• No results found

4. Conclusie

4.2. c Conclusie deelvraag 3

Bij deze deelvraag is er gekeken wat voor invloed het kapitaal van Poolse arbeidsmigranten heeft op hun arbeidsomstandigheden op de arbeidsmarkt in Nederland. Dit is gedaan door aan de respondenten te vragen op welke manieren hun sociale connecties en cultureel/menselijk hun arbeidsomstandigheden hebben beïnvloedt.

Volgens de kapitaal theorie van Bourdieu (1986) kan kapitaal worden gezien als een middel dat een persoon in staat stelt om controle uit te oefenen over zijn eigen leven en dat van iemand anders. Sociaal kapitaal kan worden omgezet in bijvoorbeeld economisch kapitaal. De respondenten gebruiken hun hechte connecties zoals, vrienden, familieleden en partners als hulpbron om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren. Dit doen ze door elkaar bijvoorbeeld geld te lenen, hulp met de belastingaangifte of door op te babysitten.

Op het werk van de respondenten is het contact met Nederlanders minimaal en bestaan de meeste losse connecties uit andere migranten. De belangrijkste reden die hiervoor wordt gegeven, is de taalbarrière en het gevoel dat ze door Nederlanders niet als een gelijke worden behandeld. Daarentegen de respondenten die de Nederlandse taal hebben geleerd zeggen dat ze nu door Nederlanders meer worden gerespecteerd.

Van de dertien respondenten spraken er twaalf geen Nederlands toen ze hier naar toe kwamen. Het spreken van dezelfde taal is volgens Bourdieu (1986) onderdeel van een persoon zijn habitus. Dit zijn alle handelingen, waarnemingen en waarderingen die een persoon sturen (Agirdag, 2007). Een migrant zal vooral in het begin worden geconfronteerd met een andere habitus waar hij niet bekend mee is. De respondenten gaven tijdens de interviews aan dat het in het erg begin lastig is, omdat ze de taal niet spraken en niet bekend zijn met de geldende regels, normen en waarden. Maar nadat ze de Nederlandse taal hebben geleerd worden ze door Nederlanders meer gerespecteerd en voelen ze zich meer op hun plaats.

Verder willen bijna alle respondenten verder leren zodat ze hun cultureel/menselijk kapitaal kunnen blijven ontwikkelen en hun kans op een baan vergroten, maar dit is vaak niet mogelijk vanwege een gebrek aan tijd en geld. Een meerderheid van de respondenten heeft geen geld om voor een opleiding te betalen of ze zijn hiervoor te druk bezig met hun werk. Dit komt

overeen met de kapitaal theorie van Bourdieu (1986), waarin wordt aangegeven dat een persoon zijn cultureel kapitaal afhankelijk is van zijn sociaal en economisch kapitaal.

Daarnaast kunnen veel sociale verplichtingen, zoals een drukke baan of een tekort aan financiële middelen het volgen van een opleiding lastig maken en daardoor het cultureel kapitaal van iemand verlagen. Alle respondenten willen verder leren en zichzelf ontwikkelen, maar doorde hoge werkdruk vinden respondenten het moeilijk om een goede balans te vinden tussen werk en privé. De respondenten moeten gemiddeld per week meer dan veertig uur werken. Hierdoor houden ze maar weinig tijd over om nieuwe mensen te ontmoeten. In hun vrije tijd hebben ze bijna dagelijks contact met hun vrienden en familieleden in Polen. Verder gaan alle respondenten meerdere keren per jaar terug naar Polen om hun vrienden en familie te bezoeken.

Verder is het streven naar stabiliteit en zekerheid voor de respondenten één van de belangrijkste redenen om niet verder te zoeken naar een betere baan of een hogere functie. De bevindingen in de casus sluiten voor een gedeelte aan op de NELM theorie. Volgens de NELM theorie is arbeidsmigratie een strategische keuze in het belang van de familie (Constant en Massey, 2002: 10). Alle respondenten hebben een vast contract en zijn bang dat het veranderen van baan teveel onzekerheid met zich mee zou brengen. Een vast contract geeft hen de gelegenheid om een huis te kopen en te zorgen voor hun gezin.

Er kan dus worden geconcludeerd dat hechte connecties voor de respondenten de belangrijkste vormen van sociaal kapitaal zijn om hun arbeidsomstandigheden te verbeteren (Granovetter, 1983). Door de taalbarrière is het contact met Nederlanders minimaal en door de hoge werkdruk is het voor de respondenten moeilijk om nieuwe mensen te ontmoeten in hun vrije tijd.

4.3 Beantwoording onderzoeksvraag

De hoofdvraag van het onderzoek is: In hoeverre beïnvloedt het sociaal en cultureel/menselijk

kapitaal van Poolse arbeidsmigranten hun arbeidsmarktpositie in Nederland?

Er kan worden geconcludeerd dat het sociaal en cultureel/menselijk kapitaal van Poolse arbeidsmigranten op verschillende manier hun arbeidsmarktpositie in Nederland beïnvloedt. Ten eerst kunnen Poolse arbeidsmigranten die gebruik maken van hechte connecties, hun arbeidsmarktpositie op een positieve manier beïnvloeden. Ze maken gebruik van hun netwerk

voor het verzamelen van informatie, financiële hulp en sociale voorzieningen. Deze netwerken zorgen ervoor dat de drempel voor nieuwe migranten wordt verlaagd en dat ze makkelijker aansluiting kunnen vinden op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Ten tweede is het leren van de Nederlandse taal met behulp van een taalcursus, een belangrijk hulpmiddel om het cultureel/menselijk kapitaal van Poolse arbeidsmigranten te vergroten. Het spreken van de Nederlandse taal heeft een positief effect op zowel de aansluiting tot de Nederlandse arbeidsmarkt als de arbeidsomstandigheden.

4.4 Discussie

De reden waarom mensen migreren is een persoonlijke keuze en is afhankelijk van persoonlijke factoren (Geets et al, 2006) In het theoretisch kader is er geen onderscheid gemaakt tussen arbeidsmigranten en andere migranten. Een uitgebreidere behandeling van de verschillende soorten migranten, zoals tijdelijke en permanente migranten kan helpen om een gedetailleerder vervolg onderzoek te doen. Verder is de human capital theory van Becker pas later aan het theoretisch kader toegevoegd. Dit had gevolgen voor de operationalisering die hierdoor moest worden aangepast. De interview vragen hoefde niet te woorden veranderd, omdat er tijdens de interviews al veel was gesproken over menselijk kapitaal. De respondenten zijn verworven via snowball-sampling. Dit zorgt ervoor dat de validiteit van het onderzoek lager is (Bryman, 2008). Om de validiteit in een vervolg onderzoek te verhogen kan er beter gebruik worden gemaakt van een random sample. Daarnaast zijn dertien respondenten te weinig om een goed representatief beeld te krijgen van de gehele populatie. De interviews werden afgenomen bij de respondenten thuis. Dit was de makkelijkste manier om af te spreken, maar had ook als voordeel dat de respondenten zich meer op hun gemak voelde. Toch vonden sommige respondenten het moeilijk om hun keuzes toe te lichten. Dit gebeurde in de vorm van lange pauzes tijdens het interview of korte antwoorden. Geen enkele respondent heeft vragen geweigerd of opmerkingen gemaakt over de vragen die er werden gesteld. Maar enkele keren werden de respondenten zichtbaar ongemakkelijk wanneer ik door vroeg over het soort werk wat ze deden en wat voor opleiding ze daarvoor hadden gevolgd.

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de respondenten zich schaamde voor het werk wat ze doen.

Tijdens de interviews is er te weinig gevraagd naar de push factoren van Nederland en de pull factoren van Polen. Wanneer dit wel was gedaan dan was het duidelijker waarom sommige respondenten Nederland willen verlaten en anderen willen blijven. Daarnaast ontbreekt er in de resultaten een stuk over Economisch kapitaal. De reden hiervoor is dat er tijdens de interviews te weinig vragen gesteld zijn over economisch kapitaal. Dit had als gevolg dat hierover onvoldoende gezegd kon worden in de resultaten

Dit onderzoek bouwt voort op de resultaten van het NCIS Institute, dat kijkt naar de achtergrond van arbeidsmigranten uit Midden-en Oost migranten in Nederland. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te verschaffen in de achtergrond en de vorming van de arbeidsmarktpositie van Poolse arbeidsmigranten in Nederland en om de bestaande negatieve beeldvorming te doorbreken. Bij een vervolg onderzoek is het aan te raden om gebruik te maken van de Mixed Methods methode. Het zal een meerwaarde hebben om kwalitatieve interviews te combineren met een survey (Bryman, 2008). Verder moet er bij een vervolg onderzoek gebruik worden gemaakt maken van een grotere sample, zodat de validiteit hoger is. Bij deze grotere sample is het aan te raden om een hoogopgeleide en een laagopgeleide groep te hebben, zodat de rol van het opleidingsniveau duidelijker wordt.

Zolang Nederland een populaire bestemming blijft voor arbeidsmigranten om naar toe te komen, is het zinvol om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over de migranten die hier naar toe komen. Ook in het kader van het recente open stellen van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Bulgaarse en Roemeense arbeidskrachten is het belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van wat deze migranten hier komen doen en waarom ze hier naar toe komen.

4.5 Reflectie

Het onderzoeksproces verliep moeizaam en traag en dit had verschillende redenen. Ten eerste zorgde mijn schouder operatie ervoor dat er vertraging werd opgelopen en het soms moeizaam was om de draad weer op te pakken. Het afnemen van de interviews verliep goed en alle respondenten waren erg bereid om mee te werken. Met het schrijven van het theoretisch kader werd er te lang doorgegaan met het verbeteren en toevoegen van nieuwe

theorieën. Het verwerken van de resultaten verliep goed, maar daarvoor moest ik mijn operationalisering schema eerst grondig herzien.

Wel heb ik mijn interesse altijd bij het onderzoek gehouden en voelde me steeds meer verbonden met het onderzoek. Vooral het afnemen van de interviews beviel erg goed en was bijna verbaasd over de openheid van de respondenten. Veel respondenten waren benieuwd naar mijn onderzoek en door deze positieve feedback werd ik zelf ook steeds enthousiaster. Het verwerven van respondenten liep goed en vooral de eerste respondenten hebben actief meegeholpen met het leggen van nieuwe contacten. Zonder dat ik er om vroeg kwamen ze naar mij toe met nieuwe nummers en mail adressen. In zijn geheel ben ik tevreden met het resultaat en ik sluit het dan ook met een fijn gevoel af.

5 Bronnenlijst

Agirdag, O. (2007). De mythe van de klasseloze klas: Een kritisch onderzoek naar de

etnostratificatie van het secundair onderwijs in Vlaanderen. Katholieke Universiteit Leuven,

10

Arango. J. (2000). Explaining migration: a critical view. Oxford: Blackwell Publishers. Becker, S. G (1964). Human Capital: A theoretical and empirical analysis with special

reference to education, 25

Berkhout, E. & Heyma, A. & van der Werff, S. (2011). De economische impact van

arbeidsmigratie: verdringingseffecten 1999-2008. (SEO rapport nr. 2011-47). Amsterdam:

Sociaal Economisch Onderzoek.

Berkhout, E. & Hof, B. (2012). De economische bijdrage van tijdelijke arbeidsmigranten: een

realistisch beeld (SEO rapport nr. 2012-88). Amsterdam: SEO

De Boom. J & A. Weltevrede & S. Rezai & G. Engbersen. (2008). Oost-Europeanen in

Nederland Een verkenning van de maatschappelijke positie van migranten uit Oost-Europa en migranten uit voormalig Joegoslavië (RISBO Contractresearch BV). Rotterdam: Erasmus

Universiteit.

Bourdieu, P. (1986) The forms of capital. In J. Richardson (Ed.) Handbook of Theory and

Research for the Sociology of Education, New York, 241

Burgers, J & van de Pol, S & Snel, E & Engsbersen, G & Ilies, M & van der Meij, R; Rusinovic, K (2010). Arbeidsmigranten uit Polen, Bulgarije en Roemenië in West-Brabant:

Arbeidsmarktpositie, leefsituatie en toekomstperspectief. (Afdeling Sociologie). Rotterdam:

Erasmus Universiteit.

Calhoun, G & Gerteis, J & Moody, J & Pfaff, S & Virk, Indermohan (2002). Contemporary

Sociological Theory. Oxford: Blackwell Publishers, 262-263

Castles, S. & Miller, J. M. (1993). The Age of migration: International Population

Movements in the modern World. New York: Guilford Press.

Chiswick, R. B; Miller, W. P. (2009). The international transferability of immigrants of human capital. University of Illinois.

Dagevos, J. (2011). Poolse migranten: De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland komen wonen. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag

Danzer, A. M. & Dietz, B. (2008). Economic Migration, Networks and Human Capital

Transferability from the New European Borderlands: A comparison of Five Eastern European Countries. (Research Committee on Development Economics ). Zurich: AEL, 6

Dinan, D. (2010). Ever closer Union: An Introduction to European Integration. Palgrave Macmillan.

Dzambo, I (2011). De nieuwe Gastarbeider een welkome gast: Inhoudsanalyse van de

berichtgeving over Poolse migranten in Nederlandse dagbladen in de periode 2000-2010.

Rotterdam: Erasmus Universiteit, 60

Engbersen, G; Ilies, M; Leerkes, A; Snel, E; van der Meij, R. (2011). Arbeidsmigratie in

vieren: Bulgaren en Roemenen vergeleken met Polen. Rotterdam: Erasmus Universiteit.

Erikson, R. J. H. Goldthorpe, L. Portocarero (1979): Intergenerational class mobility in three

Western European societies: England, France and Sweden. (The London School of

Economics and Political Science). Londen: The British Journal of Sociolog.y

Faist, T. (1997) Migration in contemporary Europe: European integration, economic

liberalization and protection, 17-18

Geets, J & Pauwels, F & Wets, J & Lamberts, M. & Timmerman, C. (2006). Nieuwe

migranten en de arbeidsmarkt. Leuven/Antwerpen: Katholieke Universiteit Leuven.

Gemeente Rotterdam, (2008). Polen in Rotterdam. Een verkennend onderzoek naar de leef-

en werksituatie en de (toekomst)plannen van Polen in Rotterdam. Rotterdam: auteur

Granovetter, M. (1983). The Strength of Weak Ties: A network Theory Revisited. Sociological

Theory. (Sociological Theory Vol 1), 201-233.

Hagen-Zanker, J. (2008). Why do people migrate? A review of the theoretical literature.

Maastricht Graduate school of Governance. (Maastricht Graduate School of Governance).

Maatsricht: Maastricht University, 5-13

Jennissen, R. P. W. (2004). Macro-economic determinants of international migration in

Europe. Amsterdam: Dutch University Press.

Jenkins, R. (1992). Pierre Bourdieu. New York: Key Sociologists, 87

Kraaykamp, G. & Snippenburg, B. L. & Ultee, C. W. (1989). Beroepsklasse en

beroepsprestige als verklaring voor inkomen, ongelijkheidsopvattingen, politiek vertrouwen en politieke apathie. (Mens en Maatschappij, 64de jaargang. nr 1).

Lewis, W.A. (1954). Economic Development with Unlimited Supplies of Labour. (Manchester School of Economic and Social Studies). 139-191.

Loobuyck, P. (2001). Vreemdelingen over de (werk)vloer; het debat over arbeidsmigratie en

de migratiestop in kaart. Gent: AcademiaPress.

Massey, E.S. & Arango, J., Hugo G. & Kouaouci, A. & Pellegrino, A. & Taylor, J.E. (1993).

Theories of International migration: A review and appraisal. Population council, 448

Massey, E.S. & Arango, J. & Hugo G. & Kouaouci, A., Pellegrino, A. & Taylor, J.E., (1998).

Worlds in motion. Understanding International Migration at the End of the Millennium.

Oxford: Clarendon Press, 110

Matthijs, M & Thijssen, J. (2013). Identiteitskapitaal als werkkapitaal van sociale stijgers. (Journal of Social Intervention. Volume 22. Issue 1). Theory and practise, 63

Ostermann. L, (2008). Europese interne arbeidsmigratie. Rotterdam, Erasmus universiteit, 24-27

Piori, M.J. (1979). Birds of Passage: Migrant Labor in Industrial Societies. Cambridge: Cambridge University Press.

Ravenstein, E.G. (1889). The laws of migration, (Journal of the Statistical Society 52), 214 – 301.

Repko, F. A. (2008). Interdisciplinary Research: Process and Theory. SAGE, The University of Texas at Arlington.

Ritzer, G. (1996). Modern Sociological Theory. New York: McGraw-Hill Higher Education, 406-407

Snel, E. & Engbersen. G & Ilies, M. & Van der Meij, R. & Hamberg, J. (2011). De

schaduwzijden van de nieuwe arbeidsmigratie. (Afdeling Sociologie). Rotterdam: Erasmus

Universiteit.

Snel. E & J. Burgers & G. Engbersen & M, Ilies & R. van der Meij & K, Rusinovic. (2012).

Arbeidsmigranten uit Bulgarije, Polen en Roemenië in Rotterdam: Sociale leefsituatie , arbeidspositie en toekomstperspectief. Rotterdam: Erasmus Universiteit, 27

Schierman, N. (1991). Overeducation in the Labour Market. (Journal of Labour Economics). Chicago: University of Chicago, 113-114

Sixma, H & W.C. Ultee (1983), Een beroepsprestigeschaal voor Nederland in de jaren

tachtig. (Mens en Maatschappij), 360–382.

Sjaastad, L.A. (1962): The Costs and Returns of Human Migration. (The Journal of Political Economy). Chicago: The University of Chicago Press, 83

Steijn, B, E. Snel & L. van der Laan (2000), ‘Een postindustriële klassenstructuur? Het

klassenschema van Esping-Andersen toegepast op Nederland’. Amsterdam en Rotterdam:

Sociologische Gids, 77-94

Veenman, J. (1990), De arbeidsmarktpositie van allochtonen in Nederland, in het bijzonder

van Molukkers. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Weltevrede, A. M & de Boom, J & Rezia, S & Zuijderwijk, L & Engbersen, G. ( 2009).

Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa: Een profielschets van recente arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Rotterdam: Ersamus Universiteit.

Xiao, J. (2001). Determinants of salary growth in Shenzhen, China: An analysis of formal

education, on-the-job training, and adult education with a three-level model. (Faculty of

Education). Hong Kong: Pergamon, 557-577

Yin, K. R. (2009). Case Study Research: Design and Methods, Londen: SAGE, 3-21

5.2 Internet bronnen

Constant, A., & S Massey, D. (2002). Return Migration by German Guestworkers:

Neoclassical versus New Economic Theories (Oxford, Blackwell Publishers). Geraadpleegd

op 23-06-14 http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1468-2435.00204/pdf

Diederiks, M., & Van Doleweerd, M. (2012). Waarom komt een Pool naar Nederland om te

werken? Geraadpleegd op 25-06-14

http://www.knag.nl/fileadmin/img/onderwijs/Lesbrief_Poolse_arbeidsmigranten_in_Nederlan d.pdf

Geets, J., Pauwels, F., Wets, J., Lamberts, M., & Timmerman, C. (2006). Niewe migranten en

de arbeidsmarkt (Leuven Universiteit Antwerpen). Geraadpleegd op

https://hiva.kuleuven.be/resources/pdf/publicaties/R1056.pdf

Hoogstad, M. (2007, 11 december). In Rotterdam-Zuid wachten geen gouden bergen.

Geraadpleegd op 22-06-14 http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1857143.ece/In_Rotterdam- Zuid_wachten_geen_gouden_bergen

S Lee, E. (1966). A theory of Migration (University of Pennsylvania). Geraadpleegd op 24- 06-14 http://www.students.uni-mainz.de/jkissel/Skripte/Lee.pdf

Redactie. (2012, 17 februari). Gemeente Den Haag tegen Polenmeldpunt PVV Geraadpleegd op 25- 06-14 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2824/Politiek/article/detail/3186160/2012/02/17/Gemeente- Den-Haag-tegen-Polenmeldpunt-PVV.dhtml

6.Bijlage

6.1 Respondentenlijst en operationaliseringschema

Respondenten Geslacht Leeftijd Opleiding/richting Bedrijf/ functie Verblijfduur Nederland Respondent 1 Man 37 MBO Autotechniek Mitsubishi.

Productie

11 jaar

Respondent 2 Vrouw 29 Universiteit Revalidatie

Mitsubishi,

Resource coördinator

8 jaar

Respondent 3 Vrouw 28 HBO

Economics

Rozenkas 5 jaar

Respondent 4 Man 28 MBO

Technic Electronic

Rundvlees & Co Chauffeur

8 jaar

Respondent 5 Vrouw 26 Universiteit European Studies

Werkeloos 6 maanden

Respondent 6 Man 36 MBO

Electro Mechanic

Mitsubishi

Sorting coordinator

6 jaar

Respondent 7 Vrouw 30 Universiteit English

Mitsubishi

Supply chain control

10 jaar

Respondent 8 Man 38 Universiteit Engineer

Mitsubishi Team leider

7 jaar

Respondent 9 Man 33 HBO

Engineer

Mitsubishi Ingenieur

1 jaar

Respondent 10 Man 29 MBO

Shoe maker

Meat company Team leider

5 jaar

Respondent 11 Vrouw 26 MBO Orchideeën kas

Team leider

3 jaar

Respondent 12 Vrouw 32 HBO

Muziek lerares

Zeeman Assistant-chef

6 jaar

Respondent 13 Vrouw 30 Universiteit Verkoopster 5 jaar

Concepten

Dimensies

Indicatoren

Vragen/kijkpunten

Kapitaal van arbeidsmigranten Sociaal kapitaal Cultureel/menselijk kapitaal - Losse connecties - Hechte connecties - Opleidingsniveau - On-the-job trainingen - Zelfstandig volgen van cursussen & trainingen -Talenkennis

In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van losse en hechte connecties.

Nagaan op welke manieren de migranten al over cultureel/menselijk kapitaal beschikte en in hoeverre hun werkgever in hen heeft geïnvesteerd.

Arbeidsmarkpositie van arbeidsmigranten Aansluiting op de arbeidsmarkt Arbeidsomstandigheden op de arbeidsmarkt -Marktsegment

-Aansluiting studie en werk

-arbeidstevredenheid

-promotiemogelijkheden

-balans werk-privé

Nagaan of er sprake is van kapitaalintensief of arbeidsintensief werk.

In hoeverre sluit het werk wat wordt gedaan aan op het opleidingsniveau en de studierichting.

Nagaan in hoeverre iemand tevreden is met het werk wat wordt gedaan.

Mogelijkheden tot doorstroming naar een hogere functie.

Nagaan in hoeverre het aantal gewerkte uren in balans is met het privé leven.

Push en Pull factoren

Economische factoren

Sociale factoren

Culturele factoren

Hoogte van de koopkracht

Hoogte van de werkgelegenheid Sociale contacten Dominantie waarden en normen Levensstijl

Nagaan in hoeverre de hoogte van het modale inkomen heeft meegedragen aan de beslissing om te migreren.

Nagaan in hoeverre de werkgelegenheid heeft meegedragen aan de beslissing om te migreren.

Nagaan in hoeverre sociale contacten hebben bijgedragen aan de keuze om te migreren.

Vragen wat voor invloed de normen en waarden in land hebben bijgedragen aan de keuze om te migreren.

Nagaan in hoeverre het verschil in levensstijl heeft bijgedragen aan de keuze om te migreren.

GERELATEERDE DOCUMENTEN