• No results found

6.1 Ontheffing Flora- en faunawet

In het plangebied is nader onderzoek verricht naar vleermuizen, de gierzwaluw en de huismus. Uit dit onderzoek blijkt dat in totaal één zomerverblijfplaats (met solitaire win-terverblijffunctie) van de gewone dwergvleermuis, twee paarverblijfplaatsen (met soli-taire winterverblijffunctie) van de gewone dwergvleermuis, 14 nesten van de huismus en één nest van de gierzwaluw in de bebouwing binnen het plangebied aanwezig zijn.

Daarnaast vervult het groen een essentiële functie voor de huismussen (beschutting, voedsel voor jonge en volwassen huismussen) en de gewone dwergvleermuis (in paarterritoria).

In het plangebied zullen woningen en het aanwezige groen respectievelijk gesloopt en gerooid worden. Daarmee gaan alle strikt beschermde verblijf- en nestplaatsen verlo-ren, inclusief de bomen en het overig groen die als essentiële beschutting en foera-geergebied dienen. Zonder aanvullende maatregelen is dan sprake van een overtre-ding Flora- en faunawet. Om deze overtreovertre-ding te voorkomen, dient een ontheffing Flora- en faunawet aangevraagd te worden en moeten mitigerende maatregelen wor-den uitgevoerd.

Binnen het plangebied zijn wel nog woonblokken aanwezig waarin geen strikt be-schermde nest- en verblijfplaatsen zijn vastgesteld. Vanwege het intensieve onder-zoek volgens de geldende protocollen, kunnen strikt beschermde nest- en verblijf-plaatsen juridisch gezien worden uitgesloten in deze woonblokken. Zie hiervoor navolgende afbeelding. Deze woonblokken mogen zonder ontheffing Flora- en fauna-wet en mitigerende maatregelen worden gesloopt. Wel dient ook hier te allen tijde re-kening gehouden te worden met de zorgplicht en de broedperiode van vogels.

SAB 28

6.2 Ontheffing aanvragen

Het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen waarbij strikt beschermde soorten (zoals de gewone dwergvleermuis, huismus en gierzwaluw) worden verstoord is wettelijk gezien mogelijk als men in het bezit is van een ontheffing Flora- en faunawet. Een dergelijke ontheffing dient aangevraagd te worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Neder-land (RVO). De behandeltermijn van de aanvraag is doorgaans 16 weken.

Bij het indienen van een aanvraag ontheffing Flora- en faunawet dient een projectplan te worden opgesteld. In dit plan wordt onder andere de verspreiding van de betreffen-de beschermbetreffen-de soorten in het plangebied verwoord alsmebetreffen-de het (wettelijk) belang van de ingreep onderbouwd. Daarnaast dient een uitgebreide alternatievenafweging plaats te vinden over waarom de verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen niet is te voor-komen.

6.3 Mitigerende maatregelen treffen

In de soortenstandaarden van de gewone dwergvleermuis, gierzwaluw en huismus is een basisset aan mitigerende maatregelen opgenomen. De maatregelen bestaan over het algemeen uit het tijdig ophangen van vervangende nest- verblijfplaatsen in de

di-SAB 29

recte omgeving; het ongeschikt maken van de huidige nest- verblijfplaatsen; en het inbouwen van permanente voorzieningen in de nieuwe situatie. Bij de ontheffingsaan-vraag wordt een mitigatieplan toegevoegd waarin specifiek uiteen wordt gezet welke maatregelen getroffen moeten worden en aan welke eisen moet worden voldaan. Als de ontheffing verleend wordt, kunnen in de ontheffing mogelijk nog aanvullende maat-regelen en eisen zijn opgenomen.

De mitigerende maatregelen moeten eerst functioneel zijn voordat de huidige nest- en verblijfplaatsen gesloopt mogen worden. Er dient daarom rekening gehouden te wor-den met een gewenningsperiode die meerdere maanwor-den tot een jaar kan duren. Om de mitigerende maatregelen volgens de gestelde eisen uit te voeren, adviseren wij om de maatregelen te laten begeleiden door een ecoloog met kennis van de gewone dwergvleermuis, gierzwaluw en huismus.

6.4 Broedperiode en zorgplicht

Buiten het rekening houden met gewone dwergvleermuizen, gierzwaluwen en huis-mussen dient ook altijd rekening gehouden te worden met de zorgplicht (artikel 2 Flo-ra- en faunawet) en broedende vogels. Derhalve gelden hiervoor ook onderstaande twee voorwaarden.

 De zorgplicht is altijd van toepassing. Iedereen moet voldoende zorg in acht ne-men voor alle in het wild levende dieren, planten en hun leefomgeving. Dit kan bij-voorbeeld door de werkzaamheden te verrichten buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen). Ook kan er gefaseerd worden gewerkt om dieren de kans te geven om te vluchten.

 Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in de broedperiode, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. De broedperiode loopt globaal van half maart tot half augustus. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De start van de werkzaamheden dient daarom plaats te vinden buiten de broedperiode.

6.5 Vrijblijvende aanbevelingen

Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet is ook een vrijblij-vende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied. Als namelijk bomen en struiken worden geplaatst in de nieuwe situatie, bevelen wij in-heemse boom- en struiksoorten aan. Deze soorten komen van oorsprong in Neder-land voor. Dergelijke soorten zorgen voor een hogere biodiversiteit in het gebied dan uitheemse soorten. Inheemse soorten trekken bijvoorbeeld meer insecten aan dan uitheemse soorten. Er is dan meer voedsel voor bijvoorbeeld vogels en vleermuizen voorhanden.

6.6 Vervolgstappen

 Aanvragen ontheffing Flora- en faunawet voor de gewone dwergvleermuis, gier-zwaluw en huismus;

 Opstellen mitigatieplan voor deze soorten (onderdeel van de ontheffingsaanvraag);

SAB 30

 Uitvoeren mitigerende maatregelen.

6.7 Gevolgen Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 treedt de nieuwe Wet natuurbescherming in werking. Onder deze wet zijn deels nieuwe soorten en beschermd en is een aantal soorten niet meer aan-vullend beschermd. De onderzochte soorten in dit onderzoek blijven allemaal strikt beschermd. De conclusies worden daardoor niet gewijzigd.

GERELATEERDE DOCUMENTEN