heb ik geanalyseerd in hoeverre deze passages in overeenstemming waren met de moderne opvatting, dat σχολή vooral gelezen zou moeten worden als een term die verwijst naar het intellectuele leven. Hieronder volgt een beknopt overzicht van mijn bevindingen: Nr. Bekker verwijzing Mate van overeenstemming met moderne opvatting
1 1273a3235 geen, want σχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor het
praktische leven.
2 1273a3235 wel, σχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor intellectuele
activiteit
3 1292b2529 geen, want σχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor het praktische leven.
4 1308b3336 geen, σχολή verwijst naar 'vrije tijd' in de meest basale zin.
5 1322b381323
a3 geen, Erwerbstätigkeit, of anders naar de tijd voor sport en spel.σχολή verwijst naar 'vrije tijd' in de in de zin van 6 1323b38 geen, σχολή is niet een voorwaarde voor intellectuele activiteit,
maar wordt gebruikt om de activiteit zelf uit te drukken.
7 1326b3033 geen, σχολή verwijst naar 'vrije tijd' in de meest basale zin. 8 1328b341329
a3 ten dele, intellectueel leven en praktisch leven. Aristoteles laat de precieze σχολή verwijst zowel naar de voorwaarde voor een
invulling hiervan open.
910 1333a401333
b5 wel, activiteitσχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor intellectuele 111 3 1334a131334 a25; 1334a261334 a34; 1334a341334 a39 ja en nee, Aristoteles laat ten eerste zien dat σχολή zeker het gezicht kan hebben van intellectuele activiteit, maar dat een tegenovergestelde invulling net zo goed mogelijk is 14 1337b815 wel, σχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor intellectuele activiteit 151 7 1337b2833; 1338a141338 a23; 1338a51338a 13 zeker, de meest duidelijke passage.
18 1341a2932 wel, σχολή wordt vooral gezien als voorwaarde voor intellectuele activiteit
Deze achttien passages laten zien dat Aristoteles in het eerste deel van de Politica een ander σχολήbegrip hanteert dan het laatste deel, dat vooral boek VIII beslaat. In de eerste boeken gebruikt Aristoteles σχολή vooral in neutrale zin, terwijl dit woord in het laatste boek een normatieve dimensie krijgt als voorwaarde voor een intellectueel, en dus tevens een gelukkig leven. Uit deze constatering kun je meerdere conclusies trekken.
Ten eerste is het onzorgvuldig σχολή altijd in het licht te zien van het intellectuele leven: dit zou een aantrekkelijke conclusie kunnen zijn geweest, en zou ook voor de hand liggen wegens het etymologische verband met woord 'school'. Zij doet echter geen recht aan het gebruik in Aristoteles' Politica. Wanneer men in cultuurfilosofische studies dan over σχολή spreekt, zou het beter zijn om een gekwalificeerde notie van dit begrip te geven door bijvoorbeeld specifieker naar Aristoteles' Politica boek VIII te verwijzen in plaats van de Aristoteles' Politica als geheel, of nog minder accuraat, naar Aristoteles als denker of de Griekse cultuur in haar geheel. Ik hoop dat dit onderzoek een bijdrage aan deze precisie heeft kunnen leveren. Een nauwkeuriger conclusie zou dan de vaststelling zijn dat de betekenis van contextafhankelijk is. In een algemeen politieke context van descriptieve aard σχολή
zoals te vinden in de eerste boeken van de Poltica krijgt σχολή een navenant neutralere betekenis. In een dergelijke context verwijst σχολή veeleer naar 'vrije tijd' als tegenhanger van de tijd van 'werk'. De invulling van deze algemene term 'werk' geeft σχολή haar betekenis. Concreet betekent dit dat iemand met regulier werk (bv. een schoenmaker) geen tijd heeft voor een politiek leven. Vice versa heeft iemand die zich wel bezig houdt met politiek geen tijd voor zijn eigen zaken noch het intellectuele leven. Op deze manier is σχολή vooral de vrijgestelde tijd om juist te doen wat tegengesteld is aan wat je doet. Voor sommigen is dat σχολή voor politiek, voor anderen σχολή voor het intellectuele leven.
Als de betekenis van σχολή contextgevoelig is, rijst de vraag of Aristoteles een basisnotie hanteerde naast een normatief begrip: basisσχολή naast idealeσχολή. Aristoteles wijdt Boek VII en VIII sowieso aan de opvoeding van polis waarin in het algemeen sprake is van een normatief model: de ideale opvoeding, waarbij dan ook een ideale σχολή zou horen. Basisσχολή zou in deze opvatting verwijzen naar 'vrije tijd' in meest basale zin en idealeσχολή komt dan overeen met de moderne opvatting die ik geformuleerd heb in de inleiding. Bovendien zou men de vraag kunnen stellen of deze dynamiek binnen de Politica niet alleen laat zien dat de betekenis van σχολή contextafhankelijk is, maar dat er zelfs sprake is van een bepaalde opmaat naar het ideale begrip. Zoals in de Ethica Nicomachea in boek X het intellectuele leven als preferabel wordt verklaard,
zou men ook mutatis mutandis het σχολήidee kunnen lezen in de Politica. Aristoteles
zou dan in het eerste deel van de Politica σχολή als descriptief fenomeen hebben gebruikt om later duidelijk toe te werken naar het standpunt dat er ook een verhevener vorm bestaat: σχολή omwille van het intellectuele leven. Dit is een aantrekkelijke
lezing, vooral wegens de parallel met de Ethica. Niettemin is het lastig voor deze lezing tekstuele ondersteuning te vinden.
Onbedoeld komt de conclusie van mijn onderzoek heel dicht in de buurt bij het werk van Solmsen en Mikkola die terecht hebben gewezen op eenzelfde dynamiek in betekenis binnen Aristoteles' Politica zelf. Zij hebben hier conclusies aan verbonden die betrekking hadden op de compositie van dit werk, waarover ik niets gezegd heb en mij niet in verdiept heb. Het feit dat de filologische conclusies van dit onderzoek nauw overeenkomen met hun resultaten laat zien dat er sprake kan zijn van een zekere wetenschappelijke basis. Dit onderzoek zou kunnen dienen als verdere ondersteuning van hun bevindingen dat Aristoteles met de eerste boeken een heel andere doelstelling had dan met boek VIII van de Politica. Vervolgonderzoek zou gedaan kunnen worden naar Aristoteles' σχολήgebruik in zijn gehele corpus, met in het bijzonder de Ethica Nicomachea en de Magna
Moralia. Onderzoek naar deze werken zou kunnen zorgen voor een nog accurater beeld van wat σχολή precies betekent. Bovendien kan dit onderzoek als basis dienen voor een vergelijking met een andere auteur zoals Plato, wiens gebruik van σχολή in de Phaedrus en Theaetetus tot even interessante conclusies zou kunnen leiden. Hieruit zou kunnen blijken of de claim van Stocks correct is, die beweert dat het aristotelische concept overeenkomt met die van Plato.90 Dergelijk vervolgonderzoek hoeft zich niet noodzakelijkerwijs te beperken tot de Grieken, aangezien een vergelijkend onderzoek met otium (bv. in Cicero) zich even goed leent voor een filologische analyse.
In ieder geval bevindt het belangrijkste gebruik van σχολή binnen het aristotelische corpus zich in de Politica. Ik hoop dat deze scriptie hier een beter begrip van heeft gegeven.
Utrecht, 2 juli 2015.
Bibliografie
Anastasiadis, V. (2004). "Idealized σχολή and disdain for work: aspects of philosophy and politics in ancient democracy" in: The Classical Quaterly. Volume 54, Issue 1. 5879.
Balme, M. (1984). "Attitudes to Work and Leisure in Ancient Greece. Volume 31, Issue 2. 140-152.
Bekker, I. (1831). Aristotle's Politics. Oxford: Clarendon Press.
Bunting, M. (2004). Willing Slaves: How the Overwork Culture is Ruling
Our Lives. London: Harper Collings.
Bywater, J. (1894). Aristotle's Nicomachean Ethics. Oxford: Clarendon Press.
Cawkwell, G. (1983) "The Decline of Sparta" in: The Classical
Quarterly. Volume 33. 385-400.
De Grazia, S. (1962). Of Time, Work & Leisure. New York: The Twentieth Century Fund.
Destrée, P. (2013). "Education, leisure, and politics" in: The
Cambridge Companion to Aristotle's Politics. Cambridge:
Cambridge University Press.
Fleming, D., L. Allen & R. Barcelona (2011). "Back to the future: The potential relationship between leisure and education" in: New Directions for Youth Development. Number 130. 4357. Fox, K. & E. Klaiber (2006). "Listening for a Leisure Remix" in: Leisure Sciences: An Interdisciplinary Journal. 28:5. 411430. Hemingway, J. (1988) "Leisure and Civility: Reflections on a Greek Ideal" in: Leisure Sciences. Volume 10. 179191. Hemingway, J. (2009) "Leisure, Virtue, Politics, and Work: An Aristotelian Excursus". http://www.jhemingway.net/515_Mats/515_Readings/
Jaeger, W. (1954). Paideia: The Ideals of Greek Culture. Oxford: Basil Blackwell.
Kessels, T. (2010). Aristoteles' Politica (vertaling). Groningen: Historische Uitgeverij.
Keyt, D. (1999). Aristotle's Politics: Books V and VI (translation and commentary). Oxford: Oxford University Press.
Kraut, R. (1997). Aristotle's Politics: Books VII and VIII (translation and commentary). Oxford: Oxford University Press.
Mikkola, E. (1958). "<<Schole>> bei Aristoteles" in: Arctos: Acta Philologica
Fennica Nova Series. Volume II. 6887.
Ober, J. (1989). Mass and Elite in Democratic Athens. Princeton: Princeton University Press.
Pieper, J. (1989). An Anthology. San Francisco: Ignatius. Pieper, J. (2003). Rust en beschaving. Baarn: Aspekt.
Rackham, H. (1967). Aristotle's Politics. London: William Heinemann Ltd.
Ross, W.D. (1924). Aristotle's Metaphysics. Oxford: Clarendon Press. Saunders, T. (1995). Aristotle's Politics: Books I and II (translation
Schütrumpf, E. (2005). Aristoteles' Politik Buch VII/VIII. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
Schütrumpf, E. & H.-J Gehrke (1996). Aristoteles' Politik Buck IV-VI. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
Sertillanges, A. (1948). Het intellectuele leven: geest, voorwaarden
en methodes. Cuijk: Foreholte.
Skidelsky, E. & R. Skidelsky. (2012). How Much Is Enough?. London: Allen Lane.
Slootweg, T. & L. Smit (2004). Bij tijd en wijle: essays over rust als
ethos. Baarn: Aspekt.
Solmsen, F. (1964) “Leisure and Play in Aristotle's Ideal State” in:
Rheinisches Museum für Philologie. 107. 193–220.
Stocks, J. (1936). "ΣΧΟΛΗ" in: The Classical Outlook. 30. 177187.
Sylvester, C. (1999). "The Classical Idea of Leisure: Cultural Ideal or Class Prejudice" in: Leisure Sciences. 21. 316.
Taylor, C. (1995). "Politics" in: The Cambridge Companion to
Aristotle. Cambridge: Cambridge University Press.