• No results found

Conclusie & aanbevelingen

In document De WETS in de praktijk: taakstraffen (pagina 66-75)

In de beschreven casus in de inleiding is de verdachte, een EU-burger, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een delict dat normaliter met een taakstraf wordt bestraft. Verdachte is niet in aanmerking gekomen voor een taakstraf omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. In deze scriptie heb ik onderzocht of Nederland op deze manier tegen de geest van de WETS en de onderliggende kaderbesluiten in handelt. De vraag die

beantwoording behoeft is: “Hoe verhoudt de Nederlandse praktijk ten aanzien van de

oplegging van taakstraffen aan Europese onderdanen zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland maar wel in het land van herkomst zich tot de doelstelling en de

totstandkomingsgeschiedenis van de WETS?”

Om deze vraag te beantwoorden is in hoofdstuk 2 de totstandkomingsgeschiedenis van de WETS en de doelstelling hiervan besproken. Zo is er ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de WETS door het Verdrag van Amsterdam, de Europese Raad van Tampere, de kaderbesluiten 2008/909/JBZ en 2008/947/JBZ en de Kamerstukken van de Tweede Kamer uitvoerig te analyseren. De Europese Raad van Tampere heeft in het jaar 1999 het beginsel van wederzijdse erkenning tot hoeksteen gemaakt van de EU-strafrechtelijke samenwerking. Dit heeft geleid tot de totstandkoming van het kaderbesluit 2008/909/JBZ en het kaderbesluit 2008/947/JBZ die in de WETS zijn geïmplementeerd. De WETS schrijft een nieuwe regeling voor de overdracht en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen gewezen in andere EU-

lidstaten in Nederland en van Nederlandse strafvonnissen in andere EU-lidstaten die is gebaseerd op wederzijdse erkenning. Die houdt in dat iedere uitspraak van de EU-burger zonder lange procedures etc. kan worden toegestuurd naar de EU-lidstaat van herkomst, of de EU-lidstaat waar de verdachte zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft en waarmee hij

voldoende binding heeft.

Hoofdstuk 3 zoomt in op hetgeen ten aanzien van de taakstraf in de WETS is geregeld en met welke doelstelling. Dit hoofdstuk staat in het teken van het kaderbesluit 2008/947/JBZ en de wijze waarop dit is geïmplementeerd in de WETS. In hoofdstuk 3 van de WETS zijn alle bepalingen opgenomen die zien op de erkenning en tenuitvoerlegging van een

vrijheidsbeperkende maatregel – waaronder de taakstraf. Met dit kaderbesluit wordt beoogd om de rechtspositie van de persoon die in een andere lidstaat dan die waarin hij een vaste woon- of verblijfplaats heeft wordt vervolgd voor een strafbaar feit, te verbeteren. Het niet

hebben van een vaste woon- of verblijfplaats in een andere EU-lidstaat zou geen argument meer mogen zijn om af te zien van een voorwaardelijke of alternatieve straf. De rechters kunnen nu, met het oog op resocialisatie, EU-burgers een taakstraf opleggen indien dit

passend is, in plaats van een gevangenisstraf. Het beginsel van wederzijdse erkenning zorgt er namelijk voor dat een veroordeelde zijn straf niet kan ontlopen in het land van herkomst nu dit land verplicht is om de rechterlijke uitspraak te erkennen en ten uitvoer te leggen. Verder is de opzet van hoofdstuk 3 van de WETS uitvoerig besproken.

In het 4de hoofdstuk is nader bekeken hoe de taakstraf in Nederland is geregeld en wanneer en met welk doel de rechter deze oplegt. In het Wetboek van Strafrecht zijn de bepalingen die toezien op de taakstraf opgenomen. De doelstelling van de taakstraf is (net als de WETS en de kaderbesluiten) gericht op de resocialisatie van de verdachte. In dit hoofdstuk zijn de

Aanwijzing taakstraffen en de Aanwijzing kader voor strafvordering besproken. Deze bevatten de regels die in acht dienen te worden genomen bij het aanbieden van een taakstraf bij strafbeschikkingen en bij het eisen van een taakstraf door een OvJ ter zitting. In de LOVS- oriëntatiepunten en OM-richtlijnen is opgenomen voor welke gepleegde delicten normaliter een taakstraf wordt opgelegd. Ter illustratie zijn hiervan vier delicten besproken:

(eenvoudige) winkeldiefstal, zakkenrollerij, heling en openlijke geweldpleging. Bij het

bepalen (en het eisen van de straf) dient er o.a. rekening te worden gehouden met de ernst van het feit, de geleden schade (letsel of niet), de beoogde waarde bij heling, diefstal en

zakkenrollerij en of de verdachte een first offender, recidivist of frequente recidivist is.

In hoofdstuk 5 is onderzocht in welke gevallen de Nederlandse rechter een gevangenisstraf oplegt in plaats van een taakstraf bij de bestraffing van EU-burgers zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande. In hoofdstuk 6 is onderzocht wat de straftoemeting in soortgelijke zaken (hoofdstuk 5) is en hoe deze zich verhoudt tot die aan Nederlanders met een vaste woon- of verblijfplaats. De besproken uitspraken zijn ingedeeld in vijf categorieën: (1)

eenvoudige (winkel)diefstal first offender en recidivist, (2) diefstal in vereniging first offender en recidivist, (3) zakkenrollerij, (4) heling en (5) openlijke geweldpleging. De

oriëntatiepunten en richtlijnen adviseren voor deze delicten vaak een geldboete of een taakstraf. Er is ook een aantal gevallen geweest waarin er gekozen kon worden tussen een taakstraf en een gevangenisstraf. In hoofdstuk 5 koos de rechter veelvuldig voor een gevangenisstraf. In geen enkel geval is er een taakstraf opgelegd alhoewel de rechter dit in bepaalde gevallen wel “passend en geboden” achtte. De motivering was duidelijk, doch mijns

inziens kort door de bocht: de verdachte, tevens EU-burger, kwam niet in aanmerking voor een taakstraf omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had alhier. In hoofdstuk 6 heeft de rechter in soortgelijke zaken als die in hoofdstuk 5 aan bod zijn gekomen wel een taakstraf opgelegd.

Vervolgens zijn de opgelegde straffen met elkaar vergeleken. Uit de vergelijking van de besproken zaken is gebleken dat de EU-burgers veelvuldig zwaarder (lees: oplegging van gevangenisstraf) worden gestraft dan Nederlanders met een vaste woonadres alhier.

Ik concludeer, gelet op de geselecteerde en besproken uitspraken, dat verdachten zonder vaste woon- of verblijfplaats alhier relatief harder worden gestraft dan verdachten met een vaste woon- of verblijfplaats alhier. Rechters kiezen minder snel voor een taakstraf indien de verdachte geen woonadres heeft alhier. Zij zijn namelijk van mening dat de verdachte op deze manier zijn straf kan ontkomen doordat niemand erop kan toezien dat verdachte zijn

voorwaarden en dus zijn taakstraf voldoet. De WETS kan juist worden gebruikt om

taakstraffen te sturen naar het EU-land van herkomst en vaste woon- of verblijfplaats indien de verdachte wenst terug te keren. In bijna alle besproken gevallen spraken de EU-burgers dit ook uit. Dat de verdachte alhier geen vaste woonadres heeft kan geen reden zijn om af te zien van een taakstraf indien dit juist wel gewenst is. Daarnaast komt een taakstraf in het land van nationaliteit de resocialisatie van de EU-burger ten goede. De taakstraf “draagt bij aan

maatwerk in de sanctieoplegging, een humane benadering van veroordeelden en goede kansen voor normbevestiging en resocialisatie”. Deze doelstellingen komen mogelijk onder druk te staan indien EU-burgers zonder vaste woonplaats in Nederland maar wel in land van

herkomst, die in beginsel in aanmerking komen voor een taakstraf een gevangenisstraf opgelegd krijgen.

De casus die ik in het begin van mijn scriptie beschreef komt nog steeds regelmatig voor in de huidige Nederlandse strafrechtspraktijk. De WETS die gebaseerd is op wederzijdse erkenning en die tot stand is gekomen om ervoor te zorgen dat erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken in een ander EU-lidstaat zonder wikken en wegen kan plaatsvinden, blijkt in het geval van taakstraffen een dode letter. De WETS diende ervoor te zorgen dat de positie van een verdachte in een andere lidstaat, dan die waarin hij een vaste woon- of

verblijfplaats heeft, wordt verbeterd. Het niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats in het land van veroordeling, kon geen argument meer zijn om af te zien van het opleggen van

een taakstraf indien de verdachte hiervoor wel in aanmerking komt. Uit de besproken jurisprudentie blijkt dat de WETS op papier inderdaad de resocialisatie van de verdachte als uitgangspunt neemt en dat een EU-burger niet per se een vaste woon- of verblijfplaats alhier dient te hebben om een taakstraf, die passend en geboden wordt geacht, opgelegd te krijgen. Echter, uit de besproken vergelijking van soortgelijke zaken betreffende EU-burgers zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en Nederlanders met vaste woonadres alhier blijkt het tegendeel. Meerdere keren heeft de rechter bepaald dat de verdachte niet in aanmerking komt voor een taakstraf omdat hij hier geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en daarom een gevangenisstraf dient te verduren. De Nederlander die terecht staat voor een soortgelijk feit krijgt wel een taakstraf opgelegd. Opmerkelijk hieraan is dat de rechter wel degelijk bekend is met de WETS en de taakstrafregeling die hierin is opgenomen. We mogen er van uitgaan dat de rechter de WETS niet zomaar naast zich neerlegt en dat er mogelijk een andere verklaring is voor de vraag waarom de rechter zwaarder straft in de besproken uitspraken betreffende EU-burgers zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland maar wel in het land van herkomst ten opzichte van Nederlanders met een vaste woonadres in Nederland.

Een mogelijke verklaring waarom de rechter in geval van EU-burgers zonder vaste woon- of verblijfplaats alhier zwaarder straft dan in geval van Nederlanders met vaste woonadres alhier – in soortgelijke zaken – zou kunnen zijn dat de rechter rekening houdt met mobiel

banditisme. Het zou kunnen zijn dat dit leidt tot zwaardere straffen. Uit de door mij gebruikte uitspraken blijkt dit niet. Dit kan dus niet worden gecontroleerd in het kader van deze scriptie maar vergt nader onderzoek.

Een andere mogelijke verklaring voor het verschil in strafzwaarte zou erin gelegen kunnen zijn dat het niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de verdachte ook daadwerkelijk woont op het opgegeven adres in de EU-lidstaat van herkomst. De advocaat van de verdachte of de verdachte zelf heeft niet genoeg – of helemaal geen – onderbouwing aangeleverd dat hij ook daadwerkelijk op het gegeven adres woont.

Teneinde te voorkomen dat de taakstrafregeling in de WETS tot een dode letter blijft kom ik tot een aantal aanbevelingen.

Verdediging

De verdediging dient te onderbouwen dat de verdachte over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt in EU-land van herkomst. De verdediging kan dit makkelijk doen door een afschrift

van de ID-staat SKDB te overhandigen aan de rechter – indien dit niet al in het dossier zit – waarop het woonadres van de verdachte staat weergeven. Daarnaast staat in sommige EU- landen op de identiteitskaart het woonadres van de verdachte. Een kopie hiervan zou de verdediging aan de rechter kunnen overhandigen.

De verdediging dient ook aannemelijk te maken dat verdachte daar ook daadwerkelijk woont. Indien er geen twijfel bestaat over de vaste woon- of verblijfplaats van verdachte in de EU- lidstaat van herkomst, kan de rechter het ontbreken ervan niet als reden gebruiken om af te zien van het opleggen van een taakstraf en daarvoor in de plaats een gevangenisstraf op te leggen.

Burgerzaken

Wil de WETS goed werken, dan is het belangrijk dat ook de burgerzaken van de verschillende gemeenten in EU-landen goed samenwerken om vast te kunnen stellen dat de verdachte inderdaad woont op het opgegeven woonadres. Er dient een samenwerkingsverband tussen alle EU-lidstaten te bestaan opdat eenvoudig en snel kan worden gecontroleerd of de verdachte woont op het adres dat hij heeft opgegeven.

Literatuurlijst

Boeken

Bleichrodt & Vegter 2017

F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Wolters Kluwer 2017.

Glerum 2013

V.H. Glerum, De weigeringsgronden bij uitlevering. Een vergelijking en kritische evaluatie in

het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2013.

Horbach, Lefeber & Ribbelink 2007

N. Horbach, R. Lefeber & O. Ribbelink, Handboek internationaal recht, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2007.

Kalmthout & Durnescu 2008

A.M. Van Kalmthout & I. Durnescu, Probation in Europe, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008.

Swart 2001

A.H.J. Swart, Een ware Europese rechtsruimte: wederzijdse erkenning van strafrechtelijke

beslissingen in de Europese Unie, Deventer: Deventer Gouda Quint 2001.

Tijdschriften

Ouwerkerk 2012

J.W. Ouwerkerk, ‘Van WOTS naar WETS. Overname en overdracht van strafexecutie in de Europese Unie’, NTER 2012, nr. 6.

Klip 2013

Wermink, Blokland, Nieuwbeerta & Tollenaar 2009

H. Wermink, A. Blokland, P. Nieuwbeerta & N. Tollenaar, ‘Recidive na werkstraffen en na gevangenisstraffen. Een gematchte vergelijking’, Tijdschrift voor criminologie 2009/51, p. 221-227.

Jurisprudentie

Hoge Raad

HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6429.

Gerechtshof

Gerechtshof Amsterdam 10 maart 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BH5429. Gerechtshof Leeuwaarden 14 april 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0977. Gerechtshof Leeuwarden 05 november 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3310. Gerechtshof Leeuwaarden 19 april 2011, ELI:NL:GHLEE:2011:BQ1984. Gerechtshof ’s-Gravenhage 09 oktober 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BY9727. Gerechtshof Amsterdam 05 maart 2014, ECLI:GHAMS:2014:1205.

Gerechtshof Amsterdam 06 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1656. Gerechtshof Amsterdam 23 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:204:4028. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 augustus 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:5695. Gerechtshof Den Haag 19 januari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:4346.

Gerechtshof Amsterdam 26 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:157. Gerechtshof Amsterdam 27 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:172. Gerechtshof Amsterdam 15 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:932. Gerechtshof Amsterdam 02 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2224. Gerechtshof Den Haag 3 juni 2016, 22/003616-13 (niet gepubliceerd). Gerechtshof Amsterdam 05 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2644. Gerechtshof Amsterdam 13 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2808. Gerechtshof Amsterdam 29 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3119. Gerechtshof Amsterdam, 11 augustus 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3269. Gerechtshof Amsterdam 07 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5535. Gerechtshof Amsterdam 08 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3791. Gerechtshof Amsterdam 27 september 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5666.

Gerechtshof Amsterdam 27 september 2016, ECLI:GHAMS:2016:5667. Gerechtshof Amsterdam 08 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5194. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 december 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5687. Gerechtshof Amsterdam 18 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:339.

Gerechtshof Amsterdam 07 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:298. Gerechtshof Amsterdam 17 februari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:474. Gerechtshof Amsterdam 22 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:937. Gerechtshof Amsterdam 28 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1216. Gerechtshof Amsterdam 14 april 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1802.

Rechtbank

Rechtbank Zwolle-Lelystad 06 april 2009, ECLI:NL:RBZLY:BI2132. Rechtbank Zutphen 20 december 2010, ECLI:NL:RBZUT:2010:BO8084. Rechtbank Utrecht 06 februari 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BV2999. Rechtbank Noord-Nederland 25 februari 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:2416. Rechtbank Gelderland 13 augustus 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5184.

Rechtbank Noord-Nederland 02 december 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5990. Rechtbank Oost-Brabant 04 maart 2015, 01/845127-15 (niet gepubliceerd). Rechtbank Haarlem 16 juli 2015, 15/020965-15 (niet gepubliceerd).

Rechtsbank ’s-Hertogenbosch 08 oktober 2015, 01/153342-15 (niet gepubliceerd). Rechtbank Midden-Nederland 2 december 2015, 16/652518-15 (niet gepubliceerd). Rechtbank Den Haag 23 september 2016, 09/095136-14 (niet gepubliceerd).

Rechtbank Rotterdam 16 november 2016, 10/811342-16 (niet gepubliceerd). Rechtbank Amsterdam 01 mei 2017, 13/701644–17 (niet gepubliceerd).

Kamerstukken Kamerstukken II 1997-1998, 26 114, nr. 3. Kamerstukken II 2006-2007, 22 112, nr. 542. Kamerstukken II 2010-2011, 32 885, nr. 3. Kamerstukken II 2010-2011, 32 885, nr. 7. Staatscourant Staatscourant 2011, 22857.

Tractatenblad

Tractatenblad 1965, 55. Tractatenblad 1982, 53.

Wetsartikelen

➢ WETS

➢ Wetboek van Strafrecht

OM-richtlijnen

➢ Richtlijn voor strafvordering (winkel)diefstal/verduistering al dan niet met geweld. ➢ Richtlijn voor strafvordering zakkenrollerij

➢ Richtlijn voor strafvordering heling

➢ Richtlijn voor strafvordering openlijke geweldpleging

Kaderbesluiten

➢ Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de EU van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij onherroepelijke vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op tenuitvoerlegging ervan in de EU.

➢ Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de EU van 27 november 2008 (hierna: kaderbesluit 2008/947/JBZ) inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen.

Verdragen

Verdrag van 30 november 1964 inzake het toezicht op voorwaardelijk veroordeelden of voorwaardelijk in vrijheid gestelden.

Europese regelgeving

➢ PbEG 2008 L 327/27. ➢ PbEG 2008 L 337/102.

➢ Verslag van de commissie aan het Europees parlement en de raad betreffende de uitvoering door de lidstaten van de Kaderbesluiten 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ inzake de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen

betreffende vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen, inzake proeftijdbeslissingen en alternatieve straffen en inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (COM/2014/057 final, 5 februari 2014) ➢ Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere (15 en 16

oktober 1999). Geraadpleegde websites ➢ http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:52000DC0495 ➢ http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=URISERV%3Al33131 ➢ http://eur-lex.europa.eu/legal content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A32008F0947#ntr2- L_2008337NL.01010201-E0002 ➢ https://www.forensischezorg.nl/introductie/keten-forensische-zorg/3- reclasseringsorganisaties-3ro. ➢ https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Orientatiepunten-en-afspraken- LOVS.pdf ➢ https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/index/@97155/richtlijn-32/ ➢ https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/index/@88284/richtlijn-3e/ ➢ https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/index/@97154/richtlijn-2e/ ➢ https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/index/@88279/richtlijn-39/ Overig ➢ Aanwijzing taakstraffen

➢ Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken

➢ Informatieblad Wet Wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafvonnissen (WETS) op hoofdlijnen, DJI.

➢ Procedure Wots en Wets, DJI.

In document De WETS in de praktijk: taakstraffen (pagina 66-75)