Account-op-account (1), Retweeten (2), Hashtagnetwerken (3). Deze communicatiestromen bleken tevens gerelateerd aan de verschillende soorten Twittergebruik. Een bepaald soort Twittergebruik leidde er dan ook toe dat respondenten zich meer op bepaalde communicatiestromen begaven. Maar deze bevinding bleek slechts één kant van de medaille. De communicatiestomen stimuleerden namelijk zelf ook een bepaald soort Twittergebruik. Strategisch Twittergebruik leidde bijvoorbeeld tot het volgen van hashtagnetwerken. Maar de structurele eigenschappen van hashtagnetwerken zoals het creëren van debat of ‘trending’ worden, stimuleerden op zijn beurt weer meer strategisch gebruik. Strategisch gebruik leidt weer tot meer Op deze manier ontstaat er een versterkende wederkerige verhouding tussen de individuele keuzes van Twitter in hun gebruik (agency) en de communicatiestructuur van Twitter zelf (structure). Als laatste is er aangetoond hoe deze wederkerige

55 verhouding per sociaal medium kan verschillen en dat verschillende sociale media an sich verschillende soorten gebruik kunnen stimuleren. Facebook zette met Facebookgroepen meer aan tot informeel gebruik, terwijl Twitter als discussieplatform juist strategisch- en informatief gebruik stimuleerde. Deze bevinding valt het argument van Juris (2012) aan dat alle sociale media aan de hand van eenzelfde soort logica functioneren en daarmee onzekere relaties creëren. Om te spreken van ‘sociale media’ als uniform stelsel dat een aan de hand van een bepaalde soort logica onzekere relaties creëert, doet dan ook teniet aan de eigenlijke complexiteit van elk individueel medium.

Concluderend kunnen we nu stellen dat een antwoord op de tweeledige onderzoeksvraag hoe online relaties tot stand komen en beschouwd worden niet zo eenvoudig is om te geven. Zo speelde het individuele Twittergebruik van de demonstranten een rol bij het tot stand komen van online relaties. Bepaald soort Twittergebruik leidde er tevens toe dat demonstranten in verschillende communicatiestromen terecht kwamen. De communicatiestroom waarin je terecht komt is op zijn beurt weer vormend voor het online contact wat je als Twittergebruiker opdoet, doordat zij weer bepaald soort gebruik stimuleert. Daarmee is de cirkel weer rond. Hoe online relaties tot stand komen is dus afhankelijk van de wisselwerking tussen het persoonlijke Twittergebruik en de communicatiestructuur van Twitter zelf. In deel II is aangetoond dat hoe demonstranten Twitter gebruiken bepalend is voor hoe zij hun online relaties en onderlinge verbondenheid beschouwen. Daarom volgt uit de eerste conclusie het antwoord op het tweede deel van de onderzoeksvraag: Hoe demonstranten hun onderlinge verbondenheid beschouwen is afhankelijk van de wisselwerking tussen het Twittergebruik en de communicatiestructuur van Twitter.

Het doel van dit onderzoek is geweest om op verkennende wijze aan de hand van de perspectieven van demonstranten zelf een concreet beeld te krijgen van de aard van online relaties in hedendaagse protestnetwerken. Dit doel was opgesteld op basis van de heersende ambiguïteit rondom de rol en functie van sociale media binnen de wetenschap en het gebrek aan kwalitatief empirisch onderzoek. Door in te zoomen op één van de belangrijkste factoren voor het tot stand komen van een sterke protestbeweging (online relaties) is er geprobeerd een zinvolle empirische bijdrage te leveren aan de bredere debatten over de rol en functie van sociale media binnen protestbewegingen. Uiteindelijk bleek dat aan de vorming van online relaties en de beschouwing hiervan door demonstranten een ingewikkelde wisselwerking tussen het

56 Twittergebruik en de structuur van Twitter ten grondslag lag. De voornaamste bijdrage van dit onderzoek aan het onderzoeksveld is dan ook geweest om deze ingewikkelde wisselwerking in detail uiteen te zetten. Naast het blootleggen van dit wederkerige proces zijn uit de afgenomen interviews ook nieuwe interessante bevindingen naar boven gekomen met betrekking tot de vorming van collectieve gevoelens online. De bestrijding van negatieve beeldvorming en de interactieve verhouding tussen online- en offline contact zijn hier een voorbeeld van.

Dit onderzoek heeft met deze nieuwe inzichten dan ook een basis gelegd voor zowel nieuw kwalitatief als kwantitatief onderzoek binnen het veld. Een groot kritiekpunt op deze studie is dat er slechts op basis van zes interviews met respondenten uitspraken worden gedaan. Daarmee vallen de opgestelde conclusies niet breder te trekken dan tot de studie zelf. Kwantitatief onderzoek zou echter kunnen uitwijzen of de in deze studie onderscheden soorten Twittergebruik (informeel, strategisch, informatief) zich ook daadwerkelijk op grotere basis voordoen.

Opvolgend kwalitatief onderzoek zou kunnen uitwijzen of er, naast de in dit onderzoek naar voren gekomen drie vormen Twittergebruik, wellicht ook nog andere soorten gebruik te bevinden zijn en of de vormen zich ook op andere sociale media voordoen. Dit onderzoek heeft dan het belang laten zien van het inzoomen op sociaal media gebruik bij het onderzoeken van online relaties. Tevens kan op kwalitatief gebied, als er besloten wordt sociaal media gebruik te onderzoeken, worden verder gegaan op het concretiseren van de hier blootgelegde wisselwerking tussen medium en gebruiker.

Al met al heeft dit onderzoek een antwoord gegeven op de oproep van Bennett & Segerberg (2012) voor gedegen empirisch onderzoek naar de nieuwe vormen van protestnetwerken waarin technologie centraal staat. Containerbegrippen als ‘sociale media’ kennen hun waarde, maar brengen ook het gevaar met zich mee dat zij gericht onderzoek in de weg komen te staan. De wetenschap zou er dan ook goed aan doen voorzichtiger om te gaan met de term ‘sociale media’, daar het de illusie wekt dat elk sociaal medium eenzelfde effect heeft op menselijke relaties. Door aandacht te besteden aan de unieke structuur van elk sociaal medium en de wisselwerking tussen medium en gebruiker, zal er uiteindelijk specifiekere kennis en meer inzicht in het functioneren en de rol van sociale media binnen protestbewegingen tot stand komen. Ieder medium kent zijn eigen DNA en laat daarmee een eigen voetafdruk achter op de aard van online relaties. Of zoals de groot mediawetenschapper Marshall McLuhan al stelde: ‘For the

57 ‘message’ of any medium or technology is the change of scale, or pace, or pattern, that it introduces into human affairs (McLuhan, 1964, p. 108).

GERELATEERDE DOCUMENTEN