• No results found

4.5 ‘Vertegenwoordigers’ artikel 6 Richtlijn 2001/23/EG

7. Conclusie & Advies

7.1 Conclusie

Het grootste probleem in de Nederlandse wetgeving is dat de WOR niet genoeg handvatten biedt om de bescherming van het medezeggenschapsrecht bij een overgang van onderneming te waarborgen. In verschillende scenario’s blijkt namelijk dat met de Nederlandse wetgeving

medezeggenschap niet behouden kan blijven, omdat de oplossingen in strijd zijn met de WOR. In andere scenario’s zijn oplossingen niet in strijd met de WOR maar zijn er zoveel mogelijkheden, dat geen eenduidig antwoord kan worden gegeven op de manier waarop medezeggenschap moet worden behouden. De Nederlandse wetgever had dus geen gelijk toen hij stelde dat implementatie van de Richtlijn niet noodzakelijk was. Inmiddels heeft het Hof van Justitie een aantal arresten gewezen waarin het een aantal belangrijke begrippen omschrijft en hebben andere lidstaten artikel 6 van de Richtlijn wel geïmplementeerd. Dit geeft enige houvast in hoe omgegaan moet worden met het behoud van medezeggenschap bij overgang van onderneming.

Het Hof van Justitie heeft het begrip ‘eenheid’ uitgelegd in het UGT-FSP arrest. Het Hof legt uit dat een onderneming of een onderdeel of vestiging daarvan zijn eenheid behoud, indien de interne hiërarchie en organisatiestructuur hetzelfde blijven na overgang en verwijst dus vooral naar het behoud van de organisatorische structuur. Tevens heeft het Hof bepaalt dat ‘eenheid’ niet hetzelfde is als ‘identiteit’, nu wel sprake kan zijn van behoud van identiteit, ook als de eenheid niet behouden blijft.

Wat het Hof van Justitie nog niet uitgelegd heeft, is welke werknemersvertegenwoordigers onder de Richtlijn vallen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit enkel de medezeggenschapsorganen in de onderneming zijn, omdat de Richtlijn geschreven is voor het behoud van medezeggenschap binnen de onderneming. Door het opnemen van artikel 3 in de Richtlijn is voldaan aan het doel van de Richtlijn en is het niet noodzakelijk dat werknemersvertegenwoordigers buiten de onderneming mee over gaan.

Om te bepalen hoe de Nederlandse wet kan worden aangepast om artikel 6 Richtlijn toch te implementeren, heb ik twee lidstaten – België en Duitsland – met een vergelijkbare

medezeggenschapsstructuur bestudeerd. België en Duitsland hebben artikel 6 Richtlijn namelijk wel geïmplementeerd. De wetten die daar opgenomen zijn om medezeggenschap te behouden kunnen echter in sommige gevallen wel leiden tot legitimiteitsproblemen, ongelijkheid in medezeggenschapsrechten binnen een onderneming en tot fouten door miscommunicatie en gebrek aan kennis over de onderneming.

7.2 Advies

Mijn advies aan de Nederlandse wetgever is om de WOR aan te passen, zodat werknemers in Nederland de bescherming genieten zoals die bedoeld is in de Richtlijn.

Ik raad aan een bepaling in de WOR op te nemen voor de situatie dat sprake is van een overgang van onderneming. Deze bepaling zal opgedeeld moeten worden in situaties. Ik stel voor in het eerste lid te bepalen dat bij overgang ex artikel 7:662 e.v. BW de ondernemingsraad mee overgaat van de vervreemder naar de verkrijger indien sprake is van behoud van eenheid. Heeft de

verkrijger reeds een ondernemingsraad, dan bestaan de twee ondernemingsraden naast elkaar die elk enkel bevoegdheden uitoefent ten aanzien van zijn eigen onderneming. Op het moment dat de zittingsperiode van één van de twee ondernemingsraden verloopt, dienen nieuwe verkiezingen te worden gehouden en gelden de eisen uit artikel 6 lid 2 en 3 WOR niet.

Voor het tweede lid stel ik voor om op te nemen dat indien sprake is van overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW en de onderneming niet als eenheid blijft bestaan, een aantal werknemers van de vervreemder worden toegevoegd aan de ondernemingsraad van de verkrijger voor maximale periode van 6 maanden. De overgenomen werknemers kiezen uit hun midden een aantal werknemers die deze taak op zich zullen nemen. Hier wordt een uitzondering gemaakt op artikel 6 lid 6 WOR. Er dienen zo spoedig mogelijk verkiezingen te worden gehouden voor een nieuwe ondernemingsraad waarbij de eisen uit artikel 6 lid 2 en 3 WOR niet gelden. Voor het derde lid stel ik voor een bepaling op te nemen voor de situatie dat er sprake is van overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW, de onderneming niet als eenheid blijft bestaan en de verkrijger geen ondernemingsraad heeft. In die situatie dient een tijdelijke ondernemingsraad te wordt ingesteld voor een maximale duur van 6 maanden. Deze tijdelijke ondernemingsraad bestaat uit de ondernemingsraadsleden van de vervreemder. Zij zullen enkel bevoegdheden hebben ten aanzien van de overgenomen werknemers. Verkiezingen voor een nieuwe ondernemingsraad dienen zo spoedig mogelijk gehouden te worden, waarbij de eisen uit artikel 6 lid 2 en 3 WOR niet gelden.

Voor het vierde lid stel ik voor om op te nemen dat bovenstaande leden tevens gelden in het geval dat slechts een onderdeel of vestiging wordt overgenomen. Indien onder de overgenomen

werknemers zich geen ondernemingsraadsleden bevinden, zullen de overgegane werknemers toegevoegd worden aan de bestaande ondernemingsraad, dan wel een kleine ondernemingsraad vormen. Dit zal weer voor een maximale duur van 6 maanden zijn en er dienen zo spoedig

mogelijk nieuwe verkiezingen te worden gehouden voor een nieuwe ondernemingsraad waarbij de eisen uit artikel 6 lid 2 en 3 WOR niet gelden.

Voor het vijfde, tevens het laatste lid, raad ik aan om op te nemen dat lid 1 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing zijn op de personeelsvertegenwoordiging ex artikel 35c lid 1 en 2 en artikel 35d lid 1 WOR.

7.3 Toelichting

Uitgangspunt van het nieuwe artikel is de bescherming van werknemers en conformiteit met de artikel 6 van de Richtlijn. In het artikel heb ik voor verschillende scenario’s regels opgenomen. Deze regels zijn gebaseerd op artikel 6 van de Richtlijn, artikel 21 par. 10 van de Belgische Bedrijfsorganisatiewet en par. 21a van de Duitse Betriebsverfassungsgesetz. Bij het opstellen van het artikel heb ik beoogd de rechten van werknemers zo goed mogelijk te beschermen, legitimiteit te waarborgen en de regeling zo eenvoudig mogelijk te houden.

Lid 1

In het eerste lid heb ik opgenomen dat de ondernemingsraad mee over gaat naar de verkrijger indien er sprake is van identiteitsbehoud en behoud van eenheid om artikel 6 Richtlijn zo volledig mogelijk te implementeren. Voor de situatie dat de verkrijger reeds een ondernemingsraad heeft, heb ik opgenomen dat de ondernemingsraden naast elkaar bestaan en slechts bevoegdheden uitoefenen ten aanzien van hun eigen onderneming. Hiermee is legitimiteit en bescherming altijd gewaarborgd. Met het opnemen van de laatste regel, omtrent de nieuwe verkiezingen na afloop van de zittingsperiode van één van de twee ondernemingsraden, heb ik beoogd zoveel mogelijk bescherming aan de werknemers te bieden. Zou gewacht moeten worden tot allebei de

zittingsperiodes afgelopen zijn, dan is het mogelijk dat een deel van de werknemers een lange tijd zonder vertegenwoordiging zitten. Om de werknemers van de vervreemder en de verkrijger een gelijkwaardige positie te geven, heb ik opgenomen dat de eisen omtrent het actief en passief kiesrecht uit worden gesloten. Dit kan mijns inziens gerechtvaardigd worden door het beschermende karakter van de Richtlijn.

Het tweede lid is opgenomen voor de situatie dat wel sprake is van identiteitsbehoud, maar niet van behoud van eenheid. Voor een dergelijke situatie schrijft artikel 6 lid 1 4e alinea van de

Richtlijn een overgangsregeling voor. Dit heb ik dan ook overgenomen en wel in de vorm die de Belgische wetgever gebruikt heeft. Ik heb de bepaling uit de Belgische wet wel aangepast. Waar in de Bedrijfsorganisatiewet is geregeld dat de ondernemingsraadsleden die overgaan worden

toegevoegd aan de ondernemingsraad van de verkrijger, heb ik opgenomen dat enkele werknemer van de vervreemder worden toegevoegd aan de ondernemingsraad van de verkrijger. Dit met de gedachte dat het mogelijk is dat, indien slechts een deel van een onderneming overgaat, geen enkel lid van de ondernemingsraad van de vervreemder mee over gaat. Op deze manier zullen de overgenomen werknemers vertegenwoordigd blijven door vertegenwoordigers die zij zelf gekozen hebben. Op artikel 6 lid 6 WOR zal een uitzondering moeten worden gemaakt, omdat de

ondernemingsraad tussentijds van aantal moet wijzigen. Dit is gerechtvaardigd door het

beschermende karakter van de Richtlijn. Net als in het eerste lid, worden lid 2 en 3 van artikel 6 WOR uitgesloten.

Lid 3

In lid 3 heb ik een regel opgenomen voor de situatie waarbij sprake is van behoud van identiteit, maar niet van eenheid en de verkrijger geen ondernemingsraad heeft. Ook voor dit lid heb ik de Bedrijfsorganisatiewet als voorbeeld genomen. Ik heb opgenomen dat een tijdelijke

ondernemingsraad dient te worden opgezet, bestaande uit werknemers van de vervreemder. Om de legitimiteit te waarborgen hebben deze ondernemingsraadsleden slechts bevoegdheden ten aanzien van de overgenomen werknemers. Binnen 6 maanden dienen verkiezingen te worden gehouden onder alle werknemers, wederom met uitsluiting van lid 2 en 3 van artikel 6 WOR.

Lid 4

In het vierde lid verklaar ik lid 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing bij situaties waarin slechts een onderdeel of vestiging van een onderneming overgedragen wordt.

Lid 5

In het vijfde lid verklaar ik lid 1 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing op de

personeelsvertegenwoordiging. Nu mijns inziens de personeelsvertegenwoordiging onder het begrip ‘werknemersvertegenwoordigers’ vallen, dienen de regels omtrent behoud van

medezeggenschap bij overgang van onderneming ook van toepassing te zijn op de personeelsvertegenwoordiging.

Bibliografie